nr. 41
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2006
Hierbij ontvangt u het rapport 2e Tussenevaluatie BANS-regeling en BANS-uitvoering1 (BANS staat voor Bestuursakkoord Nieuwe Stijl) dat door
KplusV in opdracht van VROM is uitgevoerd. Tevens ontvangt u het rapport BANS
CO2 effect scan1 zoals dat door Ecofys
in opdracht van VROM is opgesteld.
Met deze rapporten wil ik u informeren over de tussenresultaten van de
Subsidieregeling BANS klimaatconvenant en het vervolg dat ik aan deze subsidieregeling
wil geven.
Het rijk, de provincies en de gemeenten hebben in 1999 het Bestuursakkoord
Nieuwe Stijl (BANS) gesloten. Het doel van het bestuursakkoord is om de «driehoeksrelatie»
te versterken en zodoende meer te bereiken voor burgers, bedrijven en instellingen.
De Subsidieregeling BANS klimaatconvenant is in 2002 in werking getreden met
als doel om klimaatbeleid bij gemeenten en provincies te ondersteunen. Op
grond van deze subsidieregeling hebben 237 gemeenten (waaronder 14 Amsterdamse
stadsdelen) en 12 provincies subsidie gekregen om in vier jaar tijd projecten
uit te voeren. Via deze subsidieregeling werd maximaal 50% van de projectkosten
vergoed.
Gemeenten en provincies hebben als gevolg van de Subsidieregeling BANS
klimaatconvenant hun lokaal klimaatbeleid in de periode tussen 2002 en 2004
geïntensiveerd. Sommige gemeenten hebben hun plan van aanpak op basis
waarvan subsidie is verleend, inmiddels afgerond, terwijl anderen nog volop
met de uitvoering bezig zijn. Een eindevaluatie van de Subsidieregeling BANS
klimaatconvenant is daardoor nog niet mogelijk. In de zomer van 2006 is daarom
een tussenevaluatie van de subsidieregeling uitgevoerd met als doel om te
onderzoeken of het lokale klimaatbeleid succesvol is en of een vervolgsubsidieregeling
wenselijk is. De resultaten van deze tussenevaluatie geven aan dat de subsidieregeling
een intensivering en professionalisering van het lokale klimaatbeleid op gang heeft gebracht. De toegevoegde waarde van de subsidieregeling
is de programmatische aanpak en de concrete handvatten voor de uitvoering.
De inzet van € 37 mln. aan subsidie heeft geleid tot circa € 95
mln. aan plannen. Er is een begin van verankering van het lokale klimaatbeleid.
Dit is te zien bij de planontwikkeling van woningbouw en qua capaciteit voor
de energiecoördinator in jaarplannen. Interne projecten met betrekking
tot gemeentelijke gebouwen en voorzieningen lopen goed. Externe projecten
die afhankelijk zijn van de inspanningen en investeringen van doelgroepen
(woningbouwprojecten, windenergieprojecten) vragen veel overleg, aandacht
en inzet van de energiecoördinator. Tevens maakt de subsidieregeling
het klimaatbeleid zichtbaar voor burgers. Ecofys heeft berekend dat het potentieel
aan reductie in 2010 rond de 0,9 Mton CO2 zal liggen. Dit bruto
effect is een inschatting van de impact van de taakstellingen die gemeenten
en provincies zich hebben gesteld in het kader van de Subsidieregeling BANS
klimaatconvenant. Verder wordt geconcludeerd dat het gemeentelijk- en provinciaal
klimaatbeleid kwetsbaar blijft. Bij het wegvallen van subsidie zal het lokale
klimaatbeleid terugvallen of zelfs stoppen.
Bij verschillende gemeenten en provincies bestaat een dringende behoefte
om het naar aanleiding van de Subsidieregeling BANS klimaatconvenant in gang
gezette lokale klimaatbeleid voort te kunnen zetten. De 2e tussenevaluatie
toont aan dat gemeenten en provincies voortgang hebben geboekt bij de uitvoering
van lokaal klimaatbeleid. Daarom heb ik besloten om een vervolgsubsidieregeling
met een looptijd van één jaar vast te stellen. Hiervoor heb
ik € 6 mln. ter beschikking gesteld. Hiermee wordt een duidelijk
signaal gegeven dat lokaal klimaatbeleid belangrijk is. Gemeenten en provincies
die nu hun plan van aanpak (hebben afgerond) waarvoor zij op grond van de
Subsidieregeling BANS klimaatconvenant subsidie hebben ontvangen, kunnen voor
2007 een aanvullende subsidie aanvragen. Verder wordt onderzocht of en hoe
een nieuwe subsidieregeling kan worden vastgesteld voor de periode 2008–2012,
die weer voor alle gemeenten en provincies openstaat. De einddatum van die
eventuele nieuwe subsidieregeling valt dan exact samen met het einde van de
eerste Kyoto-budget periode. Een dergelijke regeling zal overigens alleen
mogelijk zijn indien hiervoor extra middelen beschikbaar komen (in het kader
van de kabinetsformatie).
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel