26 629
Leerlinggebonden financiering

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 augustus 2000

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 22 juni 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris d.d. 31 mei 2000 over leerlinggebonden financiering (26 629, nr. 9).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smits (PvdA) ondersteunde het streven naar verdere integratie, alsmede de aanpak gericht op een afgeslankt landelijk indicatiecentrum. Het uitvoeren van de indicatiestelling door de onderzoeks- en adviescentra (OAC's) die zijn verbonden aan de regionale expertisecentra (REC's) is niet alleen sneller en goedkoper, maar leidt ook tot minder bureaucratie. Zij hechtte groot belang aan de onafhankelijkheid van de indicatiestellers. Bij het waarborgen van de onafhankelijkheid via rechtstreekse bekostiging speelt ook mee een goede afbakening van de doelgroep. Van belang zijn ook de eisen die worden gesteld aan de samenstelling van de OAC's. Mevrouw Smits was van mening dat ouders de mogelijkheid moeten hebben om rechtstreeks bij de Landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) in beroep te gaan tegen beslissingen van het OAC. Naar aanleiding van de aangekondigde evaluatie binnen vier jaar pleitte zij voor een jaarlijks overzicht waarin tevens de integratiedoelstelling wordt betrokken.

Zij sprak haar waardering uit voor de extra middelen voor de financiering van de vorming van de expertisecentra en het opzetten van de indicatiestelling, alsmede voor de vulling van de rugzak. Zij verwees naar de zorgen die hierover in het algemeen overleg van 18 mei jl. zijn uitgesproken. De verruiming naar cluster 4 is weliswaar een goede zaak, maar toch is vooral sprake van voortzetting van het huidige beleid.

Zij vroeg naar de verschillen in de financiering per schoolsoort, mogelijk als gevolg van een historisch gegroeide situatie en de samenhang met de functionele indicatiestelling. Kan de staatssecretaris hierover advies vragen aan de Onderwijsraad? Wellicht kan een dergelijk advies komend voorjaar worden uitgebracht. Hiermee kan niet vier jaar worden gewacht tot de tweede fase. Voorts vroeg zij waarom wordt gesproken over het herbesteden van het geld voor de rugzak aan ambulante begeleiding.

Moet in alle gevallen sprake zijn van een verplichting? In de zorgsector is gebleken dat meer vrijheid bij de besteding leidt tot meer creativiteit en effectiviteit en tot goedkopere begeleiding. Zij stelde zich voor dat scholen mogen kiezen voor meer handen in de klas in plaats van ambulante begeleiding.

Met de taak- en functiebekostiging in het kader van de clusterindeling wordt tegemoetgekomen aan een groot aantal problemen. Wel resteert er een probleem voor de scholen voor langdurig zieke kinderen. Mevrouw Smits vroeg om uiterste zorgvuldigheid bij de uitwerking van de door haar gesteunde aanpak. Het is niet de bedoeling dat leerlingen worden verplaatst of dat bestanden worden uitgesplitst. Zij was van mening dat de ambitie op het punt van het onderwijs aan kinderen in KDC's te laag is gesteld. Kan al voor de tweede fase een oplossing worden gevonden? Zij vroeg de garantie dat elk kind dat daarom vraagt onderwijs krijgt en dat er wordt gezocht naar individuele oplossingen.

Mevrouw Smits vroeg wie verantwoordelijk is voor de toegankelijkheid van schoolgebouwen. Zij vroeg de garantie dat noodzakelijke aanpassingen worden uitgevoerd, ongeacht wie hiervoor verantwoordelijk is en de kosten moet betalen. De staatssecretaris is er immers voor verantwoordelijk dat onderwijs kan worden geboden. Voorts vroeg zij hoe met een overdracht van VWS-middelen naar cluster-3-scholen de lijfgebonden zorg in het regulier onderwijs gewaarborgd is. Naar aanleiding van het rapport van de inspectie stelde mevrouw Smits dat er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de kwaliteit van het onderwijs. Krijgt de staatssecretaris hierover nadere informatie en zal er op korte termijn een bijstelling plaatsvinden?

In het AO van 18 mei is aandacht gevraagd voor het regulier onderwijs. In de brief is deze aandacht echter niet vertaald in financiële zin. Mevrouw Smits verwachtte een actieve opstelling van de staatssecretaris op dit punt. Is het mogelijk dat het Procesmanagement primair onderwijs een plan presenteert? Hoe kan het regulier onderwijs worden voorbereid op de komende veranderingen? Zij had begrepen dat de betrokkenen niet hebben ingestemd met het intrekken van de subsidie aan de steunpuntscholen. Nu de invoering van de rugzak is uitgesteld, is er reden temeer om de tijdelijke subsidie aan de steunpuntscholen voor te zetten en de financiering van soortgelijke nuttige projecten veilig te stellen.

De heer Rijpstra (VVD) sprak zijn waardering uit voor de verhelderende en richtinggevende brief. Kernpunt is dat de onafhankelijkheid van de OAC's wordt bewaakt. De extra financiële ondersteuning voor de instellingen biedt een betere uitgangspositie voor de start van de structuurwijziging. De verdere verfijning van de indicatiestelling zal moeten worden voortgezet. Het belang van het kind staat centraal; er mogen geen kinderen tussen de wal en het schip vallen. De samenwerking in het kader van Weer samen naar school moet worden gestimuleerd. Kunnen initiatieven vanuit het veld voor samenwerkingsvormen al in een vroegtijdig stadium worden ondersteund? Hoe zal het bureau jeugdzorg zich verhouden tot het OAC?

De heer Rijpstra sloot zich aan bij de opmerkingen over de ambulante begeleiding en vroeg aandacht voor de positie van de ziekenhuisscholen. Naar aanleiding van een rapport van de Nierstichting, waaruit blijkt dat een groot aantal kinderen juist gebaat is bij samenwerking van een ziekenhuisschool met een REC, stelde hij zich voor dat de ziekenhuisscholen binnen de clusters 3 en 4 zoeken naar mogelijkheden voor een nauwere samenwerking. Voorts stelde hij voor dat er voor langdurig zieke kinderen toelatingscriteria worden gehanteerd die zowel voor cluster 3 als cluster 4 kunnen gelden.

Dit beleid moet slagen, opdat kinderen zorg op maat krijgen. De bureaucratie mag niet de overhand krijgen. De heer Rijpstra hechtte aan een regelmatige voortgangsrapportage, ten minste tweemaal per jaar, over de REC's, de LCTI, de regionale samenwerking en de communicatie met de scholen en de ouders.

De heer Rabbae (GroenLinks) had eveneens waardering voor de heldere brief. Hij stelde voor dat een bezwaar van ouders tegen een beslissing van een OAC wordt behandeld door de LCTI en niet door datzelfde OAC nadat het de LCTI heeft geraadpleegd. Wel kan het bezwaar eventueel worden ingediend bij het OAC, zodat het daarop kan reageren. Hij vroeg naar de wenselijkheid van een akkoordverklaring van de ouders met het doorgeven van de dossiers van de OAC's naar de LCTI. Is de staatssecretaris bereid de ouders te informeren over deze ontwikkelingen?

De heer Rabbae stond positief tegenover de extra financiële ondersteuning. Hij vroeg een reactie, bijvoorbeeld bij de eerstvolgende rapportage, op de vraag of incidentele ondersteuning kan worden omgezet in structurele ondersteuning en zo ja, welke elementen een structureel karakter moeten krijgen. Voorts vroeg hij of een fasering, met name voor cluster 4, gewenst is uit een oogpunt van zorgvuldigheid.

Mevrouw Lambrechts (D66) constateerde dat de staatssecretaris met de Kamer van mening is dat een eenvoudigere en minder bureaucratische opzet van de indicatiestelling en financiering de voorkeur verdient. De keuze voor een eenduidige indicatiestelling via het OAC draagt bij tot een zelfstandige positie van het OAC en het sneller opzetten en beter functioneren van de indicatiestelling. Ook de keuze voor de toezicht- en monitorfunctie van de LCTI betekent een verbetering. In verband met de mogelijkheid van beroep voor de ouders kon zij niet overzien of een second opinion of een beroepsinstantie overbodig is.

Zij stond positief tegenover de extra financiële middelen voor de faciliëring van de REC's en voor de vulling van de rugzak. Voor de REC's zal duidelijk moeten zijn waarop zij aanspraak kunnen maken en wanneer. Kunnen zij dit jaar al aanspraak maken op deze middelen? In verband met de rugzak vroeg zij naar de mogelijkheid van een extra budget en meer flexibiliteit voor het geval dat er onvoldoende ondersteuning is voor kinderen die in het regulier onderwijs worden opgevangen. Mevrouw Lambrechts was van oordeel dat dit een eenvoudigere oplossing biedt dan de functionele indicatiestelling of een advies van de Onderwijsraad.

Het regulier onderwijs is te laat betrokken bij deze ontwikkelingen en moet de hoogste prioriteit krijgen. Daarbij zal de voorlichting een belangrijke rol moeten spelen. Er zal sprake moeten zijn van drang: een school die zwaarwegende argumenten heeft om geen kinderen op te nemen, moet niet daartoe worden gedwongen. Mevrouw Lambrechts vroeg of met een keuze tussen cluster 3 en 4 en eventueel een landelijke functie voor daarboven uitstijgende taken een oplossing wordt geboden voor de langdurig zieke kinderen. Voorts vroeg zij om een visie op het bevorderen van de samenhang tussen de leerlinggebonden financiering, Weer samen naar school en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Zij vroeg aandacht voor het voorstel van de Nierstichting om een pilotproject te starten dat is gericht op de mogelijkheden om het ziekenhuisonderwijs onder te brengen bij de REC's.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA) betreurde het dat de staatssecretaris niet al in het AO van 18 mei heeft uitgesproken dat de indicatiestelling moet worden uitgevoerd door de OAC's. Zij constateerde met tevredenheid dat een aantal punten uit het vorige AO goed is verwerkt in de brief.

De ouderorganisaties willen een sterke positie op het punt van inzage van dossiers van de kinderen, het geven van aanvullende informatie en de beroepsgang. Mevrouw Ross pleitte voor een directe beroepsgang en gaf aan dat de second opinion een directe gang naar het beroepsorgaan mogelijk moet kunnen maken. Zullen de scholen en ouders goed op de hoogte worden gebracht van de ontwikkelingen en datgene wat van hen wordt verwacht? De voorwaarden voor het regulier onderwijs zullen gewaarborgd moeten zijn.

Zij vroeg of er direct geld beschikbaar is voor het opzetten van de LCTI. Met het oog op de beroepsmogelijkheid voor de ouders en de second opinion zal die er van het begin af aan moeten zijn. Welke kosten zijn gemoeid met het oprichten en in stand houden van de LCTI? Op welke middelen wordt gedoeld in verband met de herschikking van de beschikbare budgetten voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ten behoeve van de structurele financiering van de REC's? De herschikking mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs en de schoolorganisaties. Is de voorgestelde verhoging van de bijdrage voor de extra onderwijskosten per leerling kostendekkend en zo niet, zal de vergoeding worden aangepast? Het idee van een extra budget voor knelpunten sprak haar zeer aan.

Mevrouw Ross hechtte eraan dat de scholen een eigen BRIN-nummer houden met het oog op het eigen profiel en de eigen verantwoordelijkheid van scholen. Een proces van onderop waarin de scholen gezamenlijk een onafhankelijke adviescommissie financieel in stand houden en samenwerken is een betere uitwerking van de eigen verantwoordelijkheid dan een top-downbenadering. Zij vroeg naar de criteria voor de indicering van langdurig zieke kinderen. Kunnen zij binnen de wettelijke regels op de huidige scholen blijven?

Zij juichte het toe dat de invoering van de clusterindeling en de vorming van de REC's geleidelijk zullen plaatsvinden. Betekent dit dat er in de praktijk een REC-vorming met meerdere snelheden mogelijk is, bijvoorbeeld voor schoolsoorten in de clusters 3 en 4?

Mevrouw Ross schetste dat de financiering van het onderwijs en de formatie in de rugzak op onredelijke wijze kunnen worden verminderd of gestopt, als blijkt dat het heel goed gaat met bijvoorbeeld dove kinderen die in het regulier onderwijs worden opgevangen. Dit betekent dat de school niet wordt beloond, maar juist wordt gekort. Zij was dan ook van oordeel dat van dergelijke herindicaties geen sprake mag zijn, aangezien een dergelijke situatie zich niet zal voordoen in het speciaal onderwijs. Mevrouw Ross had behoefte aan een inventarisatie van de knelpunten in de mogelijkheden tot samenwerking en een visie op de wijze waarop samenwerking tot stand kan worden gebracht, op basis waarvan een politieke discussie kan worden gevoerd. Zij hechtte zeer aan samenwerking, met behoud van de identiteit en het profiel van scholen en de betrokkenheid van ouders bij het proces op school. Zij was een voorstander van de door de Nierstichting voorgestelde pilotproject op het gebied van het ziekenhuisonderwijs en vroeg een reactie op dit punt.

De heer Van der Vlies (SGP) beschouwde de brief als een stap vooruit en signaleerde dat er zich een goed proces aftekent met een schoolnabije benadering en een decentraal georganiseerde indicatiestelling, waarbij door de LCTI en de OAC's invulling wordt gegeven aan de harde voorwaarden van objectiviteit en onafhankelijkheid. Hij vroeg naar de te ontwikkelen toetsingscriteria in verband met de signaleringsfunctie van de LCTI. Voorts vroeg hij zich uit een oogpunt van duidelijkheid voor de ouders af wat de voorkeur verdient: een bezwaarprocedure waarin de LCTI advies geeft aan een OAC of een rechtstreekse bezwaarprocedure bij de LCTI.

Met de bekostiging van de REC's voor de instandhouding van de OAC's wordt wellicht te ver vooruitgelopen op de bestuurlijke vormgeving van de REC's, zoals is gesignaleerd door de scholen en de Onderwijsbond CNV. De heer Van der Vlies vroeg of er een ondergrens is bij scholen voor de opvang van gehandicapte kinderen in het regulier onderwijs. Hij was het ermee eens dat er op regionaal niveau moet worden samengewerkt door autonome partners die een eigen identiteit kunnen hebben. Hij sprak zijn dank uit voor de extra middelen. Wel vroeg hij zich af of hiermee definitief wordt voorzien in een adequate financiering. Hij verwees naar het voorstel vanuit het besturenoverleg voor een vast bodembedrag per instelling naast een schoolafhankelijk bedrag. De verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid van schoolgebouwen ligt in eerste instantie bij de gemeenten, maar de staatssecretaris heeft een verantwoordelijkheid voor de goede randvoorwaarden ten behoeve van dit proces. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het overleg hierover?

De heer Van der Vlies sprak zich in verband met de clustering uit voor een maximale ruimte voor scholen met langdurig zieke kinderen. Hij sloot zich aan bij de vragen over de matige flexibiliteit van de clusterindeling en de geleidelijke in- en aanpassing van de clusters. Naar aanleiding van de uitspraak van de staatssecretaris dat scholen in de eerste fase van de wetgeving hun zelfstandigheid zullen behouden, vroeg hij wat er in de tweede fase zal gebeuren, gezien de rol van de REC's op dit punt. Hij ging ervan uit dat, als scholen in de eerste fase hun identiteit mogen behouden, de mate van zelfstandigheid definitief geregeld zal moeten zijn.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris schetste dat er na een periode van bezuinigingen weer ruimte is ontstaan voor grootschalige onderwijskundige vernieuwingen. Naar aanleiding van het AO van 18 mei, waarin is gebleken dat de Kamer op het punt van de indicatiestelling hecht aan minder bureaucratie en aan objectiviteit en onafhankelijkheid, is gekozen voor een aanpak waarin aan deze wens tegemoet wordt gekomen. Deze aanpak wordt gesteund door zowel de onderwijsorganisaties als de ouderorganisaties, met dien verstande dat de ouderorganisaties daaraan een aantal condities hebben verbonden. Voor elke stap in het proces van eerste aanmelding tot uiteindelijk herhalingsonderzoek zal worden nagegaan wie waarvoor verantwoordelijk is, welke aanspraken ouders kunnen maken, welke organisatorische voorzieningen nodig zijn, wat in de wetgeving moet worden geregeld en welke bekostigingsafspraken moeten worden gemaakt. Op basis hiervan zal de precieze relatie tussen het OAC en het REC kunnen worden vastgesteld. De hoofdlijnen van de brief van 31 mei zullen in de komende weken worden uitgewerkt, waarbij wordt gestreefd naar vergroting van de consensus van de onderwijs- en ouderorganisaties. In het AO van 18 mei kon nog niet tegemoet worden gekomen aan de wensen vanuit de Kamer, omdat daartoe nog geen model voorlag waarover alle betrokken partijen zich hadden uitgelaten.

De staatssecretaris kon zich niet voorstellen dat het herindiceren van een kind dat het goed doet in het regulier onderwijs ertoe zal leiden dat de school wordt gestraft, maar zegde toe direct te reageren als dergelijke situaties worden gemeld. De individualisering van het budget leidt ertoe dat er beslissingen worden genomen over individuele kinderen, waartegen zo nodig bezwaar kan worden aangetekend. In het geval van tijdelijke hulp is van te voren duidelijk dat die slechts voor enkele jaren geldt. Bij herindicatie wordt het extra zorgaanbod beoordeeld. Pas wanneer blijkt dat er geen extra zorgaanbod meer nodig is, kan herindicatie ertoe leiden dat de rugzak niet wordt gecontinueerd. Zij kon evenwel niet op voorhand zeggen dat er nooit sprake zal zijn van het intrekken van extra zorg.

Naar aanleiding van het pleidooi voor flexibilisering sprak de staatssecretaris over een historisch gegroeide situatie. Op zichzelf zou het goed zijn om te komen tot een functionele indicatiestelling met een daarop afgestemd onderwijsaanbod en bijpassende bekostiging, maar in de praktijk blijkt dat nog niet mogelijk te zijn. De indicatiestelling moet dan ook verder worden uitgewerkt. Zij stelde zich voor dat over twee jaar, halverwege de eerste fase, in een monitor wordt aangegeven hoe in de fasering naar de functionele indicatiestelling kan worden toegegroeid. Zij had geen behoefte aan een adviesaanvraag aan de Onderwijsraad op een moment dat dit niet bijdraagt aan het proces.

Een advies van de LCTI aan het OAC is formeel niet bindend, maar zal in de praktijk zwaar wegen, omdat het in een beroepsprocedure door de rechter zal worden betrokken bij het oordeel over de juistheid van de beslissing van het OAC. Aangezien de LCTI geen rechterlijke instantie is, zullen er waarborgen moeten worden geschapen. Het neerleggen van de beroeps- en bezwaarbehandeling bij de LCTI zal ertoe leiden dat de commissie extra wordt opgetuigd. De mogelijkheid van een second opinion wordt gecreëerd door de verplichting voor het OAC advies aan te vragen bij de LCTI alvorens een beslissing op bezwaar te nemen. Er wordt gezocht naar een balans tussen de LCTI en het OAC met betrekking tot de onafhankelijkheid. In de uitwerkingsnotities zal hierop worden teruggekomen. Een halfjaarlijkse voortgangsrapportage kan in het komende najaar worden verwacht.

Bij een indicatiestelling voor cluster 4 wordt informatie vanuit de jeugdzorg opgevraagd om te besluiten over de indicatie. De bureaus jeugdzorg zullen moeten bijdragen aan een duidelijker verloop van de indicatiestelling. Er zijn bij de aanvang van het traject duidelijke regels nodig waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in situaties. Ook zal er in de eerste fase een onderzoek moeten worden uitgevoerd naar de bekostigingsniveaus. Flexibiliteit via een extra budget als alternatief voor de functionele indicatiestelling zal in deze fase daarentegen leiden tot minder duidelijkheid. Er is sprake van een historische onoverzichtelijke situatie. Transparantie voor de ouders kan mede worden bereikt door middel van een zorgvuldige voorbereiding, beslissingstermijnen, motivering, mogelijkheden van bezwaar en beroep, een uitwerking op alle onderdelen en een voortgangsrapportage aan de Kamer op basis waarvan een openbaar debat kan worden gevoerd.

De hulpvraag van langdurig zieke kinderen past in cluster 3 of 4. De criteria voor deze clusters en het onderwijsaanbod zijn verschillend. Bij twijfel zal de hulpvraag van het kind en de ouders in de praktijk worden meegewogen. Het speciaal onderwijs zal de expertise moeten bieden die het kind nodig heeft. De clusterindeling zal niet leiden tot verplaatsing van leerlingen. De educatieve dienst in de academische ziekenhuizen lijkt niet naar tevredenheid te werken. De staatssecretaris zal op 6 juli a.s. met de Nierstichting spreken over de samenhang tussen het ziekenhuisonderwijs en de REC-vorming en over het voorstel voor een pilotproject. Zij zegde toe de Kamer een afschrift te doen toekomen van haar antwoord op de brief van de Nierstichting. Bij de evaluatie van de Wet ondersteuning zieke leerlingen zal op dit punt worden ingegaan.

Bij de inzet van de incidentele middelen zal veel aandacht worden gegeven aan het toerusten van het regulier onderwijs. De verschillen in bekostiging tussen de verschillende onderwijssoorten zijn historisch gegroeid en hebben onder meer te maken met private financiering en de handicap van het kind. In de eerste fase zal een herijking van de bekostigingsniveaus plaatsvinden. Dan zullen ook gegevens op basis van de evaluatie van de LCTI beschikbaar komen. In de tweede fase zullen de bekostigingsniveaus opnieuw worden vastgesteld. De technische onderbouwing van deze niveaus vereist specialistische deskundigheid. Het is dan ook de vraag of de Onderwijsraad hierover om advies moet worden gevraagd.

Van de extra middelen is een deel bestemd voor de OAC-taken, terwijl een deel bij de scholen blijft voor de begeleidingstaak. De omvang zal zorgvuldig worden vastgesteld. De staatssecretaris benadrukte dat de taken van de scholen niet hieronder zullen lijden. Zij kon nog niet aangeven of de f 1500 aan materiële bekostiging voldoende is; in de evaluatie bekostiging eerste fase zal hierop worden teruggekomen. Met dit bedrag wordt tegemoetgekomen aan de behoefte aan extra materiaal. Zij zei op termijn te willen toewerken naar keuzevrijheid in de besteding van de middelen. Op dit moment is alle capaciteit en expertise evenwel aanwezig in het speciaal onderwijs. De staatssecretaris ging ervan uit dat niet alleen de reguliere scholen, maar ook de ouders tevreden zijn over de ambulante begeleiding en goede ambulante begeleiding beschouwen als een voorwaarde voor opvang in het regulier onderwijs. Op basis daarvan verwachtte zij dat het geld niet op een grote schaal elders zal worden besteed. In de uitwerkingsnotities zal ook op dit punt worden teruggekomen. Voor de PM-posten zullen middelen vrijgemaakt worden, afhankelijk van de beschikbare ruimte. In het kader van de begroting 2001 zal op dit punt worden ingegaan, alsmede op de kosten van een LCTI. De BRIN-nummers worden gehandhaafd in de eerste fase; in de tweede fase zal opnieuw hierover worden gesproken. Op korte termijn zal er duidelijkheid komen over de per REC beschikbare bedragen. De staatssecretaris deelde mee dat zij een schriftelijke correctie in verband met verkeerd afgeronde bedragen aan de Kamer zal doen toekomen.

Zo snel mogelijk na de zomer komt er een vervolgfaciliëringsregeling voor de REC's voor het schooljaar 2000–2001, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van het REC. In overleg met het veld zal deze regeling worden vormgegeven. Vanwege de onafhankelijkheid van het OAC is gekozen voor een rechtstreekse financiering van de OAC's via het REC-bestuur. Dit schept geen precedenten voor andere trajecten, aangezien het een duidelijk afgebakende niet-onderwijstaak betreft. De relatie school–REC zal in de volgende fase worden uitgewerkt. Hierbij zal recht worden gedaan aan zowel de identiteit van de partners binnen een REC als de beleidswens van een bestuurlijk aanspreekpunt dat verantwoordelijk is voor het realiseren van de inhoudelijke doelstellingen van het REC. De inhoudelijke invulling van onderop van de REC's is van groot belang. Het staat scholen binnen het REC vrij om afspraken op maat te maken over de bestuurlijke en organisatorische vormgeving van dat REC met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met een aantal uitgangspunten.

De vraag is hoe het grote aantal ingezette trajecten op elkaar kunnen worden afgestemd en op voorhand op elkaar kunnen worden betrokken. De regionale afstemming is weliswaar van belang, maar er zijn nu eenmaal verschillen in het onderwijs als gevolg van de historisch gegroeide situatie. In de eerste fase wetgeving zullen de trajecten worden gemonitord en zullen de knelpunten in kaart worden gebracht; de Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Vervolgens zullen deze resultaten worden gebruikt voor de vormgeving van de tweede fase.

Voorlichting is van essentieel belang. De activiteiten in het kader van het masterplan voorlichting LGF uit 1998, gericht op ouders, scholen en ondersteunende organisaties, zijn deels getemporiseerd. Dit jaar zal het traject met voortvarendheid worden ingezet. Bij de voortgangsrapportages zal worden aangegeven hoe de voorlichting gestalte krijgt. De staatssecretaris was desgevraagd bereid na te gaan hoe met name allochtone ouders kunnen worden geïnformeerd.

Zij was voornemens het regulier onderwijs in de komende jaren zodanig toe te rusten dat ouders met gehandicapte kinderen voor een goede reguliere school kunnen kiezen. Vooralsnog moeten ouders afwegen of een reguliere school via interne en externe begeleiding voldoende zorg kunnen bieden. Er zullen met de reguliere scholen afspraken worden gemaakt over de toegankelijkheid voor gehandicapte kinderen. Daartoe zal het bieden van opvang en educatie aan deze kinderen deel moeten uitmaken van het kwaliteitsbegrip van de school.

In goed overleg is afgesproken de subsidie voor de steunpuntscholen stop te zetten. Er zal worden nagegaan hoe de opgebouwde expertise breder ter beschikking kan worden gesteld en de in gang gezette ontwikkelingen kunnen worden uitgebreid. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

De huisvesting mag geen grond zijn voor een school om een gehandicapt kind af te wijzen. Na overleg met een aantal organisaties worden verschillende modellen verkend, zal na de zomer een vervolggesprek plaatsvinden over de oplossingsrichtingen. De verantwoordelijkheid voor het aanpassen van het gebouw ligt weliswaar bij de gemeente, maar de staatssecretaris zei op dit punt de vinger aan de pols te houden. Zij wees erop dat er over de huisvesting apart wordt overlegd met de ministeries van OCW en BZK.

Volgens het onderwijsverslag 1999 van de inspectie heerst er in het speciaal onderwijs een goed pedagogisch klimaat, maar is het ambitieniveau of het materiaal niet voldoende aanwezig. Er wordt nagegaan hoe kerndoelen voor het speciaal onderwijs kunnen worden geformuleerd. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

De reservering bij VWS voor lijfgebonden zorg betreft het speciaal onderwijs. In overleg met VWS wordt gekeken naar lijfgebonden zorg in het regulier onderwijs. Niet alleen thuiszorg, maar ook een persoonsgebonden budget is mogelijk. Het leerrecht van zwaar verstandelijk gehandicapte kinderen staat niet ter discussie. Ook in de komende jaren zal de deelname aan het onderwijs voor zeer zwaar verstandelijk gehandicapte en meervoudig gehandicapte kinderen worden vergroot. De staatssecretaris zei met haar collega van VWS te zoeken naar een balans tussen de mogelijkheden, snelheid en zorgvuldigheid.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smits (PvdA) sprak haar dank uit voor de toezegging dat in de nadere uitwerking zal worden ingegaan op de naar voren gebrachte punten. Zij steunde de ingeslagen weg.

De heer Rabbae (GroenLinks) constateerde dat in de uitwerking zal worden teruggekomen op de indicatiestelling, de bezwaar- en beroepsprocedure en de voorlichting, alsmede op de incidentele en structurele middelen. Hij vroeg een reactie op het pleidooi om de fasering in cluster 4 in acht te nemen.

Mevrouw Lambrechts (D66) ging akkoord met een uitwerking langs de geschetste lijnen en zag de uitwerking met belangstelling tegemoet. Zij benadrukte het belang van een extra knelpuntenbudget om flexibel te kunnen opereren in afwachting van het onderzoek naar de bekostigingsniveaus. Zij vroeg de staatssecretaris om in een apart traject een visie uit te werken op de samenhang tussen de trajecten in het speciaal onderwijs en op de optimalisering daarvan, zonder het traject van de leerlinggebonden financiering te vertragen.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA) pleitte eveneens voor een aparte behandeling van de samenhang tussen de trajecten zonder vertraging van het traject van de leerlinggebonden financiering. Zij gaf aan dat de LCTI een directe beroepsmogelijkheid moet bieden voor ouders, ook voor een second opinion. Dit mag niet afhankelijk zijn van de daarmee gemoeide kosten. Zij vroeg een reactie op het punt van de fasering van cluster 3 en 4. Ook voor langdurig zieke kinderen is sprake van herindicatie. Ervan uitgaande dat zij niet verplaatst zullen worden, zullen de indicatiecriteria voor deze kinderen moeten blijven gelden bij herindicatie. Hoe past dit binnen de wettelijke regels?

De heer Van der Vlies (SGP) was van oordeel dat de brief een goede insteek biedt in het proces en wachtte de verdere uitwerking af. Hij wees op het belang van de zelfstandigheid en de identiteit van de scholen.

De staatssecretaris constateerde dat er brede overeenstemming is over de ingeslagen weg. Wat de clusters 3 en 4 betreft, wordt met de organisaties overlegd over de ontwikkeling van de sector en wordt bezien hoe stap voor stap een duidelijke fasering kan worden aangebracht.

Uit bestuurlijk oogpunt is flexibiliteit met een bijpassend budget een goede zaak. Het toekennen van extra bedragen in individuele gevallen levert echter ook problemen op. Bovendien is er sprake van gemiddelde budgetten. De staatssecretaris zei voorzichtig te zullen zijn met individuele toekenningen vanwege de moeilijke uitvoering en de precedentwerking. Zij gaf de voorkeur aan heldere regels waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende situaties. Om die reden wordt in de eerste fase een onderzoek uitgevoerd naar de bekostigingsniveaus en de benodigde ruimte op weg naar de functionele indicatiestelling. Flexibele toekenningen zullen altijd worden gemeld aan de Kamer in verband met het risico van rechtsongelijkheid. In het kader van de voortgangsrapportage zal worden nagegaan in hoeverre er behoefte bestaat aan een dergelijke mate van flexibiliteit.

De staatssecretaris was bereid om apart in te gaan op een visie op de samenhang tussen de verschillende trajecten, hetgeen meer tijd zal vergen. In de voortgangsrapportage in het najaar zal het vraagstuk worden verkend. De beroepsmogelijkheden zullen in de uitwerkingsnotities verder uitgewerkt worden.

De nieuwe clusterindeling kan geen reden zijn tot het verplaatsen van kinderen. De herindicatie van de huidige leerlingen zal zorgvuldig moeten gebeuren en zal veel tijd kosten. Overgangsgevallen moeten zodanig worden geregeld dat de betrokkenen niet de dupe worden. Dergelijke gevallen zullen aan de Kamer worden voorgelegd. In verband met de balans tussen samenwerking en behoud van de eigen identiteit zei de staatssecretaris de voorkeur te geven aan een verhouding waarin men zichzelf blijft.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Mattijssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schutte (RPF/GPV), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, De Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wijn (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Örgü (VVD), Nicolaï (VVD), Kortram (PvdA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Belinfante (PvdA), Van Bommel (SP), Barth (PvdA) en Hamer (PvdA).

Plv. leden: Schimmel (D66), Stellingwerf (RPF/GPV), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Van Baalen (VVD), De Cloe (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Verhagen (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Rijpstra (VVD),Voûte-Droste (VVD), Middel (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA), Poppe (SP), Arib (PvdA) en Spoelman (PvdA).

Naar boven