Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26604 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26604 nr. 2 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 1999
Een sluitende aanpak voor kwetsbare groepen zoals verslaafden en dak- en thuislozen maakt een belangrijk onderdeel uit van het grote stedenbeleid. In het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) heeft het kabinet aangegeven dat onder meer door het ontwikkelen van een toereikend en specifiek aanbod van 24-uurs-opvang een sluitende structuur bevorderd kan worden.1 Daarnaast zag het kabinet zich geconfronteerd met de noodzaak te komen tot een betere verdeling van de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en vrouwenopvang. Het kabinet heeft op 28 december 1998 een advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) hierover ontvangen. Het advies betreft zowel de keuze voor gemeenten die voor een uitkering in aanmerking komen en de hoogte van de uitkering.
Het kabinet heeft zich gerealiseerd dat beide ontwikkelingen in onderlinge samenhang gerealiseerd dienen te worden. Tegen deze achtergrond heeft het kabinet 35 mln. beschikbaar gesteld. Daarvan wordt f 19,1 mln. aan de specifieke uitkeringen voor de maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid van VWS toegevoegd en een bedrag van f 15,9 mln. aan de Bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid G-25.
Ophoging budget maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
Voor een verhoging van het budget voor de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid wordt f 19,1 mln. aangewend. Dat maakt het mogelijk een belangrijk deel van het advies van de Rfv uit te voeren.
De aanleiding voor het advies was de noodzaak om te komen tot een betere verdeling van de specifieke uitkeringen over de aangewezen gemeenten. De huidige verdeling van middelen is immers gebaseerd op historische gronden. Sindsdien is de feitelijke situatie in tal van regio's aanmerkelijk gewijzigd. De herverdeling moest op een zorgvuldige wijze geschieden. Dat zou alleen onder bepaalde condities kunnen. Eén daarvan was dat een verschuiving van geldstromen niet zou mogen leiden tot grote kapitaalvernietiging (bijvoorbeeld ingeval grootschalige voorzieningen). Hierover heeft u bij de behandeling van de nota Opmaat tot samenspel duidelijke uitspraken gedaan.1 Een ander risico van de verschuiving van geldstromen binnen een gelijkblijvend budget was dat er gaten in de hulp- en zorgverlening zouden kunnen ontstaan. Het onverkort uitvoeren van het advies zou onvermijdelijk leiden tot dergelijke ongewenste effecten.
Dit alles overziende heeft het kabinet vastgesteld dat slechts door de ophoging van het beschikbare budget een herverdeling van gelden verantwoord zou kunnen plaatsvinden. Voorts is het Rfv-voorstel over de aan te wijzen centrumgemeenten vrijwel geheel overgenomen. Voor de gemeenten die hierdoor niet langer een uitkering ontvangen wordt voor het jaar 2000 een overgangsregeling voorgesteld. Daarna wordt de uitkering van een gemeente die niet langer centrumgemeente is toegevoegd aan het «regio-budget» van de centrumgemeente van de regio waarin de betreffende gemeente zich bevindt. Aan de toekenning van de uitkering aan centrumgemeenten die een dergelijk regio-budget ontvangen, wordt de voorwaarde verbonden dat er afspraken worden gemaakt over de financiering van voorzieningen in een gemeente in dezelfde regio indien die gemeente niet langer een uitkering ontvangt. Hiermee kan kapitaalvernietiging voorkomen worden.
Ook het voorgestelde verdeelmodel voor de uitkeringen maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid wordt overgenomen, met dienverstande dat beide uitkeringen gesaldeerd zijn en dat er is afgezien van het verlagen van het budget van een gemeente voor beide uitkeringen. Door de bovengenoemde ophoging van 19,1 mln. van het budget voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid is dat mogelijk geworden. Daarnaast zijn bij de herverdeling de dit jaar vrijgevallen projectgelden van het overlastbeleid zodanig betrokken dat waar gemeenten dat willen deze projecten voortgezet kunnen worden.
Het voorgestelde verdeelmodel voor de uitkering vrouwenopvang is niet toegepast.
In paragraaf 2 wordt het standpunt op het Rfv-advies verder uitgewerkt.
Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G-25
De resterende f 15,9 mln. wordt toegevoegd aan de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G-25.2 Hiermee wil het kabinet de totstandkoming van een sluitende structuur voor 24-uurs opvang van overlastgevenden bevorderen. Paragraaf 3 bevat een verdere uitwerking van de uitbreiding van de Bijdrageregeling.
Bijlage 1 bevat een overzicht van de hoogte van de specifieke uitkeringen vanaf 2000 en van de verdeling van de gelden van de Bijdrageregeling over de G-25.
2 UITWERKING STANDPUNT RFV-ADVIES
Met ingang van 1 januari 1998 vormt de Welzijnswet 1994 de wettelijke basis voor de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid aan gemeenten. Daaraan vooraf is een langdurige periode van tijdelijke financiering (Tfv, Twssv) gegaan. In de toelichting op het wetsvoorstel tot wijziging van de Welzijnswet is aangegeven dat het in de bedoeling ligt om in de toekomst andere (objectieve) maatstaven te ontwikkelen.1 Dit vormde de aanleiding om te komen tot een adviesaanvraag aan de Raad voor de financiële verhoudingen over het aantal en de gemeenten, welke voor een uitkering in aanmerking zouden moeten komen en over de mogelijkheid van een meer rationele en gewogen verdeelsleutel.2
In februari 1998 heeft de Rfv het eerste advies uitgebracht inzake de verdeling van de middelen binnen de drie specifieke uitkeringen. Dit advies ging uit van een nieuwe regio-indeling en een gelijk aantal centrumgemeenten (49) voor alle drie de uitkeringen. Dit advies was niet uitvoerbaar, zo bleek ook tijdens de kamerbehandeling van de nota «Opmaat tot samenspel». De Kamer toonde zich vooral bezorgd over kapitaalvernietiging als gevolg van een herverdeling van middelen zonder extra geld.3 De toenmalige staatssecretaris van VWS kondigde tijdens die behandeling aan dat aan de Rfv aanvullende vragen voorgelegd zouden worden.
De aanvulling had betrekking op het opstellen van een verdeelvoorstel op basis van de Wzv regio-indeling en op het aangeven van een fasering voor de invoering van het voor te stellen verdeelmodel. Nadrukkelijk is verder aandacht gevraagd voor de positie van de G-4 en voor de mogelijkheid de «overlast-gelden» te benutten bij een gefaseerde implementatie van het advies.4 Met de overlastgelden worden de projectgelden (f 16,7 mln.) bedoeld waarmee de Stuurgroep Vermindering Overlast (SVO) in de periode 1994–1998 gemeentelijke initiatieven ondersteund heeft om de overlast van harddrugverslaafden te verminderen.
Op 15 januari 1999 heeft u het nieuwe advies van de Rfv ontvangen. Vervolgens heeft de standpuntbepaling de nodige tijd gekost. Ter voorbereiding op deze brief heb ik nader advies ingewonnen van en overleg gevoerd met de besturen van GGZ Nederland, de Federatie Opvang en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Over de voortgang daarvan bent u geïnformeerd.5
2.2 Standpunt regioindeling en aanwijzing van centrumgemeenten
2.2.1 Voorstel Rfv wordt op één uitzondering na overgenomen
Op basis van de bestaande regio-indeling voor de Wet ziekenhuisvoorzieningen (Wzv) heeft de Rfv een keuze voor de centrumgemeenten gemaakt.
Met uitzondering van de uitkering voor vrouwenopvang wordt deze keuze overgenomen. Ede blijft centrumgemeente vrouwenopvang omdat de keuze van de Rfv om Ede niet op te nemen is gebaseerd op de uitkomst van een technische verfijning van de omschrijving van een stadskern, terwijl het qua inwoneraantal wel voldoet aan de gestelde criteria.6
Dat betekent dat er 34 centrumgemeenten vrouwenopvang (was 38) komen, 41 gemeenten maatschappelijke opvang (was 48) en 33 gemeenten verslavingsbeleid (was 25).
Het is niet mogelijk om op een zorgvuldige wijze het standpunt ten aanzien van de keuze van centrumgemeenten per 2000 door te voeren. Voor de gemeenten die geen uitkering meer zullen krijgen wordt een overgangsregeling voor het jaar 2000 getroffen: zij ontvangen in 2000 de uitkering nog eenmaal rechtstreeks. Bij de opstelling van de te wijzigen AMvB Specifieke Uitkeringen zal hiermee rekening gehouden worden.
De extra gelden waardoor het mogelijk is het Rfv-advies uit te voeren zijn al vanaf 2000 beschikbaar.
2.2.3 Kapitaalvernietiging voorkomen in voormalige centrumgemeenten
De consequenties van de keuze voor gemeenten laten zich natuurlijk het duidelijkst voelen bij die gemeenten die geen uitkering meer ontvangen. Voorkomen moet worden dat hierdoor toch grote kapitaalvernietiging alsmede gaten in de zorg- en hulpverlening gaan ontstaan. Dat is mogelijk omdat in feite in het geval van een gemeente die niet meer als centrumgemeente aangewezen wordt, er binnen de betreffende Wzv-regio een herverdeling heeft plaatsgevonden. De betreffende uitkering van de vervallen gemeente(n) is bij het «regio-budget» van de centrumgemeente in dezelfde regio gevoegd. Bij de toekenning van de uitkering aan centrumgemeenten die een dergelijk regio-budget ontvangen, zal ik daarom de voorwaarde verbinden dat er afspraken worden gemaakt over de financiering van voorzieningen in een gemeente in dezelfde regio indien die gemeente niet langer een uitkering ontvangt.
Tabel 3 bevat een overzicht van de centrumgemeenten en van gemeenten in de regio van de centrumgemeente die bij uitvoering van deze brief niet langer centrumgemeente zullen zijn.
Tabel 3. Overzicht centrumgemeenten met in de regio van de centrumgemeente vervallen gemeenten
centrumgemeenten | vervallen gemeenten maatschappelijke opvang | vervallen gemeenten vrouwenopvang | vervallen gemeenten verslavingsbeleid |
---|---|---|---|
Leeuwarden | Smallingerland | ||
Enschede | Hengelo | Hengelo | |
Arnhem | Doetinchem | ||
Zwolle | Harderwijk | ||
Alkmaar | Den Helder | Den Helder | Den Helder |
Haarlem | Beverwijk | Beverwijk | |
Den Haag | Zoetermeer | ||
Vlissingen | Terneuzen | Middelburg Terneuzen (SVO) | |
Breda | Bergen op Zoom | ||
Eindhoven | Helmond (SVO) | ||
Venlo | Roermond | ||
Heerlen | Maastricht (SVO) | ||
Maastricht | Geleen | ||
Almere | Lelystad |
(SVO) = gemeenten die wel een subsidie in het kader van het overlastbeleid ontvingen, maar vóór 1999 geen uitkering verslavingsbeleid.
2.3 Standpuntbepaling verdeelmodel specifieke uitkeringen
Aan de hand van een verkennend literatuuronderzoek en gesprekken met financieel deskundigen heeft de Rfv een aantal kostenbepalende factoren vastgesteld.
Bij de standpuntbepaling is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid en anderzijds de specifieke uitkering vrouwenopvang.
2.3.2 Toepassing verdeelmodel maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
Voor de maatschappelijke opvang is voor de verdeling gebruik gemaakt van de maatstaven aantal inwoners, uitkeringsgerechtigden en inwoners met een laag inkomen. Deze laatste factor is gewogen met een factor stedelijkheid. Voor verslavingsbeleid zijn de middelen verdeeld aan de hand van maatstaven inwoners en jongeren. Ook de factor jongeren is gewogen met de factor stedelijkheid.
2.3.2.1 Voorwaarden waaronder Rfv-model wordt toegepast
Toepassing van het voorgestelde verdeelmodel zou leiden tot grote budgettaire verschuivingen tussen de gemeenten die deze uitkeringen ontvangen. Teneinde deze gevolgen van de voorgestelde verschuivingen te beperken is besloten om het model onder twee voorwaarden uit te voeren.
Ten eerste, dat de effecten van de verdelingsvoorstellen op beide uitkeringen in samenhang bekeken worden. Wanneer een gemeente zowel een uitkering verslavingsbeleid als een uitkering maatschappelijke opvang ontvangt, zou die gemeente volgens het advies van de Rfv te maken kunnen krijgen met een vermindering van één uitkering en een verhoging van de andere uitkering. Er wordt daarom uitgegaan van het saldo van de effecten op de hoogte van de uitkeringen bij de toepassing van het Rfv-model.
Ten tweede, dat het totaal van de budgetten van een gemeente voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid niet verlaagd wordt.1
Dit betekent dat wanneer de toepassing van het Rfv-advies voor een gemeente een negatief saldo oplevert, er voor die gemeente geen korting plaatsvindt.2 Indien dat voor een gemeente een positief saldo oplevert, wordt de ophoging van het budget gehonoreerd. Het wordt aan gemeenten met beide uitkeringen overgelaten voor welke uitkering zij de verhoging van het budget willen bestemmen.
Met de toepassing van het verdeelmodel is een bedrag van f 34,1 mln. gemoeid. Ter financiering hiervan zijn de voormalige SVO-projectgelden (f 16,7 mln.) ingezet. De overige middelen die nodig zijn worden gedekt uit de 35 mln. die het kabinet vanaf 2000 ter beschikking heeft gesteld voor de bevordering van een sluitende structuur voor 24-uursopvang.
De voormalige SVO-projectgelden zijn in 1999 vrijgevallen en tijdelijk toegevoegd aan de specifieke uitkering verslavingsbeleid.3 Bij de start van de SVO is aangegeven dat het in de bedoeling lag om bij gebleken effectiviteit de onderscheiden onderdelen na afloop van het project in de reguliere beleidskaders (Twssv, Awbz) onder te brengen.4 Door de gekozen financiering blijven de middelen die bestemd waren voor gemeentelijke overlastprojecten ter beschikking van de gemeenten. Gemeenten zijn wanneer zij dat willen in staat deze projecten voort te zetten, hetzij op basis van de ophoging van het budget voor de specifieke uitkeringen, hetzij op basis van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25.
2.3.3 Verdeelmodel vrouwenopvang wordt niet toegepast
De Rfv adviseert de uitkering vrouwenopvang te verdelen op grond van het aantal inwoners en minderheden.
De toepassing van het model leidt tot zodanige budgettaire verschuivingen dat kapitaalvernietiging onvermijdbaar is. Voor vrouwenopvang zijn geen extra middelen beschikbaar om aan te wenden voor de uitvoering van het advies. Er is geen inhoudelijke relatie met de middelen die beschikbaar zijn om de verdeling van de beide andere uitkeringen te financieren. Daarbij komt dat recent (in 1998) f 15 miljoen extra beschikbaar is gesteld voor de vrouwenopvang, die al zijn verdeeld op basis van de door de Rfv voorgestelde systematiek. Er is daarom besloten geen financiële herverdeling te laten plaatsvinden tussen de gemeenten die een uitkering vrouwenopvang ontvangen.
Wel zal in samenspel met het veld bekeken worden hoe de spreiding over het land beter kan worden toegesneden op de problematiek van de vrouwenopvang.
2.4.1 Aanpassing specifieke uitkeringen
Aan de opstelling van het onderhavige standpunt ligt een tweetal keuzes ten grondslag die maken dat het kabinet er de voorkeur aan geeft de huidige twee afzonderlijke specifieke uitkeringen samen te voegen.
Allereerst dat de herverdeling plaatsvindt op basis van het salderen van de effecten van het advies op beide uitkeringen. En in de tweede plaats dat het aan gemeenten overgelaten wordt hoe zij de ophoging van het budget willen aanwenden.
Daarnaast meent het kabinet dat op dit moment de overwegingen van de Kamer (de geringe overlap, de scheve verhouding tussen vraag en aanbod en de ongelijke spreiding van de voorzieningen) om indertijd te kiezen voor twee afzonderlijke uitkeringen nu niet meer hoeven te gelden.1 Gemeenten geven aan dat in de praktijk de overlap er in toenemende mate is. De bevindingen van het overlastbeleid laten zien dat laagdrempelige opvang effectief kan zijn in het doen verminderen van de overlast op straat van overlastveroorzakende harddrugverslaafden. Opvangvoorzieningen herbergen in toenemende mate verslaafden. Gegeven deze ontwikkelingen zal ik een voorstel voorbereiden tot wijziging van art.10a van de Welzijnswet 1994.
2.4.2 Evaluatie specifieke uitkeringen
Bij de aanpassing van de welzijnswet is afgesproken dat de vorm en de inhoud van de specifieke uitkeringen na drie jaar, in 2001 zullen worden geëvalueerd.
Hierover zal ik de Kamer bij de begrotingsstukken 2001 een opzet doen toekomen.
2.5 Inwerkingtreding per 1 januari 2000
Ik stel het op prijs om op korte termijn met de Kamer van gedachten te kunnen wisselen. Ter voorbereiding op de inwerkingtreding per 1 januari 2000 zal ik de voorbereiding van de aanpassing AMvB ter hand nemen op basis waarvan de uitkeringen toegekend worden. Ik wil deze AMvB voor 1 november a.s. aan de Kamer doen toekomen. Zodoende kunnen ook de betrokken gemeenten zo spoedig mogelijk zekerheid verkrijgen.
3 BIJDRAGEREGELING SOCIALE INTEGRATIE EN VEILIGHEID G-25
Op grond van twee kabinetsbijeenkomsten, waar onder andere de discussie is gevoerd over de vraag hoe de overheid de maatschappelijke cohesie kan vergroten, werd de conclusie getrokken dat via gerichte beleidsmaatregelen de sociale infrastructuur zou kunnen worden versterkt.
In deze kabinetsdiscussie zijn vijf problematische groepen aangestipt; de zorgbehoevende ouderen, jongeren met problemen, langdurig werklozen, allochtonen met aanpassingsproblemen en maatschappelijk marginalen. Waarbij voor wat betreft de laatste groep een extra inspanning voor de opvang en begeleiding noodzakelijk is met als uiteindelijk doel maatschappelijke reïntegratie.
Voorts is in het Integraal Veiligheidsprogramma geconstateerd dat het op dit moment ontbreekt het aan een sluitende 24-uursstructuur voor de opvang van mensen die overlast veroorzaken en hulp nodig hebben, maar dat meestal niet zoeken.1 Het ontbreken van een dergelijke structuur heeft te maken met een tekort aan capaciteit voor laagdrempelige opvang, maar zeker ook met de sectorale invalshoek van veel van de betrokken partijen. Ook onbekendheid bij hulpverleningsinstellingen en politie met de mogelijkheid van de wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) speelt een rol.
3.2 Doelstelling Bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid G25
Veel van de hiervoor genoemde intenties zijn herkenbaar in de Bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid.
De doelstellingen van deze Bijdrageregeling G25 zijn:
– het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid van de leefomgeving;
– het verminderen en tegengaan van jeugdcriminaliteit;
– het vergroten van deelname aan en succesvolle afronding van trajecten voor beheersing van de Nederlandse taal door werklozen en opvoeders;
– het verminderen en tegengaan van voortijdig schoolverlaten met speciale aandacht voor de groepen risicojongeren.
Aan deze doelstellingen zal worden toegevoegd de bevordering van een sluitende structuur voor 24-uursopvang. Daarbij wordt tegelijkertijd f 15,9 mln. structureel toegevoegd aan de bestaande geldstromen van de Bijdrageregeling. Deze kent 4 geldstromen: leefbaarheid en inburgering oudkomers vanaf 1999, de Van Montfransgelden en middelen voortijdig schoolverlaten vanaf 2000. De besteding van deze middelen kan ontschot plaatsvinden op voorwaarde dat aan de besteding een door het rijk goedgekeurd meerjarig ontwikkelingsprogramma ten grondslag ligt.
De doelstelling zal in de nog aan te passen Regeling worden uitgewerkt. Uitgangspunt is dat hiermee gefinancierde activiteiten bijdragen aan een sluitende 24-uursstructuur. De doelstelling houdt in principe in dat gemeenten die dat aangaat in staat zijn voormalige overlastprojecten voort te zetten.
3.3 Raakvlakken GSB-beleid met Integraal veiligheidsplan
Het grotestedenbeleid kent vele raakvlakken met het IVP. Uit de Integrale Veiligheidsrapportage 1998 blijkt dat de onveiligheid in de grote steden nog steeds in absolute zin het grootst is, waarbij de onveiligheid in algemene zin in de G4 afneemt en in de G21 toeneemt. Het verbeteren van de leefbaarheid en het versterken van de sociale cohesie (sociale infrastructuur) in de steden zijn belangrijke doelstellingen van het grotestedenbeleid. Via beide beleidsdomeinen kunnen synergetische effecten worden behaald. Om deze reden worden al deze gegevens meegenomen bij de bepaling van het uiteindelijke verdeelmodel «nieuwe gelden G25».
Aan de Raad voor financiële verhoudingen is advies gevraagd over een model waarbij het uitgangspunt is: een objectieve verdeling van de «nieuwe geldstroom voor de 24-uursopvang voor de G25-steden».
Aan de Raad is gevraagd om het volgende te beantwoorden:
1. Hoe kan de f 15,9 mln. beleidsinhoudelijk worden verdeeld gericht op 24-uursopvang voor de G25?
2. Hoe verandert deze verdeling, als de SVO-compensatie (f 7,2 mln.) hiermee wordt verminderd?
3. Hoe werkt het VWS-model (verdeling voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg conform de vigerende verdeelsystematiek) uit voor de G25? Deze verdeling is immers gericht op centrumgemeenten, waar de meeste G25 steden onderdeel van uitmaken, maar wel met een regionale verantwoordelijkheid.
4. In hoeverre kunnen objectieve criteria zoals geformuleerd door de Raad voor financiële verhoudingen in zijn eerdere advisering over dit onderwerp aansluiting vinden bij de ontwikkelingsprogramma's van de G25.
Het advies wordt dit najaar verwacht.
Op grond van dit advies wordt een verdeelmodel ontwikkeld waarbij de eerdere advisering van de Raad voor financiële verhoudingen over dit onderwerp wordt meegenomen.
Een en ander houdt in dat het kabinet en steden zich enerzijds sterk inspannen om de problemen rond de overlastprojecten op te lossen en anderzijds binnen (samen met de steden) te ontwikkelen programma's de 24-uursstructuur opzetten.
Zodra het advies van de Raad voor financiële verhoudingen beschikbaar is, komt het kabinet met nadere voorstellen over de verdeling van de «nieuwe gelden G25».
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R. H. L. M. van Boxtel
Gemeente | Gemeente met overgangsuitk. | MO Opvang | VB | verhoging MO/VB | Vrouwen opvang |
---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
Groningen | 3 580 | 5 459 | 1 120 | 3 328 | |
Leeuwarden | 5 451 | 3 284 | 1 507 | ||
Smallingerland | 1 853 | ||||
Assen | 2 985 | 826 | |||
Emmen | 6 795 | 985 | |||
Zwolle | 2 041 | 3 227 | 1 595 | 2 349 | |
Harderwijk | 1 396 | ||||
Enschede | 2 666 | 244 | 909 | ||
Hengelo | 303 | 659 | |||
Almelo | 488 | 3 193 | 706 | ||
Apeldoorn | 7 442 | 1 253 | |||
Deventer | 2 476 | 3 465 | |||
Ede | 431 | 665 | 985 | ||
Arnhem | 835 | 5 558 | 6 070 | 5 473 | |
Doetinchem | 517 | ||||
Nijmegen | 4 954 | 3 098 | 1 280 | ||
Utrecht | 6 718 | 5 030 | 864 | 3 935 | |
Amersfoort | 1 744 | 1 262 | 1 272 | 969 | |
Almere | 471 | 810 | |||
Lelystad | 1 217 | ||||
Hilversum | 1 676 | 660 | |||
Alkmaar | 1 771 | 1 949 | 9 | 869 | |
Den Helder | 313 | 1 251 | 681 | ||
Hoorn | 1 092 | 579 | 89 | ||
Haarlem | 486 | 259 | 716 | ||
Beverwijk | 326 | 712 | |||
Amsterdam | 17 174 | 18 650 | 142 | 7 274 | |
Zaanstad | 351 | 8 213 | 612 | ||
Purmerend | 279 | 389 | |||
Leiden | 1 542 | 1 183 | 3 550 | 3 893 | |
Den Haag | 9 492 | 7 560 | 2 475 | ||
Zoetermeer | 685 | ||||
Delft | 490 | 1 444 | 1 161 | ||
Gouda | 454 | 850 | 1 280 | 608 | |
Rotterdam | 12 860 | 13 292 | 4 295 | 4 589 | |
Vlaardingen | 925 | 57 | 580 | ||
Spijkenisse | 1 379 | 537 | |||
Dordrecht | 4 744 | 2 620 | 1 013 | ||
Vlissingen | 2 057 | 966 | |||
Terneuzen | 890 | 700 | |||
Middelburg | 3 160 | ||||
Breda | 4 492 | 6 079 | 5 542 | ||
Bergen op Zoom | 830 | ||||
Roosendaal | 533 | ||||
Tilburg | 6 606 | 5 389 | |||
Den Bosch | 1 431 | 5 134 | 2 214 | 1 675 | |
Oss | 1 140 | 681 | |||
Eindhoven | 4 412 | 2 467 | 1 334 | ||
Helmond | 2 885 | 538 | |||
Venlo | 473 | 2 727 | 1 395 | 1 227 | |
Roermond | 1 207 | ||||
Heerlen | 4 160 | 6 181 | 939 | ||
Maastricht | 1 859 | 0 | 2 199 | ||
Geleen | 993 | ||||
Totaal | 138 317 | 116 689 | 34 016 | 71 316 |
R:/projectengvm/welzijnswet/rfvadvies/overgangsregelingberekening
Toelichting:
1 = centrumgemeenten
2 = gemeente met een overgangsuitkering in 2000
3 = huidige uitkering maatschappelijke opvang
4 = huidige uitkering verslavingsbeleid
5 = verhoging budget maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid cf. standpunt
6 = uitkering vrouwenopvang
Brieven van de minister van VWS aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 3 mei 1999 (kenmerk GVM/VZ991.795 en van 15 juli 1999 (kenmerk GVM/VZ/993.135).
De reden dat Ede afvalt, heeft te maken met de omschrijving van een stadkern die door de Raad wordt gehanteerd, te weten 25m2 met een bepaald aantal inwoners, welke allemaal aan elkaar moeten grenzen met één zijde. Omdat er door Ede water stroomt, waardoor deze genoemde aantal vierkanten meters met een bepaald aantal inwoners niet direct aan elkaar grenzen, valt deze gemeente als centrumgemeente af. Deze – uitzonderlijke – uitkomst van een de (technische) verfijning van omschrijving van een stadskern acht ik onvoldoende inhoudelijk steekhoudend om Ede te schrappen als centrumgemeente.
Bij de uitwerking van het verdelingsvoorstel voor verslavingsbeleid en maatschappelijke opvang is uitgegaan van de hoogte van de uitkeringen opvang per 1 januari 1999 als uitgangspunt (verminderd met de toen tijdelijk toegevoegde voormalige SVO-projectmiddelen).
De gehanteerde voorwaarden leiden ertoe dat de uitkering maatschappelijke opvang voor de gemeente Deventer niet verminderd wordt. Deventer kan blijven zorgdragen voor de financiering van de evangelische opvang van voorheen het Heil des Volks en nu ondergebracht bij de Hoop, zoals deze gemeente dat tot op heden gedaan heeft.
Integraal veiligheidsprogramma; Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Justitie, juni 1999.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26604-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.