nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt de zinsnede «staat van hun gemeenschappelijke
gewone verblijfplaats» vervangen door: staat waar de vrouw en de man
elk hun gewone verblijfplaats hebben.
B
In de laatste zin van artikel 2, vierde lid, wordt na de zinsnede «gehuwd
geweest zijnde» ingevoegd: nog levende.
C
In artikel 5 wordt na de zinsnede «de toestemming van de moeder»
het woord «of» vervangen door: ,onderscheidenlijk.
D
In artikel 6, tweede lid, wordt na de zinsnede «Is de man»
ingevoegd: of de moeder.
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste en het tweede lid wordt de zinsnede «worden de
gevolgen» vervangen door: wordt de inhoud.
b. In de tweede zin van het tweede lid wordt «worden» vervangen
door: wordt.
Toelichting
De wijzigingen onder A, B, C en E worden voorgesteld naar aanleiding van
opmerkingen die in het verslag zijn gemaakt. De wijziging onder A beoogt tot
uitdrukking te brengen dat de vrouw en de man weliswaar in eenzelfde staat
gewone verblijfplaats moeten hebben, maar dat zij binnen die staat niet noodzakelijk
een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats behoeven te hebben. De wijziging
onder B bewerkstelligt dat in geval van buitengerechtelijke ontkenning van
het vaderschap het vereiste van instemming van de (ex)-echtgenoot niet wordt
gesteld als deze reeds is overleden. De wijziging onder C is van puur redactionele
aard. Zij brengt de formulering van artikel 5 in overeenstemming met die van
artikel 4. De wijziging onder E is eveneens van redactionele aard. Door vervanging
van «de gevolgen» door «de inhoud» wordt de tekst
van het artikel in overeenstemming gebracht met het kopje van het desbetreffende
hoofdstuk. Door de wijziging onder D, ten slotte, wordt bereikt dat artikel
6 rekening houdt met de situatie waarin de moeder op het tijdstip van de indiening
van het verzoek om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is overleden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals