nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot regeling
van het conflictenrecht met betrekking tot verbintenissen uit onrechtmatige
daad (Wet conflictenrecht onrechtmatige daad).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
17 juni 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke
regeling te geven van het conflictenrecht met betrekking tot verbintenissen
uit onrechtmatige daad;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
Voor de toepassing van deze wet wordt met het grondgebied van een Staat
gelijkgesteld:
a. de installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie
en exploitatie van natuurlijke rijkdommen, aanwezig in, op of boven het buiten
de territoriale grens van die Staat gelegen deel van de zeebodem voor zover
die Staat daar op grond van het internationale recht soevereine rechten mag
uitoefenen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen;
b. een zich op volle zee bevindend schip dat door of vanwege die Staat
teboekgesteld is of van een zeebrief of daarmee gelijk te stellen document is voorzien, dan wel bij gebreke van enige teboekstelling, zeebrief
of daarmee gelijk te stellen document, toebehoort aan een onderdaan van die
Staat;
c. een zich in het luchtruim bevindend luchtvaartuig dat door of vanwege
die Staat teboekgesteld is of in het nationaliteitsregister van die Staat
is ingeschreven, dan wel bij gebreke van enige teboekstelling of inschrijving
in het nationaliteitsregister, toebehoort aan een onderdaan van die Staat.
Artikel 2
1. Deze wet laat onverlet het op 4 mei 1971 te 's-Gravenhage tot stand
gekomen Verdrag inzake de wet die van toepassing is op verkeersongevallen
op de weg (Trb. 1971, 118) en het op 2 oktober 1973 te 's-Gravenhage tot stand
gekomen Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op de aansprakelijkheid
wegens produkten (Trb. 1974, 84).
2. Deze wet laat eveneens onverlet het bepaalde in artikel 7 van de Wet
van 18 maart 1993, houdende enige bepalingen van internationaal privaatrecht
met betrekking tot het zeerecht en het binnenvaartrecht (Stb. 1993, 168).
Artikel 3
1. Verbintenissen uit onrechtmatige daad worden beheerst door het recht
van de Staat op welks grondgebied de daad plaatsvindt.
2. In afwijking van het eerste lid wordt, wanneer een daad schadelijk
inwerkt op een persoon, een goed of het natuurlijke milieu elders dan in de
Staat op welks grondgebied die daad plaatsvindt, het recht toegepast van de
Staat op welks grondgebied die inwerking geschiedt, tenzij de dader de inwerking
aldaar redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien.
3. Indien dader en benadeelde in dezelfde Staat hun gewone verblijfplaats
onderscheidenlijk plaats van vestiging hebben, is in afwijking van het eerste
en tweede lid het recht van die Staat van toepassing.
Artikel 4
1. In afwijking van artikel 3 worden verbintenissen wegens ongeoorloofde
mededinging beheerst door het recht van de Staat op welks grondgebied de mededingingshandeling
de concurrentieverhoudingen beïnvloedt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de mededingingshandeling
uitsluitend tegen een bepaalde concurrent is gericht.
Artikel 5
Indien een onrechtmatige daad nauw verbonden is met een tussen dader en
benadeelde bestaande of gewezen rechtsverhouding, kan in afwijking van de
artikelen 3 en 4 op de verbintenis uit onrechtmatige daad het recht worden
toegepast dat die andere rechtsverhouding beheerst.
Artikel 6
1. Indien partijen het op de verbintenis uit onrechtmatige daad toepasselijke
recht hebben gekozen, is in afwijking van de artikelen 3 tot en met 5 tussen
hen dit recht van toepassing.
2. De rechtskeuze dient uitdrukkelijk te zijn gedaan of anderszins voldoende
duidelijk te blijken.
Artikel 7
Het op grond van de artikelen 3 tot en met 6 toepasselijke recht bepaalt
in het bijzonder:
a) de gronden voor en de omvang van de aansprakelijkheid;
b) de gronden voor uitsluiting, beperking en verdeling van de aansprakelijkheid;
c) het bestaan en de aard van schade die voor vergoeding in aanmerking
komt;
d) de omvang van de schade en de wijze van vergoeding ervan;
e) de mogelijkheid tot overdracht of overgang van het recht op schadevergoeding;
f) de personen die uit eigen hoofde recht hebben op schadevergoeding;
g) de aansprakelijkheid van een opdrachtgever voor handelingen van degene
die voor hem optreedt;
h) de termijn voor de verjaring of het verval van een aanspraak op schadevergoeding,
alsmede het tijdstip van aanvang van de termijn en van zijn stuiting of schorsing.
Artikel 8
Het in de artikelen 3 tot en met 7 bepaalde staat niet eraan in de weg
dat rekening wordt gehouden met op de plaats van de onrechtmatige daad geldende
verkeers- en veiligheidsvoorschriften of andere daarmee vergelijkbare voorschriften
strekkend tot bescherming van personen of zaken.
Artikel 9
Deze wet wordt aangehaald als: Wet conflictenrecht onrechtmatige daad.
Artikel 10
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,