26 567
Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (uitbreiding tot therapiebaden)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 augustus 1998 en het nader rapport d.d. 21 mei 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 juli 1998, no. 98.003352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 juli 1998, nr. 98.003352, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 augustus 1998, nr. W08.980288, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan zijn opmerkingen aandacht zal zijn geschonken.

1. Het voorstel van wet beoogt de werkingssfeer van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (hierna: de wet) uit te breiden tot inrichtingen die tevens of uitsluitend worden bezocht door patiënten met lichamelijke klachten. Omdat alsdan niet steeds sprake is van zwemmen worden in de wet de termen zwemmen en zwemwater gewijzigd in zwemmen en baden, onderscheidenlijk zwem- of badwater. Het valt de Raad van State allereerst op dat de termen zwemmen en zwemwater worden verruimd, doch dat het centrale begrip zweminrichting zelf niet wordt uitgebreid tot badinrichting. Voorts worden de wijzigingen niet consequent doorgevoerd: de term zwemmen wordt in de artikelen 1, 2 en 11, eerste lid, gewijzigd in zwemmen of baden, doch wordt in de artikelen 10c en 10d ongewijzigd gelaten. De term zwemwater wordt evenmin consequent behandeld. Deze wordt in de artikelen 3, eerste lid, en 10a gewijzigd in zwem- of badwater, doch blijft in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel c, 10a, tweede lid, en 11, derde en vierde lid, onveranderd. Het college beveelt aan de beoogde wijziging op consistente wijze door te voeren.

1. De constatering van de Raad dat de wijziging niet consequent is doorgevoerd is op zich juist.

De suggestie van de Raad om het begrip «zweminrichting» uit te breiden tot «badinrichting» is overgenomen, hetgeen tevens heeft geleid tot aanpassing van diverse artikelen waarin de term zweminrichting werd gebruikt. Voorts heeft deze opmerking van de Raad mij aanleiding gegeven om de citeertitel van de wet aan te passen.

Bij artikel 4, eerste lid, onder c, is inderdaad verzuimd om «zwemwater» in «zwem- en badwater» te wijzigen. Dit verzuim is hersteld.

Ten aanzien van de overige door de Raad genoemde artikelen kan het volgende worden opgemerkt.

De artikelen 10a, tweede lid, 10c, 10d en 11, derde en vierde lid, hebben betrekking op zweminrichtingen in oppervlaktewater en op plaatsen waar door een aanmerkelijk aantal personen in oppervlaktewater pleegt te worden gezwommen. Baden in de medische sfeer zullen zich op laatstgenoemde plaatsen niet voordoen omdat het daarbij altijd zal moeten gaan om gelegenheden welke zijn ingericht om te baden, waardoor steeds sprake zal zijn van (bad)inrichtingen.

Gezien het bovenstaande is de term zwemmen in artikel 10c en 10d niet aangevuld met baden; in deze artikelen heeft deze term namelijk geen betrekking op (bad)inrichtingen, maar op niet ingerichte plaatsen waar door een aanmerkelijk aantal personen pleegt te worden gezwommen.

Om diezelfde reden is in artikel 10a, tweede lid, de term zwemwater niet aangevuld met badwater.

Vanwege hun specifieke karakter zullen baden in de medische sfeer overigens zelden te vinden zijn in badinrichtingen in oppervlaktewater. Voor zover dit zich echter zou kunnen voordoen, is een uitbreiding met het begrip baden of badwater wel noodzakelijk. De opmerking van de Raad heeft dan ook geleid tot toevoeging van het begrip badwater in artikel 11, derde en vierde lid.

2. Blijkens de artikelsgewijze toelichting wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om een verzuim te herstellen. Opgemerkt wordt dat verzuimd is artikel 10b, eerste lid, van de wet aan te passen toen de artikelen 11 en 12 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bij de wet van 14 juni 1989 houdende regelen inzake de waterhuishouding (Stb 285) zijn vervallen. De Raad merkt op dat het herstel van de omissie niet consequent wordt doorgevoerd, nu dezelfde verwijzing ook voorkomt in artikel 11, vierde lid, van de wet. Het college adviseert het gesignaleerde verzuim in alle gevallen te herstellen.

2. Ik ben het geheel eens met deze opmerking van de Raad. De verwijzing in artikel 11, vierde lid, van de wet is daarom alsnog aangepast.

3. De memorie van toelichting vermeldt in paragraaf 6 dat de wetswijziging geen extra lasten met zich brengt en dat in de nota van toelichting bij het besluit waarin de waterkwaliteitseisen en veiligheidsvoorschriften worden opgenomen, zal worden ingegaan op de financiële lasten voor de houders van de zwem- (bedoeld: en bad)-inrichtingen en de bestuurlijke lasten. De Raad meent dat de vraag of het voorstel verantwoord is uit oogpunt van kosten thans aan de orde dient te komen en niet pas nadat de wet is gewijzigd. Het college adviseert de toelichting bij dit voorstel met een afweging van verwachte baten en lasten aan te vullen.

3. Zoals ook in de memorie van toelichting terecht is opgemerkt brengt de onderhavige wetswijziging op zich nog geen extra lasten met zich mee. Zij is immers uitsluitend bedoeld om het mogelijk te maken om voor meer inrichtingen dan thans het geval is voorschriften terzake van de waterkwaliteit en de veiligheid te kunnen stellen. Van een daadwerkelijke uitbreiding van de werkingssfeer van de wet tot baden in de medische sfeer zal pas sprake zijn op het moment dat deze categorie als zodanig in het Besluit hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden is aangewezen op grond van artikel 1 van de wet. Zoals in paragraaf 4 van de toelichting reeds is aangegeven, zullen bij die gelegenheid bovendien de voorschriften uit het besluit worden aangepast.

In tegenstelling tot de Raad ben ik gelet op het bovenstaande van mening dat de nota van toelichting bij de bovengenoemde wijzigingen van het besluit de aangewezen plaats is om in te gaan op de daaruit voortvloeiende financiële lasten voor de houders van de betreffende zweminrichtingen alsmede op de bestuurlijke lasten.

Bovenstaande zienswijze is in de memorie van toelichting verwerkt.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De door de Raad gedane voorstellen tot redactionele verbetering zijn overgenomen.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt de memorie van toelichting op een aantal punten redactioneel te verbeteren.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 3 augustus 1998, no. W08.98.0288, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet.

– In artikel I, onderdeel D, in de vervangende tekst «de plannen als bedoeld» nu wordt verwezen naar bepaalde plannen, wijzigen in: de plannen, bedoeld (aanwijzing 82, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

– In artikel I, onderdeel E, «artikel 11» vervangen door: artikel 11, eerste lid.

Memorie van toelichting.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel D, vermelding van het Staatsbladnummer achterwege laten nu genoemde wet een citeertitel heeft (aanwijzing 86 Ar).


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven