26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

nr. 144
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2009

Ten behoeve van het Algemeen Overleg op 8 oktober a.s. over ICT bij de overheid doe ik u hierbij mijn reactie toekomen op het eindverslag van de werkgroep ICT-projecten bij de overheid (Kamerstuk 26 643, nr. 141 en 142).

Ik heb met belangstelling kennis genomen van het eindrapport van de werkgroep. Ik constateer dat de commissies voor Binnenlandse Zaken en Economische Zaken het belang en de noodzaak van de maatregelen die het kabinet de afgelopen periode ten aanzien van de beheersing van en de informatievoorziening over grote ICT-projecten heeft genomen onderschrijven. Het eindverslag van de werkgroep bevat een aantal conclusies en voorstellen voor aanvullende maatregelen. Alvorens daar op in te gaan wil ik de volgende opmerkingen maken.

Elke minister is zelf primair verantwoordelijk voor zijn eigen ICT-projecten en de informatievoorziening daarover aan de Kamer. Het behoort daarmee tot de taak van alle bewindslieden dat zij uw Kamer informeren en overleg voeren met de betrokken Kamercommissie. Bij wijze van voorbeeld wijs ik op de rapportages over het programma SPEER (Kamerstukken 31 460) en het jaarlijkse materieelprojectenoverzicht (Kamerstukken 27 830) van Defensie, de rapportages over P-Direkt (Kamerstukken 30 146) en de rapportages over de projecten van de Belastingdienst (Kamerstukken 31 066). De vorm, frequentie en inhoud van de departementale rapportages is veelal afhankelijk van verzoeken van en afspraken met uw Kamer en de mate waarin zich in een project relevante ontwikkelingen voordoen.

Vanuit mijn rol, die ik eerder heb geduid als een systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de beheersing van grote ICT-projecten en de kwaliteitsverbetering van het informatiemanagement, verzorg ik een rapportage aan uw Kamer die van een andere orde is dan de rapportages van de afzonderlijke ministeries. Mijn rapportage betreft alle grote ICT-projecten in de rijksdienst en bevat een overzicht van de initiële en actuele ramingen van de doorlooptijd en kosten van de projecten. Ik informeer uw Kamer hierin ook over de uitvoering van de door het kabinet genomen maatregelen ten aanzien van de beheersing van de projecten en van de positionering en kwaliteitsverbetering van het informatiemanagement binnen de ministeries. Uw Kamer kan zich daarmee een beeld vormen van het geheel van grote ICT-projecten en de eerste resultaten van het rijksbrede beleid.

Ik wil voorkomen dat er overlap ontstaat tussen mijn rapportage en die vanuit de afzonderlijke ministeries. Dat zou immers onduidelijkheid kunnen creëren in de onderscheiden verantwoordelijkheden. Ik vind het bijvoorbeeld niet opportuun om in mijn rapportage inhoudelijk op de voortgang van projecten in te gaan; eventuele vragen naar aanleiding daarvan zou ik immers toch moeten doorverwijzen naar de betrokken vakminister. Ik zal in mijn rapportage verwijzingen opnemen naar reeds aan uw Kamer aangeboden informatie, zodat mijn rapportage een compleet beeld schetst van de over de projecten beschikbare informatie.

Vanuit deze opmerkingen kom ik tot mijn reactie op de conclusies, aanbevelingen en voorstellen van de werkgroep ICT. Ik maak daarbij onderscheid tussen:

1. de conclusies en aanbevelingen over mijn rol en die van mijn collega-bewindspersonen ten aanzien van projecten in de rijksdienst en bij decentrale overheden en ZBO’s en RWT’s;

2. vragen naar een overkoepelend beeld van de grote ICT-projecten en de relatie met de ketens;

3. voorstellen over aanpassingen van het rapportagemodel en de daarin opgenomen afspraken.

Ik zal mijn schriftelijke reactie op de punten zoals genoemd onder 1 en 2 na het AO van 8 oktober aan uw Kamer aanbieden. Daarmee heb ik ook de tijd om mijn reactie aan het kabinet voor te leggen en de resultaten van het AO daarbij te betrekken.

Ik hecht er aan om, vooruitlopend daarop, nu al wel te reageren op de conclusie van de commissies dat ICT-projecten van ZBO’s en RWT’s onderdeel zouden moeten zijn van mijn jaarlijkse rapportage. In mijn brief d.d. 1 juli 2009 (26 643, nr. 143 herdruk) heb ik al gerefereerd aan het AO van 2 oktober 2008 en mijn brief van 26 juni 2008 (26 643, nr. 128) waarin ik verwoord heb dat de maatregelen van het kabinet ten aanzien van de beheersing van grote ICT-projecten alleen betrekking hebben op ICT-projecten waarvoor ministers rechtstreeks verantwoordelijk zijn en dus niet op projecten van ZBO’s. De ministers kunnen, voor zover passend binnen de besturingsrelatie, met hun ZBO’s, RWT’s en stichtingen afspraken maken over het hanteren van de rapportagesystematiek die nu voor de rijksdienst geldt. Het is aan de betrokken ministers zelf om te beoordelen of zij dergelijke afspraken willen en kunnen maken.

De rapportage die ik u met mijn brief d.d. 1 juli jl. heb aangeboden is de eerste die gebaseerd is op het rapportagemodel dat in december 2008 is vastgesteld. In mijn brief van 1 juli wees ik er al op dat aanpassingen aan het model, gelet op de nu opgedane ervaringen, wenselijk zijn. De komende periode zal het model worden aangepast. Vooruitlopend daarop reageer ik als volgt op de voorstellen van de commissies voor aanpassingen van het rapportagemodel en de daarin opgenomen afspraken.

De criteria die zijn afgesproken ten aanzien van projectplannen en reviews, zoals bijvoorbeeld over de start van een project, zullen in overleg met de CIO’s en de auditdiensten van de ministeries worden verhelderd, zodat zij eenduidig kunnen worden toegepast. Ik neem het voorstel over om het model aan te vullen met informatie over wijzigingen in de oorspronkelijke projectopzet, over informatievoorziening en over de wijze van evaluatie. Ook een toelichting op het verschil tussen ramingen en realisaties zal worden opgenomen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de gevolgen van wijzigingen in de scope van projecten, politieke besluitvorming of voortschrijdend inzicht. In het rapportagemodel zijn eisen aan reviews geformuleerd. Deze eisen zijn afgeleid van het doel van de reviews: het creëren van tussentijdse momenten waarop kritisch naar een project wordt gekeken, zodat zonodig bijsturing kan plaatsvinden. De review kan een Gateway-review zijn, maar ook een audit door een auditdienst. Die keuze is aan de ministeries. Op deze wijze worden eenduidigheid en kwaliteit geborgd, zonder dat keuzevrijheid wordt beperkt. Ik vind het derhalve niet opportuun om het gebruik van de Gateway-methode als reviewmethode te verplichten. Ik ben niet bereid de resultaten van de reviews op te nemen in de rapportage, omdat ik dat niet vind stroken met de aard van mijn rapportage. Wanneer het een Gateway-review betreft, geldt bovendien dat de rapportage in principe alleen voor de opdrachtgever beschikbaar is. De opdrachtgever kan zelf bepalen uw Kamer te informeren over een Gateway-review. Wel ben ik, zoals hierboven gesteld, bereid verwijzingen op te nemen naar reeds aan uw Kamer aangeboden informatie.

Ik overweeg in het vervolg in mijn rapportage niet alleen de projecten met een ICT-component van meer dan € 20 miljoen op te nemen, maar ook projecten met een kleinere ICT-component die een hoog risicoprofiel hebben. Bij de keuze hiervan zou de departementale CIO een rol moeten hebben.

De Amerikaanse federale overheid heeft onlangs een website gepubliceerd met informatie over de grote ICT-projecten van de overheid. Ik oriënteer mij thans op de daarmee opgedane ervaringen en de mogelijkheden van gebruik daarvan voor de Nederlandse situatie.

Evenals uw Kamer ben ik geïnteresseerd in de effectiviteit en de efficiency van de maatregelen die het kabinet ten aanzien van de beheersing van grote ICT-projecten en de kwaliteitsverbetering van het informatiemanagement heeft genomen. Ik realiseer mij wel dat de doorwerking van deze maatregelen enige tijd vraagt. Daarmee is het mijns inziens te vroeg om nu al conclusies te trekken. Uiteraard dient het effect van de genomen maatregelen geëvalueerd te worden. Ik ben voornemens u voor de jaarwisseling een brief aan te bieden waarin ik in ga op de nog openstaande vragen en voorstellen. In deze brief zal ik ook nader ingaan op de toekomstige evaluatie van de maatregelen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven