26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

nr. 54
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 mei 2004

De vaste commissie voor Economische Zaken1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over de Rijksbrede ICT-agenda (kamerstuk 26 643, nr. 47). De regering heeft de vragen beantwoord bij brief van 28 mei 2004.

Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels

1

Wat is de toegevoegde waarde van overheidsbemoeienis bij het streven naar betere benutting van ICT door bedrijven?

De overheid heeft – in nauwe samenwerking met intermediaire partijen zoals Syntens, brancheorganisaties e.d. – een toegevoegde waarde als het gaat om bewustwording bij en kennisoverdracht naar het MKB. Met name ten aanzien van de mogelijkheden van ICT-producten en -diensten, die een bijdrage kunnen leveren aan het verhogen van de productiviteit en daarmee de economische groei. Die strategische invalshoek staat centraal in het programma Nederland Gaat Digitaal en in het kennisoverdrachtprogramma dat is voortgevloeid uit het actieplan Concurreren met ICT-Competenties (CIC).

2

Wat is de reden voor het uitbrengen van het rapport «De Rijksbrede ICT-agenda» zonder de implicaties van de twee moties Szabo (29 362, nrs. 8 en 9) te hebben meegenomen anders dan ze te benoemen in de aanbiedingsbrief? (Denk hierbij aan relaties Rijk, provincies, gemeenten, interdepartementale relaties en analyseren en bundelen van afzonderlijke ontwikkelingen op het gebied van authenticiteit en identificatie middelen.)

Bij het opstellen van het Programma Andere Overheid en de Rijksbrede ICT-agenda is de keuze gemaakt om de voornemens ten aanzien van het overheidsinformatiebeleid in beide nota's op te nemen, aangezien deze zowel relevant zijn vanuit het perspectief van een beter presterende overheid (Andere Overheid) als vanuit het bredere perspectief van een gecoördineerde inzet van ICT (ICT-agenda). Daarbij is als uitgangspunt gehanteerd dat het ongewenst is om beide nota's op dit punt uiteen te laten lopen, o.a. om te voorkomen dat ten onrechte de indruk zou ontstaan (o.a. bij de Tweede Kamer) dat het om niet-afgestemde nota's zou gaan. De agenda, het woord het zegt het al, is en wil immers agendazettend zijn. Beide moties worden uiteraard wel betrokken bij de daadwerkelijke uitvoering van de agenda.

3

Op welke architectuur is het rapport gebaseerd en vindt er overleg en afstemming tussen EZ en BVK plaats over dit onderwerp?

Er ligt geen architectuur in de zin van een blauwdruk of bouwplan aan de ICT-agenda ten grondslag. Het gaat immers om een beleidsdocument. Wel onderscheidt de agenda een aantal bouwstenen die tezamen de ICT-basis vormen waarop verder wordt gebouwd om te komen tot een betere benutting. Het gaat dan om communicatie-infrastructuren, de ICT-kennispositie en randvoorwaarden voor een goed, veilig, betrouwbaar, etc. gebruik. Specifiek t.a.v. de toepassing van ICT binnen de overheid zelf wordt door de minister voor BVK in het kader van het project Architectuur een overkoepelende basis-architectuur ontwikkeld, die zich ook richt op de onderscheiden overheidssectoren (zorg, sociale zekerheid enz.). Binnen deze algemene kaders worden uiteraard specifieke architecturen ontwikkeld, b.v. ten behoeve van het EZ-programma ICT en Administratieve Lasten. Er is overleg en afstemming tussen BVK en alle betrokkenen, w.o. EZ.

4

Sluit deze architectuur aan op de Europese initiatieven, zoals bijvoorbeeld de zorg en de identificatie, zodat grensoverschrijdende communicatie en dienstverlening in de toekomst mogelijk is?

De ICT-agenda in zijn totaliteit sluit nauw aan bij de Europese initiatieven, zoals het Actieplan eEurope 2005 dat dan ook zichtbaar is verwerkt in de agenda. Verder sluiten de in het antwoord bij vraag 3 genoemde specifieke (deel)architecturen aan bij Europese ontwikkelingen t.a.v. grensoverschrijdende communicatie en dienstverlening.

5

Wat is de reden voor het weer opnemen van deze activiteiten in het rapport, die reeds tijdens het algemeen overleg over de andere overheid aan de orde zijn geweest, en wat zijn de implicaties voor aansturing van deze activiteiten alsook de bekostiging ervan?

De toezeggingen die tijdens de plenaire behandeling van het verslag van het Algemeen Overleg van 4 februari zijn gedaan over de genoemde onderwerpen gelden evenzeer voor de passages waarin de overheidskant van de ICT-agenda behandeld worden. De Kamer zal daarover worden ingelicht bij de vervolgactiviteiten in het kader van het Programma Andere Overheid. Dezelfde onderwerpen zijn in deze ICT-agenda opgenomen om daarmee de samenhang te laten zien tussen de ICT-activiteiten van de overheid zelve en de rest van de ICT-agenda van het Kabinet. Het zal u niet ontgaan zijn dat het Programma Andere Overheid en de ICT-agenda elkaar bevestigen en aanvullen.

6

Kan bij dit rapport een financiële paragraaf worden toegevoegd zodat er zicht komt op benodigde investeringen?

Tijdens het AO Andere Overheid is reeds uitvoerig met de minister voor BVK gsproken over een nadere financiële onderbouwing van de in Andere Overheid opgenomen ICT-voornemens. Hiermee is de vraag t.a.v. het met Andere Overheid corresponderende onderdeel van de ICT-agenda beantwoord. T.a.v. de andere onderdelen van de ICT-agenda geldt dat de agenda geen alomvattend overzicht geeft van alle activiteiten die de overheid op het gebied van en met ICT onderneemt, maar zich concentreert op de algemene vraagstukken die daaraan verbonden zijn.

7

Zijn de Lissabon-doelstellingen om in 2010 de meest concurrerende en dynamische economie ter wereld te zijn met meer werkgelegenheid en een grotere sociale cohesie nog steeds haalbaar en welke activiteiten moeten daarvoor nog op het gebied van ICT door de overheid worden uitgevoerd? Welke investeringen zijn hieraan verbonden?

Oud-premier Wim Kok gaat leiding geven aan een Europese werkgroep om te adviseren over de stand van zaken van de Lissabon-doelstellingen. Binnen deze doelstellingen is ICT voor Nederland van groot belang. De ICT-sector is goed voor 38% van de private R&D in Nederland en één van de stuwende factoren achter de Nederlandse economische groei. Voorts wordt groei van productiviteit voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door inzet van ICT. Juist in die toepassing van ICT heeft Nederland evenwel nog veel onbenut potentieel te winnen. Juist aan de vraagkant, zowel bedrijfsleven als overheden, blijkt onze innovatiekracht niet groot genoeg. Daarom legt de ICT-agenda een sterk accent op het stimuleren van toepassingen bij het MKB en op de benutting van ICT bij de oplossing van maatschappelijke knelpunten. De overheid werkt aan het versterken van de daarvoor benodigde ICT-basis: scherpt haar beleid aan op het gebied van communicatie-infrastructuren en de ICT-kennispositie en werkt aan randvoorwaarden voor een goed en veilig gebruik. Een totaal overzicht van de daarvoor benodigde investeringen is niet aan te geven, om dezelfde reden als dat de ICT-agenda in de komende jaren voortdurend zal worden bijgestuurd en waar nodig nieuwe acties zullen worden ontwikkeld.

8

Wat is het standpunt van het Kabinet op het gebied van de offshore ontwikkelingen binnen de automatiseringsbranche en op welke wijze streeft het Kabinet ernaar deze werkgelegenheid voor Nederland te behouden?

Globalisering is al jaren een economische realiteit en ICT kent bij uitstek een internationaal speelveld. ICT-bedrijven hebben daarom te maken met een aanzienlijke internationale dynamiek en concurrentie. Onderdeel daarvan is de voortdurende afweging waar activiteiten het beste kunnen worden uitgevoerd. In sommige gevallen leidt dat tot verschuiving van werkgelegenheid maar leidt dat ook tot een sterkere concurrentiepositie hetgeen weer ruimte biedt voor nieuwe activiteiten. Wij kunnen in Nederland niet concurreren op alleen loonkosten. We moeten het hebben van onze kenniseconomie en van ICT-bedrijvigheid met hoogwaardige werkgelegenheid, die nieuwe producten en diensten genereren. Dat is ook de insteek van het Kabinetsbeleid, zoals onder andere tot uitdrukking komt in de recent gepubliceerde Innovatiebrief.

9

Kunnen de beleidsvoornemens inzake de informatiehuishouding binnen de overheid worden toegelicht;? Wat zijn bijvoorbeeld de voornemens wat betreft stroomlijning basisgegevens, unieke nummers en authentieke beveiliging, PKI-infrastructuur?

Het Kabinet stelt zich tot doel om de overheid te moderniseren en grote maatschappelijke vraagstukken aan te pakken door een combinatie van nieuwe manieren van werken en organisatie, deregulering en betere benutting van ICT. Zoals in het Programma Andere Overheid is aangegeven, wordt hiertoe het principe van de eenmalige gegevensverstrekking geïntroduceerd, worden voorzieningen getroffen om veilig met de overheid te communiceren en wordt één virtueel overheidsloket gecreëerd. Administratieve lastenverlichting, een toegankelijke en meer efficiënte overheid staan hierbij voorop. De Minister voor BVK heeft al tijdens de behandeling van het Programma Andere Overheid toegezegd dat de Kamer vóór het zomerreces een notitie over de elektronische overheid zal ontvangen. In het kader van het programma «Stroomlijning Basisgegevens» zijn beleidsvoornemens ontwikkeld voor de informatiehuishouding bínnen de overheid, in het bijzonder over authentieke registers. De tweede fase is onlangs gestart en de operationele registers Gemeentelijke Basisadministratie, Kadaster en het Geografisch kernbestand worden aangepast om aan de eisen die gesteld worden aan authentieke registraties te voldoen. Een eerste versie van het Basis Bedrijvenregister is operationeel en de invoering van een Basis Gebouwen- en Adressenregister is gestart. Eenmalige gegevensverstrekking is een belangrijke drijfveer achter de stroomlijning van de basisregisters. Wetsvoorstellen voor de basisregistraties zullen uiterlijk 2007 bij de Tweede Kamer zijn ingediend.

10

Wie is de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor de rijksbrede ICT agenda?

De coördinerende verantwoordelijkheid voor het rijksbrede ICT-beleid ligt bij de minister van EZ. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid die de individuelde bewindspersonen hebben waar het de toepassing van ICT binnen hun eigen (beleids)domein betreft.

11

Wat is de doelstelling met betrekking tot de realisatie van de eenmalige gegevensverstrekking?

De doelstelling van eenmalige gegevensverstrekking is tweeledig:

– verbetering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven en terugdringing van administratieve lasten;

– verbetering van de efficiency van overheidsinstanties door beter gebruik te maken van de aanwezige informatie.

Dat betekent dat aan burgers geen gegevens meer (mogen) worden gevraagd die al binnen de overheid beschikbaar zijn. Daarvoor moeten de gegevens binnen de overheid voldoende bekend zijn. Dit kan worden bevorderd door het inrichten van basisregistraties en het verbeteren van de uitwisseling van gegevens. Ten aanzien van de realisatie wordt uiterlijk in 2007 wetgeving ingediend bij de Tweede Kamer om het principe van eenmalige gegevensverstrekking tenminste voor de zes aangewezen authentieke registraties te verankeren. Deze «top zes» bestaat uit: Gemeentelijke Basisadministratie, Basis Bedrijvenregister, Kadaster, Basis Gebouwenregister, Basis Adressenregister en het Geografisch kernbestand.

12

Wat zijn de doelstellingen met betrekking tot het gebruik van open standaarden door respectievelijk overheidsorganisaties, niet-overheidsorganisaties en burgers?

Voor communicatie tussen burgers, bedrijven en overheden is het van belang dat gegevensuitwisseling op elkaar is afgestemd. Het gebruik van open standaarden speelt daarin een belangrijke rol.

Door als overheden vooraf af te spreken waaraan software moet voldoen, en deze afspraken gezamenlijk te maken en te publiceren, wordt een verzameling van open standaarden gerealiseerd. Hierop kunnen leveranciers zich bij productontwikkeling richten.

Met open standaarden worden de volgende doelstellingen bereikt:

– interoperabiliteit: een betere gegevensuitwisseling tussen overheden, burgers en bedrijven komt tot stand;

– toegankelijkheid: de toegang tot overheidsinformatie wordt verbeterd en voor iedereen bereikbaar;

– leveranciersonafhankelijkheid: overheidsorganisaties geven de eisen waaraan software moet voldoen.

Dit zal naar verwachting op den duur leiden tot kostenbesparingen.

13

Hoeveel procent van de grootste Nederlandse internetportals beschikken over een zoekmachine? In hoeverre is in dit licht de aankondiging van de ontwikkeling van een zoekmachine voor www.overheid.nl en andere overheidsportals in het kader van de toegankelijke overheid vooruitstrevend?

Het percentage Nederlandse internetportals met zoekmachine is niet bekend, maar dit zal een groot deel zijn omdat dit haast eigen is aan de functie van een internetportal. Portals voor de elektronische overheid, waaronder de meest algemene, www.overheid.nl, beschikken over een zoekmachine. Wat echter ontbreekt, is de mogelijkheid om informatie en producten/diensten van alle overheden organisatie-onafhankelijk te doorzoeken. Het vooruitstrevende is de doorontwikkeling van de zoekmogelijkheden op deze portals, waarmee organisatie-onafhankelijk zoeken mogelijk wordt. Dit kan worden gerealiseerd door het koppelen van de verschillende productencatalogi zoals die inmiddels bestaan of in ontwikkeling zijn, waaronder de rijks-, provinciale- en de gemeentelijke productencatalogi. Daarnaast wordt deze functionaliteit zo ingericht dat de vindbaarheid van specifieke overheidsproducten,diensten en -informatie wordt vergroot. Met de inzet van een thesaurus wordt ervoor gezorgd dat een burger of bedrijf makkelijker vindt waar naar wordt gezocht. Iemand die bijvoorbeeld zoekt op BTW krijgt ook alle informatie over «omzetbelasting». De in de ICT agenda gebruikte term «zoekmachine» bevat dus een aantal elementen, waaronder het maken van een metadata standaard voor de beschrijving van overheidsproducten, een thesaurus en de koppeling van de verschillende productencatalogi.

Er is dus geen sprake van de ontwikkeling van de zoveelste zoekmachine.

14

Zijn er voldoende burger- en vrijwilligersinitiatieven op internet op het gebied van meningsvorming, informatievoorziening en maatschappelijk debat? Wat kan de overheid hier nog aan toevoegen?

Veel kleine maatschappelijke organisaties zijn actief op internet, net als veel burgers. Voor sommigen is dit niet meer dan een hobby, daar heeft de overheid geen taak. Een aanzienlijk aantal van deze initiatieven ontstijgt echter het hobbyniveau. Vaak gebeurt dit op vrijwillige basis. Deze initiatieven leveren een belangrijke bijdrage aan het publieke digitale domein als het gaat om meningsvorming, debat en informatievoorziening. Zij bieden diensten die door veel mensen en organisaties als belangrijk worden gezien. Hun oogmerk is niet economisch maar van maatschappelijke of culturele aard. Naast de inhoudelijke bijdrage aan het publieke domein door debat, meningsvorming en informatie, ontwikkelen sommige van deze initiatieven ook innovatieve toepassingen en applicaties voor internetgebruik.

Het is gebleken dat dit soort initiatieven, die voorzien in een publieke behoefte, nog al eens aan het eigen succes ten onder dreigen te gaan. Bekend voorbeeld hiervan is de website Ouders Online. Initiatieven krijgen aanzienlijke stromen bezoekers te verwerken die gebruik willen maken van hun informatie en diensten. De toestroom van bezoekers kan vaak niet afdoende verwerkt worden. De initiatiefnemers ontbreekt het vaak aan mogelijkheden om hun website te verbeteren en zo de problemen op te lossen. Dit gaat dan zowel om kennis over beschikbare (open source) applicaties als om middelen om deze aan te schaffen of middelen om eigen (technische) oplossingen uit te werken.

Mede op aandringen van de Tweede Kamer (motie Halsema, 27 088 nr.14) heeft de Staatssecretaris van Cultuur onderzoek laten doen naar mogelijkheden het publieke domein op internet te versterken (TNO-STB, 2001). Ook hierin kwamen de problemen naar voren die worden ondervonden door kleine maatschappelijke initiatieven in het publieke domein. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek en de oproep in de motie Halsema, heeft de Staatssecretaris van Cultuur de regeling Digitale Pioniers laten uitwerken. Digitale Pioniers ondersteunt initiatieven met bescheiden eenmalige subsidies waarmee zij technische verbeteringen aan kunnen brengen. Daarnaast biedt Digitale Pioniers waar nodig actieve begeleiding en advies bij opzet en uitvoering van (door de initiatieven ontwikkelde) verbeteringen. De regeling, die eind 2002 is gestart, wordt bekostigd door OCW en door het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen. De regeling is experimenteel en zal in 2005 worden geëvalueerd. Hierna zal bekeken worden of en hoe de regeling wordt voortgezet.

15

Wat zijn concreet de maatregelen die het aanbod dienen te verrijken en wat zijn de bijbehorende doelstellingen?

Zie het antwoord op vraag 16.

16

Wat zijn concreet de maatregelen die content dienen te stimuleren en wat zijn de doelstellingen?

Stimulering van het aanbod aan digitale content en diensten is gericht op verrijking en verbetering van het aanbod en optimalisering van de onderwijscontentketen. Stimulering van het aanbod gebeurt op verschillende terreinen en vanuit verschillende ministeries. BZK richt zich op de ontwikkelingen met betrekking tot overheidsdiensten. Vanuit EZ worden er initiatieven ondernomen die zijn gericht op het stimuleren van de ontwikkeling diensten en toepassingen in zowel de marktsector als het semi-publieke domein. De stimulering vanuit OCW richt zich op maatschappelijk danwel educatief waardevolle content en diensten. Het gaat hierbij om initiatieven in het digitale domein die voortkomen uit de bestaande taken van gesubsidieerde publieke instellingen. Daarnaast gaat het ook om nieuwe initiatieven op cultureel en maatschappelijke gebied van publieke instellingen en in het publiek domein.

Voorbeelden van concrete regelingen en acties zijn:

– Activiteiten van de Publieke Omroep om nieuwe digitale diensten te ontwikkelen o.a. via internet;

– Verregaande publieksontsluiting van de archieven door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) onder andere in samenwerking met Kennisnet en Surfnet;

– Uitbreiding door de bibliotheken van hun publieke taken naar het digitale domein via de website www.bibliotheek.nl. Hiermee wil de bibliotheeksector niet alleen een digitale weergave van hun collectie laten zien om hun dienstverlening te verbeteren, maar ook via een nieuw dienstenaanbod aanvullende informatie verstrekken;

– Digitalisering en digitale ontsluiting van erfgoed. Vanuit koepelorganisatie DEN en vanuit verschillende instellingen worden (in samenwerking) activiteiten ontwikkeld;

– Experimentele regeling Digitale Pioniers ter ondersteuning van kleine maatschappelijke en vrijwilligers initiatieven in het publieke domein op internet;

– Het Domein voor Innovatieve Software en Content (DISC) dat tot doel heeft kennis binnen het publiek domein o.a. op het gebied van open source toepassingen te verspreiden. DISC richt zich hierbij op initiatieven die niet bij andere instanties zoals het ICTU terecht kunnen. Veel van de toepassingen die met behulp van Digitale Pioniers zijn ontwikkeld worden via DISC verder verspreid.

Ten behoeve van de onderwijssector zijn acties enerzijds gericht op stimulering van het aanbod en anderzijds optimalisering van de keten waarbinnen content ontwikkelt en gedistribueerd wordt. Kennisnet is daarin een belangrijke partner voor het onderwijsveld. Met ICT en internet in het bijzonder kunnen leerdoelen op een vernieuwende manier worden bereikt. Op de onderwijsportal www.kennisnet.nl zijn «virtuele ruimten» ingericht ten behoeve van leer- en onderwijsprocessen. Op die manier wordt leren plaatsen tijdonafhankelijk mogelijk gemaakt. Daarnaast organiseert en structureert Kennisnet educatieve content en biedt zij diensten, die ICT in het onderwijs eenvoudig toepasbaar maken. Kennisnet is voor en van het onderwijs.

Voorbeelden van concrete acties zijn:

– Het optimaliseren van de educatieve contentketen, zodat onderwijs op maat, los van tijd en plaats gestalte kan krijgen en daarmee invulling te geven aan wat de onderwijsraad webleren noemt (zie www.webleren.nl).

– Een onderzoek naar de mogelijkheden van een revolving fund om de ontwikkeling van educatieve content te bevorderen.

– Het verbeteren van de vindbaarheid van educatief materiaal.

– Met de zoekmachine Davindi van Kennisnet kunnen de gebruikers snel antwoord krijgen op hun onderwijsgerichte vraag.

– Kennisnet biedt op de onderwijsportal www.kennisnet.nl «virtuele ruimten» aan, aan onder meer uitgeverijen en mediabedrijven. Deze partijen kunnen hun content beschikbaar te stellen voor het onderwijs door te publiceren op kennisnet.

– Entree van Kennisnet biedt met een single log-on principe toegang tot educatief materiaal op internet dat wordt afgeschermd met een inlogprocedure.

– Via de communities kunnen docenten contact leggen met collega's om bijvoorbeeld ervaringen en lesmateriaal uit te wisselen.

– De websitemaker van Kennisnet is een dienst waarbij gebruikers hun eigen website kunnen maken via een webinterface.

– Met de webstrijden van Thinkquest stimuleert Kennisnet het gebruik van internet en ICT in het onderwijs.

– De voorlichters van Kennisnet laten met webwandelingen en interactieve workshops aan docenten de mogelijkheden van Kennisnet voor de les zien.

17

Welke bijdrage heeft de overheid geleverd aan de hoge penetratie van breedband internet in Nederland?

De hoge penetratiegraad van breedband internet is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan concurrentie tussen aanbieders van kabel- en telefoniediensten. De overheid heeft de randvoorwaarden gecreëerd waaronder deze marktwerking kan plaatsvinden.

Daarnaast heeft de overheid de afgelopen jaren een actief beleid gevoerd gericht op het bevorderen van de uitrol van breedband. In 2001 leidde de «Bouwstenennotitie Breedband» tot het instellen van de Expertgroep Breedband. De aanbevelingen van deze expertgroep zijn op hoofdlijnen bevestigd in het Kabinetsstandpunt Breedband van begin 2003. Onderdeel van dit Kabinetstandpunt vormt het Actieprogramma Breedband voor de periode 2003 t/m 2006. De rijksoverheid heeft daarnaast diverse experimenten bevorderd, zoals de Breedbandproeven, GigaPort, SURFnet en het project Kenniswijk. Verder zijn met het project Kennisnet alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs en de instellingen in de bve-sector voorzien van breedbandige internetaansluitingen. Dit werd gefaciliteerd door een daartoe gesloten contract tussen het ministerie van OCW en nl.tree. Vanaf 1 januari kan een school zelf kiezen hoe zij haar internetvoorziening wil inrichten.

Tenslotte dient vermeld te worden dat door diverse gemeenten een eigen breedbandbeleid is ontwikkeld.

18

Hoe gaat Nederland zich positioneren als aantrekkelijke R&D-partner en vestigingsland en wat is hierbij de concrete doelstelling?

Nederland moet een uitdagend kennis- en innovatieklimaat bieden aan het internationale bedrijfsleven. Dat is een voorwaarde om kennisintensieve ICT-bedrijven goed te laten gedijen en aantrekkingskracht te hebben voor kenniswerkers. Daarom is via BSIK door het Kabinet fors geïnvesteerd in kansrijke onderzoeksspeerpunten van publiek/private consortia. Een verdere versterking wordt beoogd door oprichting van een Regieorgaan ICT-onderzoek eninnovatie waarin kennisinstellingen en bedrijfsleven een gezamenlijke onderzoeksagenda vormgeven. Ook zal deelname van Nederlandse bedrijven aan het IST-programma (onderdeel EU-kaderprogramma) en aan Eureka worden gestimuleerd. Tot slot is Nederland in 2004 gastland voor het grootschalige IST-event van de Europese Commissie, hetgeen mogelijkheden biedt onze bedrijven en kennisinstellingen goed als R&D-partner te presenteren.

19

In hoeverre voegt de Internet Waarschuwingsdienst iets toe aan de bestaande diensten van private partijen?

De Waarschuwingsdienst (<www.waarschuwingsdienst.nl>) is een initiatief van het Ministerie van Economische Zaken om de burger en het kleinbedrijf op de hoogte te stellen van actuele ICT-beveiligingsproblemen. De Waarschuwingsdienst wordt uitgevoerd door het Computer Emergency Response Team van de Overheid (Govcert.nl), welke als taak heeft om de aangesloten overheidsorganisaties te informeren en te ondersteunen op het vlak van ICT-veiligheid.

Voor de Waarschuwingsdienst wordt gebruik gemaakt van dezelfde informatie welke ook naar aangesloten overheidsinstellingen gestuurd wordt, maar toegespitst op de behoeftes die burger en kleinbedrijf hebben.

De toegevoegde waarde van de Waarschuwingsdienst zit in het feit dat burgers en kleinbedrijf dezelfde alerts krijgen die ook naar overheidsorganisaties gestuurd worden. Deze waarschuwingen betreffen niet alleen virussen, zoals bij sommige private organisaties, maar ook andere ICT-beveiligingsproblemen, zoals bijvoorbeeld programmeerfouten (bugs) in software welke het voor een virus of een worm mogelijk maken om hier misbruik van te maken. Daarnaast is het voor de burger van belang dat deze waarschuwingen in gebruikelijk Nederlands geschreven zijn, wat zeker bij waarschuwingen voor bugs vaak niet het geval is. Ook is het van belang dat de overheid de burger inlicht wanneer zij voor haar eigen organisatie kennis genomen heeft van een kritisch probleem waar de burger ook last van kan hebben.Tenslotte vormt de Waarschuwingsdienst een belangrijke schakel in de preventieve maatregelen tegen kwetsbaarheid op internet, naast programma's als bijvoorbeeld Surf Op Safe.

20

Kan de regering een volledige inventarisatie over alle sectoren/ ketens zoals o.a. zorg, veiligheid, sociale zekerheid, etc. aan de Kamer doen toekomen als bijlage van dit rapport zodat voldoende overzicht ontstaat qua procesverbeteringen en kostenbesparingen? (Dit overzicht zal kunnen worden gebruikt voor het creëren van draagvlak voor toekomstige investeringen)

Door de VVD-fractie is deze zelfde vraag gesteld bij het Algemeen Overleg over het Programma Andere Overheid. Minister De Graaf hoeft toen geantwoord, dat zo'n volledig overzicht niet te maken is en dat de ICT-agenda in het Programma Andere Overheid een groeidocument is waaraan procesbeschrijvingen en mogelijkheden tot verbetering daarin geleidelijk ingroeien. Eerste stap is een apart document waarin de na te streven architectuur nader omschreven is. Dit document zal u voor de zomer bereiken, terwijl tegelijk in sectoren gewerkt wordt aan concrete verbeteracties, onder andere met gebruikmaking van het middel ICT-Kansenkaart.


XNoot
1

Samenstelling

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), ten Hoopen (CDA), Slob (CU), van den Brink (LPF), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), de Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GL), de Vries (CDA), van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), van Gent (GL), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), de Ruiter (SP), van As (LPF), de Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD) en Weekers (VVD).

Naar boven