26 671
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Telecommunicatiewet in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II)

nr. 11
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 mei 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

1

In Artikel II komt onderdeel C te luiden als volgt:

C

In artikel 125k, eerste lid, wordt «bij een doorzoeking of bij toepassing van artikel 125j» vervangen door: indien toepassing is gegeven aan artikel 125i of artikel 125j.

2

In Artikel II, onderdeel G, wordt in artikel 126m, zesde lid, de zinsnede «bij of terstond na de toepassing van het eerste lid» vervangen door: indien toepassing is gegeven aan het eerste lid.

3

In Artikel II wordt na onderdeel If een onderdeel toegevoegd, luidende als volgt:

Ifa

Artikel 126ij wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden als volgt:

1. In een geval als bedoeld in artikel 126i, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, overeenkomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door:

a. goederen af te nemen van de verdachte,

b. gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk af te nemen van de verdachte, of

c. diensten te verlenen aan de verdachte.

2. In het vierde lid, onderdeel c, wordt na «goederen» ingevoegd: , gegevens.

Toelichting

De onderdelen 1 en 2 betreffen een zodanige wijziging van de artikelen 125k en 126m dat een bevel tot het verschaffen van toegang tot een beveiligde computer c.q. tot het verlenen van medewerking aan het ontsleutelen van daarin aangetroffen gegevens ook nog kan worden gegeven nadat de doorzoeking als zodanig is beëindigd. Onderdeel 3 strekt ertoe om, naast de regeling van de pseudokoop, ook de regeling van de burgerpseudokoop aan te vullen met de mogelijkheid om in dat kader gegevens af te nemen van verdachte personen. De wijzigingen zijn aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag (26 671, nr. 10, par. 4 en 7).

1

Volgens het op dit moment geldende artikel 125k Sv moet een bevel tot het verschaffen van toegang tot een beveiligd geautomatiseerd werk worden gegeven «bij» de doorzoeking. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Computercriminaliteit-II werd uiteengezet dat dit te beperkt is omdat het in de praktijk regelmatig voorkomt dat bij een doorzoeking alleen de gegevens worden gekopieerd, waarna een nader onderzoek van die gegevens vervolgens op het politiebureau geschiedt. Daarom werd voorgesteld de periode voor het geven van een bevel te verruimen tot «terstond na» de doorzoeking. In de toelichting werd uiteengezet dat met deze term aansluiting werd gezocht bij de definitie van ontdekking op heterdaad. Nadeel hiervan is echter dat de periode waarbinnen het bevel moet worden gegeven nog steeds gekoppeld is aan het moment van de doorzoeking als zodanig, terwijl het in de praktijk juist nogal eens voorkomt dat pas bij het onderzoek van de gegevensdrager of de gegevens zelf – als de doorzoeking als zodanig al is beëindigd – wordt geconstateerd dat er sprake is van (misschien: nog) een beveiliging. Ik acht het wenselijk dat ook in zo'n geval nog een bevel kan worden gegeven. Het is niet wenselijk en ook niet nodig om aan die bevoegdheid een specifieke tijdsgrens te stellen. De wijziging krijgt plaats in het eerste lid van artikel 125k, handelend over de beveiliging van het geautomatiseerde werk als zodanig, maar is ook van belang indien de aangetroffen gegevens versleuteld zijn, omdat in het tweede lid van artikel 125k het eerste lid van overeenkomstige toepassing wordt verklaard indien in een geautomatiseerd werk versleutelde gegevens worden aangetroffen.

2

In artikel 126m, zesde lid, zoals opgenomen in het wetsvoorstel is een aan artikel 125k verwante regeling opgenomen voor het geval bij het opnemen van communicatie blijkt dat deze versleuteld is. Ook in dat geval kan ook na het opnemen van de communicatie nog blijken dat sprake is van een versleuteling. En ook in dat geval acht ik het noodzakelijk dat het bevel tot ontsleuteling ook dan nog kan worden gegeven.

3

In het wetsvoorstel was artikel 126i Sv – de regeling van de pseudokoop en -dienstverlening – aangevuld met de bevoegdheid om gegevens af te nemen van een verdachte, omdat gegevens niet vallen onder het begrip «goed» en het wel wenselijk werd geacht dat een opsporingsambtenaar in het belang van een onderzoek bijvoorbeeld via internet gegevens van een verdachte kan afnemen. De leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks en (destijds) RPF en GPV hebben, naar aanleiding hiervan gevraagd waarom in het wetsvoorstel niet ook een regeling voor de zogenaamde burgerpseudokoop van gegevens was opgenomen. Indertijd was daarvoor gekozen omdat ervan werd uitgegaan dat de tussenkomst van een netwerk met zich meebracht dat het altijd mogelijk was om de politie zelf de pseudokoop te laten uitvoeren, zodat de burgerpseudokoop van gegevens niet nodig zou zijn. Op Internet is het immers betrekkelijk eenvoudig om de identiteit van een ander aan te nemen, dat wil zeggen met naam, (IP)-adres, bijnaam, e-mailadres e.d. Dit ligt echter lastiger indien er bijvoorbeeld visueel contact wordt gelegd, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een webcam. Voor dergelijke gevallen kan in bijzondere situaties behoefte bestaan aan de inzet van burgerpseudokoop. Daartoe wordt artikel 126ij thans gewijzigd op dezelfde wijze als bij artikel 126i is gedaan.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven