26 682
Internationaal cultuurbeleid en besteding van HGIS-Cultuurmiddelen

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2004

Met verwijzing naar mijn brief van 13 februari jl. met kenmerk Kamer 26 682 nr. 7, wil ik u graag informeren over het ondertekende landenspecifieke beleidskader met Ghana.

Uw kamer is bij brief van 5 april 2002 (27 432, nr. 51) geïnformeerd over de implementatie van het gemeenschappelijk cultureel erfgoedbeleid, voor wat betreft de culturele relaties die Nederland met onder andere een aantal voormalige overzeese gebiedsdelen onderhoudt. Mede door de aandacht van uw Kamer voor het gemeenschappelijk cultureel erfgoed is dit een thematische prioriteit binnen het internationaal cultuurbeleid geworden. De wijze waarop door de beide betrokken departementen hieraan invulling wordt gegeven is neergelegd in het Raamwerk gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Dit raamwerk, dat uw Kamer toeging (27 032, nr. 2), vormt het Nederlandse uitgangspunt voor internationale samenwerking op het terrein van het gemeenschappelijke cultureel erfgoed. De belangrijkste doelstelling is het gemeenschappelijke werken aan duurzaam (fysiek) behoud van gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

Het is de intentie om te komen tot een landenspecifieke invulling van het algemene raamwerk. Wederzijdse politieke en inhoudelijke betrokkenheid is immers een eerste voorwaarde voor samenwerking. Door het afsluiten van landenspecifieke beleidskaders kan rekening gehouden worden met de bijzondere omstandigheden ter plekke en wordt draagvlak verkregen.

Voor Suriname, Sri Lanka en Zuid-Afrika zijn respectievelijk in 2001, 2003 en 2004 landenspecifieke beleidskaders tot stand gekomen. Op 31 mei jl. is het beleidskader voor samenwerking tussen Ghana en Nederland door mij ondertekend. De tekst hiervan gaat u als bijlage toe.¹

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

A. Nicolaï

---

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.