26 591
Cultuurbeleid 2001–2004

nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 20 juni 2000

Helaas zijn er in de beantwoording van een van de vragen zoals gesteld in het kader van de adviesaanvraag Cultuurnota 2001–2004 twee feitelijke onjuistheden geslopen (zie 26 591, nr. 15).

Het betreft hier de vraag «... of aan de problematiek ten aanzien van de salarissen van de orkesten ook nog een ander probleem ten grondslag ligt, namelijk een achterstand die al tijdens de behandeling van vorige kunstenplannen werd gesignaleerd. Of dat het hier alleen gaat over de internationale vergelijking van het KCO..»

Ik werd hier op gewezen door de algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouw orkest.

Terecht merkt hij op dat het onderzoek waaraan gerefereerd wordt niet is verricht door het KCO doch door een van de vakbonden ic. de Nederlandse Toonkunstenaars Bond. Daarnaast deelt de algemeen directeur mee dat het KCO, als enige van de gesubsidieerde symfonie orkesten, niet onder de CAO Nederlandse Orkesten valt.

Hoezeer ik deze feitelijke onjuistheden ook betreur, ik ben van mening dat hierdoor de strekking van mijn antwoord op de door u gestelde vragen niet in het geding komt. Ik heb in mijn antwoord twee zaken willen benadrukken nl. dat het door de vakbond verrichte onderzoek aangeeft dat de «salarisproblematiek» betrekking heeft op alle orkesten, en dus niet specifiek is voor KCO. Daarnaast heb ik willen aangeven dat vanuit een oogpunt van subsidiering er sprake is van een samenhang in de salarisniveaus tussen de orkesten onderling, en tussen de sector symfonieorkesten en de overige door mij gesubsidieerde podiumkunsten. Mutaties in het subsidieniveau van de salariskosten van een instelling hebben dus hun doorwerking naar de overige instellingen respectievelijk sectoren.

In mijn eerder antwoord gaf ik reeds aan dat de financiële gevolgen daarvan dusdanig groot zijn dat ik thans niet het voornemen heb iets aan die situatie te veranderen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Naar boven