26 682
Internationaal cultuurbeleid en besteding van HGIS-Cultuurmiddelen

26 591
Cultuurbeleid 2001–2004

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 31 januari 2000

Onder verwijzing naar de daartoe gedane toezegging tijdens het Algemeen Overleg op 18 november 1999 (26 682/26 591, nr. 3) treft u hieronder een toelichting aan op de procedures, richtlijnen en criteria met betrekking tot aanvragen van HGIS-cultuursubsidies.

De criteria aan de hand waarvan HGIS-cultuursubsidies kunnen worden verstrekt, zijn aangegeven in de HGIS-brief die u recent ontvangen heeft. Vooropgesteld dat aanvragen voldoen aan kwaliteitsnormen zijn vervolgens een aantal aanvullende criteria van toepassing zoals regionale en thematische prioriteiten. Deze prioriteiten zijn bedoeld om in de veelheid van aanvragen een zekere selectie toe te kunnen passen, waarmee – gegeven de beperkte middelen in verhouding tot het aantal aanvragen – meer concentratie en diepgang van buitenlands culturele activiteiten kunnen worden bereikt. Ongewenste versnippering van gelden kan daarmee worden tegengegaan.

Aan het kwaliteitscriterium wordt op twee manieren de hand gehouden. Voor zover HGIS-cultuurmiddelen zijn/worden gedecentraliseerd naar bestaande fondsen (op termijn een bedrag van maximaal 50% van het totale HGIS-cultuurbudget), geschiedt toetsing op kwaliteit – precies als bij andere aanvragen – door binnen de fondsen opererende adviescommissies.

Zoals in de brief van 14 juli 1999 is uiteengezet, heeft het HGIS-cultuurbudget – als expliciete aanvulling op de reguliere budgetten en door de gezamenlijke verantwoordelijkheid van BZ en OCenW – een bijzonder en specifiek karakter en een eigen beheersregiem dat ondergetekenden graag willen behouden. Tegelijkertijd kan de inzet van deze middelen aan betekenis en effectiviteit winnen indien er een grotere afstemming met de reguliere, door OCenW beschikbaar gestelde middelen voor internationale uitwisseling. Ook projectaanvragen van fondsen en relatief grote sectorinstellingen moeten in dat verband meer bezien worden in de context van hun totale internationale activiteiten.

De HGIS-middelen bij de fondsen zijn uiteraard vooral bestemd voor die activiteiten die naar hun aard verwant zijn aan de overige internationale activiteiten die vanuit de fondsen reeds worden gesubsidieerd. In die zin zijn deze extra budgetten voor de fondsen dan ook te beschouwen als verruiming van hun internationale taakstelling, zij het nadrukkelijk binnen het kader van de HGIS-criteria.

De uitbesteding van HGIS-cultuurmiddelen moet de betreffende fondsen en instellingen meer betrekken en meer armslag geven bij de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid. Uitbesteding draagt voorts bij aan betere afweging en prioritering, effectievere administratieve en technische afhandeling en is in algemene zin ook conform het bestaande uitgangspunt om de beleidsuitvoering zoveel mogelijk op afstand van de overheid te plaatsen.

Voor zover aanvragen rechtstreeks in behandeling komen bij de HGIS-cultuurcommissie – het zal dan vooral gaan om grotere, statelijke projecten –, vindt een globale kwaliteitstoetsing plaats op basis van de vraag of de betreffende aanvrager structureel subsidie ontvangt via de cultuurnota, dan wel incidenteel via een fonds. Hierbij zijn ook de relevante vaksectoren van het ministerie van OCenW betrokken. Wanneer een aanvrager geen cultuurnotasubsidie ontvangt, wordt extern advies ingewonnen. Betreft het activiteiten op het terrein van het cultureel erfgoed, dan gebeurt dat bij de commissie Gemeenschappelijk Erfoed Overzee (GEO), een gemengde commissie bestaande uit deskundigen uit het werkveld en vakambtenaren.

Zowel bij behandeling van aanvragen door de HGIS-cultuurcommissie als door de fondsen is een adviserende rol voorzien voor de post waar een betreffende activiteit is gepland. Dit laatste betreft een toets op de uitstraling van de betreffende speelplek, de kwaliteit van buitenlandse partners en eventueel de betekenis voor de intensivering van de bilaterale culturele betrekkingen met het betreffende land. Het inwinnen van advies bij de betreffende post is verplicht. Voor fondsen zal deze verplichting in de volgende cultuurnotaperiode overigens ook gaan gelden voor hun internationale activiteiten buiten HGIS-verband. Adviezen van de posten zijn zwaarwegend, maar niet bindend. Een negatief advies van die kant, bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een lokaal draagvlak of ernstige twijfels over de lokale organisatie kan eveneens doorslaggevend zijn voor een te nemen besluit.

De eigen rol van de posten in de procedure is noodzakelijk om op voorhand een volledig en afgewogen beeld te krijgen van de betekenis en het effect van een buitenlandse activiteit in al haar facetten. Met de voorgenomen versterking van de culturele functie wordt onder meer beoogd de posten voor deze rol nog beter te equiperen.

In het gehele traject zullen wij er vanzelfsprekend op toezien dat ook bij decentralisatie van de regeling naar de fondsen een algeheel overzicht behouden blijft van de besteding van de HGIS-middelen en het HGIS-profiel daadwerkelijk bewaard blijft. De fondsen zullen mede op dit punt achteraf verantwoording dienen af te leggen; de rapportages terzake zullen in het jaarlijkse overzicht van gehonoreerde en niet-gehonoreerde aanvragen worden opgenomen. Op basis van deze «monitoring» kunnen t.z.t. eventueel nadere voorwaarden worden gesteld.

In overleg met de SICA zal worden bezien in hoeverre van die kant ondersteuning gegeven kan worden in de vorm van nadere analyse en informatieverstrekking.

Een mogelijke rol van de SICA kan ook gelegen zijn in de sfeer van voorlichting over de HGIS en bij tussentijdse evaluatie-momenten. Inmiddels is de SICA overigens al gestart met een aantal voorlichtingsbijeenkomsten ten behoeve van het culturele veld. Vanuit de beide departementen wordt aan deze bijeenkomsten medewerking verleend.

Voor wat betreft de HGIS-cultuurmiddelen is al met al sprake van een gedegen toetsingstraject, dat in zijn uitwerking in het veld een positief onthaal gekregen heeft. In weerwil van een procedure waarin subsidie-aanvragen van verschillende kanten van adviezen worden voorzien, wordt een aanvraagprocedure in beginsel binnen 3 maanden afgerond. Deze periode blijkt in de praktijk nodig niet alleen vanwege de procedure zelf, maar ook om – veelal in overleg met de betrokken indiener – tot een volledige aanvrage te komen, die vervolgens ook daadwerkelijk in behandeling kan worden genomen en waarover op verantwoorde wijze te besluiten valt.

Voor wat betreft de decentralisatie van middelen naar de fondsen zijn inmiddels overeenkomsten gesloten met de Mondriaanstichting (NLG 1 miljoen voor 1999 en NLG 1 miljoen t/m 2001), het Literair Produktie- en Vertalingenfonds (NLG 1 025 525 voor 1999 t/m 2000), het Fonds voor de Podiumkunsten/Fonds voor Amateuristische Kunstbeoefening, Donemus/Gaudeamus (NLG 800 000 voor de periode 1999 t/m 2001) en het Nederlands Architectuurinstituut (NLG 500 000 voor 1999, NLG 550 000 voor 2000). Met het Theaterinstituut Nederland, het Nationaal Popinstituut, het Virtueel Platform, Holland Film, de Rijksarchiefdienst en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg wordt nog gesproken.

De HGIS-cultuurcommissie heeft op ruime schaal een folder met informatie over inhoud en procedure van het HGIS-cultuurfonds verspreid. De verschillende fondsen hebben hun eigen voorlichtingstraject. Het ligt in het voornemen om de folder op korte termijn te vernieuwen en mogelijk ook met behulp van de SICA de voorlichting verder te intensiveren.

De behandeling van subsidieverzoeken waarbij een beroep gedaan wordt op de HGIS-cultuurmiddelen is gelijk aan de gebruikelijke procedure voor de behandeling van subsidieverzoeken zoals deze is voorzien in de Awb. Subsidieverzoeken worden ingediend bij één van de beide ministeries of bij één van de betrokken fondsen. Subsidieverzoeken dienen te voldoen aan een aantal vereisten, waardoor een inzicht verkregen kan worden in de organisatie, de financiële haalbaarheid van het project, medefinanciering door derden, etc. De gebruikelijke eisen waaraan een begroting dient te voldoen worden getoetst door een interne accountant. Na het eerder beschreven adviestraject nemen – althans voor wat betreft de aan de HGIS-commissie voorgelegde subsidie-aanvragen – ondergetekenden een definitief besluit. Tegen subsidiebeschikkingen van de HGIS-cultuurcommissie of HGIS-beschikkingen van de fondsen kan conform de Awb bezwaar worden ingediend. In beide gevallen wordt achteraf verantwoording afgelegd via openbare verslaglegging, onder meer aan het parlement.

Sinds 1997 zijn 173 projectvoorstellen goedgekeurd en 61 projectvoorstellen afgewezen (waarvan in 1999 61 goedkeuringen en 10 afwijzingen).

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

D. A. Benschop

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Naar boven