26 587
Kinderopvang

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 november 2002

Op 5 maart van dit jaar hebben de leden Van der Vlies, Van Vliet en Kant van uw Kamer het Kabinet verzocht (zie 26 587, nr. 18) om commentaar op de stelling van prof. M. Riksen-Walraven dat het mogelijk is dat langdurige kinderopvang bij met name jonge kinderen onder bepaalde omgevingsfactoren tot sociaal-emotionele risico's leidt. Daarover was een felle maatschappelijke discussie ontstaan. Die discussie is begrijpelijk, omdat ouders willen weten of zij hun kinderen met een gerust hart aan de kinderopvang kunnen toevertrouwen. Het kabinet wil kinderopvang van goede kwaliteit én wil eraan bijdragen dat wij in Nederland voldoende kinderopvang hebben om voor de ouders die dat willen de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken.

In reactie op het verzoek van uw Kamer heeft de toenmalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Vliegenthart, mede namens de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Verstand, u in een brief (d.d. 12 maart 2002, 26 587, nr. 18) dit onderwerp nader toegelicht. In deze brief is de aankondiging gedaan om nog dit jaar onderzoek van start te doen gaan en ook de mogelijkheden in kaart te brengen om de kwaliteit van de opvang van baby's te verhogen.

Op 14 maart is tijdens een Algemeen Overleg met uw Kamer nader over dit onderwerp van gedachten gewisseld, waarbij is toegezegd u over de voortgang nader te berichten.

Met dit schrijven doe ik deze toezegging gestand. Het is mij een genoegen uw Kamer te kunnen melden dat ik groen licht heb gegeven aan de volgende twee projecten: Kwaliteit Babyopvang van het Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) en Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit Kinderopvang van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO), een samenwerkingsverband tussen de universiteiten van Amsterdam (professor Louis Tavecchio), Leiden (professor Rien van IJzendoorn) en Nijmegen (professor Marianne Riksen-Walraven).

Het project Kwaliteit Babyopvang van het NIZW beoogt bij leidsters in kinderdagverblijven, door middel van gerichte pedagogische ondersteuning de kennis en vaardigheden te versterken die bijdragen aan het beter ondersteunen van het welbevinden en de ontwikkeling van de groep jongste kinderen. Het betreft een relatief kortdurend project (twee jaar en vier maanden) dat zal leiden tot een aantal concrete producten, geschikt voor gebruik in de praktijk. De Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit van het NCKO is een wetenschappelijke studie die vier deelonderzoeken omvat welke zullen leiden tot verbetering en bewaking van de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang van 0 tot 4 jarigen. De deelprojecten zullen tevens inzicht geven in de effecten van kinderopvang op het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen. De gehele doorlooptijd van (delen van) het onderzoek bedraagt acht jaar.

De projecten vullen elkaar goed aan en worden vanzelfsprekend regelmatig onderling op elkaar afgestemd. Voor beide projecten geldt dat de goedkeuring vooralsnog betrekking heeft op de jaren 2002 en 2003. De projectenplannen zijn als concept besproken met de verschillende organisaties in de kinderopvang. Ook in het verdere verloop van de projecten worden de organisaties in de kinderopvang betrokken.

Graag wil ik uw Kamer ook in de toekomst van de voortgang en eerste resultaten van deze voor de kinderopvang belangrijke projecten op de hoogte houden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. L Phoa

Naar boven