26 541
Financiële verantwoordingen over het jaar 1998

26 588
Analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties

nr. 59
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 september 1999

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 7 september 1999 overleg gevoerd met minister Pronk en staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de financiële verantwoording over het jaar 1998 van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (26 541, nr. 22);

– het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording 1998 van het ministerie van VROM (26 541, nr. 23);

– het rapport Analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties (26 588, nr. 2).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Wijmen (CDA) prees de verbeterde toegankelijkheid en presentatie van de financiële verantwoording. Hij plaatste een principiële kanttekening bij het gebruik van de term «milieubelangen» in plaats van «milieuwaarden»; deze laatste zijn immers niet per se te vatten in economische grootheden. Het optimisme over de ontkoppeling leek hem voorbarig. Relevante data, bijvoorbeeld op het terrein van het klimaatbeleid, ontbreken vaak. Dat is te betreuren, omdat dit een goede beoordeling belemmert.

In het kader van de MIBU-regeling ter stimulering van milieuvriendelijke technieken in bussen zijn zestien aanvragen niet gehonoreerd. Dit is jammer, zeker als dit betekent dat de hiervoor gereserveerde middelen voor een deel ongebruikt zullen blijven. Kan ernaar worden gestreefd om dit, eventueel in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, in de toekomst te voorkomen?

Een aantal projecten, zoals HSL-Zuid en TNLI, hebben vertraging opgelopen. Zijn deze vertragingen incidenteel van aard of hebben ze een meer structureel karakter?

De Kamer achtte een fundamentele herziening van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) noodzakelijk. De toegezegde hoofdlijnennotitie hieromtrent is nog steeds niet beschikbaar, terwijl zij voor het zomerreces zou verschijnen. Het verdient aanbeveling om hier haast achter te zetten, zodat deze voor de begrotingsbehandeling kan worden besproken.

Verder vroeg de heer Van Wijmen naar de stand van zaken rond de herbouw van het Megadoc-systeem. In 1998 is slechts een deel van het budget voor de gebouwgebonden millenniumproblematiek benut. In de stukken wordt beweerd dat hierbij sprake is van een financieringsprobleem, maar hoe is dit mogelijk als een deel van het budget niet is gebruikt?

Vervolgens wees hij op de tekortkomingen bij de naleving van de procedures voor de verstrekking van transactie-uitgaven. Het gaat hier weliswaar om relatief kleine bedragen, maar de hardnekkigheid ervan is reden tot zorg. Ook aan de tekortkomingen bij de overdrachtsuitgaven dient te worden gewerkt, omdat deze het leeuwendeel van alle uitgaven vormen.

Ten slotte herinnerde de heer Van Wijmen aan het in 1998 aangenomen wetsvoorstel omtrent de wijziging van de Huisvestingswet. Hiermee werd beoogd voor gemeenten de mogelijkheden te beperken om de eigen woningmarkt af te schermen. Een aantal gemeenten, zoals de Waddengemeenten, worden als gevolg hiervan getroffen door een grote instroom van bewoners zonder enige binding aan deze gemeenten.

De heer Schoenmakers (PvdA) wees op een aantal onvolmaaktheden in de verantwoording: na nauwkeurige lezing blijkt dat bij sommige posten niet geheel bekend is waar bepaalde gelden zijn gebleven. Het gaat hierbij weliswaar om enkele tienden van procenten, maar op een dergelijk groot bedrag scheelt dit miljoenen. De meer algemene vraag dringt zich op of volledige perfectie in dezen wel mogelijk is. Als dit niet het geval is, welke graad van imperfectie is dan nog acceptabel? Hieraan gerelateerd is de vraag naar de precieze criteria voor de bepaling van de rechtmatigheid of onrechtmatigheid van bedragen. Ondanks de voldoendes die worden gegeven bij de beoordeling van de rijksuitgaven, is toch nog sprake van een behoorlijke kloof tussen de inzet van middelen en de uiteindelijke resultaten. De controlefunctie van de Kamer wordt zeker niet vergemakkelijkt door de vaak gebrekkige definitie van doelstellingen en vastlegging in kengetallen.

Op aandrang van de werkgroep-Van Zijl is de gang van zaken omtrent huursubsidie onderzocht. Hetgeen hierover in de stukken wordt vermeld, is ronduit teleurstellend, zeker als men bedenkt dat het hier een belangrijk aspect van het sociale overheidsbeleid betreft. Het verhaal van het departement maakt een klagerige indruk: zuchtend en steunend wekt men de suggestie dat men weinig inzicht heeft in en greep heeft op het huursubsidieveld. Graag zag de heer Schoenmakers in het vervolg een wat hoger ambitieniveau, ook wat betreft de informatieverstrekking aan de Kamer.

Mevrouw Verbugt (VVD) stelde tot haar tevredenheid vast dat de initiatieven ter vergroting van de inzichtelijkheid, althans beoordeeld aan de hand van deze financiële verantwoording, enige vruchten hebben afgeworpen. Minder te spreken was zij over het feit dat de behandeling van deze stukken niet voor het zomerreces kon plaatsvinden omdat ze niet op tijd beschikbaar waren. Voor de volgende jaren zag zij hierin graag een verbetering.

De Rekenkamer schetst het beeld van een in het algemeen deugdelijk financieel beheer. Verbeteringen zijn echter altijd mogelijk; het gaat om belastinggeld en dat betekent dat de lat zo hoog mogelijk moet worden gelegd en de transparantie van de uitgaven maximaal moet zijn. Zo kende de Rijksgebouwendienst, inmiddels veranderd in een agentschap, op een begroting van 1,5 mld. een overschrijding van maar liefst 429 mln. De verantwoording hiervoor is onbevredigend omdat noch een inhoudelijke verklaring wordt gegeven, noch oorzaken worden genoemd. Graag zag mevrouw Verbugt dat in deze lacune wordt voorzien, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk. Heeft deze ophoging overigens een effect gehad op de indicatieve openingsbalans van het agentschap?

De bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden kent terecht een hoge prioriteit op het departement van VROM. Bij enkele subsidiepotten, bijvoorbeeld die voor gevelisolatie en een aantal subsidiestromen die later zullen worden geïntegreerd in het budget voor ISV (investeringen stedelijke vernieuwing), is de transparantie van de uitgaven niet optimaal. Hoe denken de bewindslieden hierin verbetering aan te brengen? Volstaan hiervoor aanpassingen in de interne organisatie of zijn aanvullingen en aanpassingen van wet- en regelgeving nodig?

Voor een vergroting van de transparantie is ook de concretisering van beleidsdoelstellingen van belang. Hoe zijn bijvoorbeeld de effecten van het klimaatbeleid helderder in beeld te krijgen? Met het plan rond de reductie van de uitstoot van CO2 is in totaal ongeveer 1 mld. gemoeid. Het feit dat dit bedrag verdeeld is over verschillende departementen, is geen excuus voor een summiere verantwoording. Coördinatie en afstemming is bij een dergelijk hoog bedrag een vereiste en de Kamer moet hier een goed zicht op kunnen hebben. De transparantie zou kunnen worden verbeterd door doelstellingen aan prestaties te koppelen, waardoor vervolgens de prestaties aan de maatregelen kunnen worden gerelateerd. Uiteindelijk kunnen de maatregelen dan worden gekoppeld aan de uitgaven. De controlefunctie van de Kamer wordt door een dergelijke analyse van het totale proces vergemakkelijkt; met name de laatste stap is hierbij belangrijk. Wat mag de Kamer op dit punt verwachten?

Verder vroeg mevrouw Verbugt naar de maatregelen die zullen worden genomen om de voortdurende tekortkomingen bij de transactie-uitgaven op te lossen. Zorgwekkend vond zij de constatering van de Rekenkamer dat Nederland een flinke vertraging kent bij de indiening van projectvoorstellen in Brussel en daardoor mogelijk geld misloopt. Een voorbeeld is het project ter bestrijding van hoog water in Rijn en Maas (IRMA). Voorkomen dient te worden dat andere EU-lidstaten het geld voor de Nederlandse neus wegkapen. Wat kan worden gedaan om het proces van indiening van projectvoorstellen te versnellen? Welke algemene maatregelen worden genomen om de tekortkomingen in het beheer van de Europese middelen aan te pakken?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) wees op de vele klachten over de trage afhandeling van de beschikkingen rond huursubsidie. Hoe denkt men de afhandeling hiervan sneller en vooral efficiënter te kunnen maken? Met de verhuurders is afgesproken om de jaarlijkse huurverhoging in het duurdere segment zodanig te beperken dat maar weinig mensen hun recht op huursubsidie door overschrijding van de huursubsidiegrens zullen verliezen. Welke instrumenten heeft het departement om de naleving van dit convenant af te dwingen nu de strafkorting is komen te vervallen? Wellicht verdient het aanbeveling om de komende ontwikkelingen rond de huursubsidiegrens te inventariseren. Het inzicht in de prestatiegegevens rond huursubsidie wordt bemoeilijkt doordat het huursubsidiejaar loopt van juli tot en met juni, terwijl de verantwoording gaat over de periode van januari tot en met december. Wellicht kan een en ander meer worden afgestemd. Het verhaal van het departement maakt overigens inderdaad een wat klagerige en machteloze indruk.

De relatie tussen de missie en beleidsprioriteiten van VROM en de ingezette middelen is niet altijd even helder en toetsbaar. In de missie van VROM worden begrippen gebruikt als «mooi, authentiek en welvarend Nederland», «duurzaam beheer van de ruimte» en «ruimtelijke kwaliteit». Dergelijke begrippen zijn even onomstreden als vaag. De vraag dringt zich op wat de missie eigenlijk inhoudt. Voor de beoordeling van en controle op het beleid is kennis van de wijze van operationalisatie van de termen onontbeerlijk. Hoe is een en ander toetsbaar gemaakt en hoe zal dit in de toekomst plaatsvinden?

Over de effectiviteit van de handhaving van het ruimtelijk beleid zal binnenkort een algemeen overleg plaatsvinden. Mevrouw Van Gent vroeg de minister om nu al een tipje van de sluier over de concrete beleidsrichting hieromtrent op te lichten, zodat de Kamer goed beslagen ten ijs kan komen voor het aanstaande debat.

Tot slot vroeg zij aandacht voor de mensen die geen gebruik maken van hun recht op huursubsidie. Het is wellicht nuttig om de bevolkingsgroepen die relatief weinig gebruik maken van huursubsidie, zoals ouderen, gehandicapten en allochtonen, eens goed in kaart te brengen, zodat voorlichting speciaal op deze groepen kan worden gericht en afgestemd. Het gebruik van het recht op huursubsidie is in de afgelopen tijd toegenomen, maar daarbij gaat het vooral om kleinere bedragen per maand. Hierbij rijst de vraag hoe de uitvoeringskosten die hiermee zijn gemoeid, zich verhouden tot de baten. Wellicht is een hernieuwde overweging van de fiscalisering van de huursubsidie de moeite waard; daarmee zou ook het probleem van het niet-gebruik worden ondervangen.

Het antwoord van de regering

De minister stelde dat ook in de komende begrotingen en missies de gehanteerde begrippen noodzakelijkerwijs een algemeen karakter zullen dragen. Met behulp van dergelijke begrippen wordt getracht de missies van de afzonderlijke beleidsterreinen, het volkshuisvestingsbeleid, het beleid rond ruimtelijke ordening en het milieubeleid, zo veel mogelijk te integreren. Hiermee kan de efficiency worden geoptimaliseerd, omdat bestedingen op deze wijze niet compartimentsgewijs hoeven plaatsvinden. Een directe koppeling van deze begrippen met concrete maatregelen en financiën is op de beleidsterreinen van VROM uitermate moeilijk; zaken zijn niet altijd objectiveerbaar en subjectieve elementen zullen bij beoordeling altijd een rol blijven spelen. In ieder geval wordt gestreefd naar een optimale afstemming van doelstellingen, maatregelen en geldstromen. Het gaat hierbij voor een deel om efficiency, maar ook om organisatorische aspecten; deze dienen een integraal onderdeel van de verantwoording te vormen en verschaffen op indirecte wijze inzage in de algemene verhouding tussen input en output.

Dergelijke abstracte termen, die overigens ook worden gehanteerd door andere departementen en bijvoorbeeld ook door het kabinet (vergelijk formuleringen als «werk, werk, werk» en «investeren in de samenleving») moeten vervolgens een concrete vertaling krijgen. Departementen moeten aan de hand daarvan concretere doelstellingen formuleren en maatregelen bepalen voor alle (onderdelen) van hun beleidsterrein. In de discussie met de Kamer kunnen deze voortdurend nader worden bepaald, bijgesteld en aangescherpt. Een aanzet tot objectivering en verbijzondering is aan te treffen in de binnenkort te verschijnen monitor van de ruimtelijke kwaliteit, als toespitsing van de ruimtelijke verkenningen. Desondanks blijft de koppeling bijzonder ingewikkeld. Geldbedragen en maatregelen kunnen, door de concrete en directe relaties daartussen, relatief eenvoudig aan elkaar worden gekoppeld. De directe koppeling tussen maatregelen en doelstelling is al ingewikkelder, omdat verschillende andere overheidsorganen en instellingen vergelijkbare of identieke doelen kunnen nastreven; a forteriori geldt deze redenering voor de koppeling tussen geld en doelstelling. Bij de bepaling van kengetallen speelt de problematiek van het verschil tussen effecten en doelstelling. Autonome veranderingen die gewoonlijk in en rond het beleidsveld optreden maken de hantering van kengetallen voor de beoordeling van de effectiviteit, de relatie tussen de inzet van geld en de daadwerkelijk verwezenlijkte effecten, bijzonder gecompliceerd. Sommige (aspecten van) beleidsterreinen staan een relatief harde, kwantitatieve benadering toe, maar op andere terreinen moet men zich beperken tot meer tentatieve, kwalitatieve gegevens, waarbij het eerder gaat om de richting van het effect dan om het bereiken van een keihard streefgetal. In zulke gevallen werkt men altijd met veronderstellingen en onzekerheidsmarges. Aspecten van het milieubeleid en in het bijzonder het nationale en internationale klimaatbeleid bieden sprekende voorbeelden van deze problematiek.

Een en ander rechtvaardigt een zekere relativering van de methodiek van kengetallen bij de vaststelling van de relatie tussen input en output op bepaalde beleidsterreinen. Overigens staat het gebruik van vagere, algemenere doelstellingen een uitbreiding van het arsenaal aan beleidsinstrumenten toe; naast louter financiële, kunnen ook meer kwalitatieve instrumenten worden ingezet. Het beleid met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van CO2 is inderdaad over een aantal verschillende beleidsterreinen verspreid, maar de toelichting hiervan is inderdaad summier. Bij de bespreking van de eerste Klimaatnota kan hierop nader worden ingegaan.

Een rechtmatigheid van 99,9% voor de totale overheidsuitgaven strekt tot tevredenheid. Het departement van VROM wijkt hier niet significant van af. In theorie en praktijk is het mogelijk om voor de concrete besteding van alle bedragen, tot op de laatste gulden, verantwoording af te leggen. Voor de bepaling van de mate van rechtmatigheid zijn tolerantiegrenzen vastgesteld. Binnen de rijksoverheid worden die niet overschreden. Dat stemt tot tevredenheid, al blijft het zaak om voortdurend alert te blijven; bovendien moet men altijd streven naar verbetering. Ter voorkoming van misverstanden omtrent de bepaling van de rechtmatigheid en doelmatigheid van uitgaven is het wellicht nuttig om in de komende verantwoording een heldere definitie en toelichting van belangrijke begrippen en criteria op te nemen.

De verantwoording is helaas iets te laat aangeboden. Dit kwam door de lange tijd die nodig was voor het opstellen van de beleidsmatige toelichtingen. Uit de ervaringen die hiermee in dit eerste jaar zijn opgedaan, is echter lering getrokken voor de volgende jaren. Volgend jaar zal het dus waarschijnlijk beter gaan. De vertragingen rond TNLI en HSL-Zuid hebben te maken met het politiek omstreden zijn van deze projecten en de verschillen van mening met lokale overheden. Dergelijke vertragingen zijn inherent aan zulke projecten en daardoor onafwendbaar, maar zolang hierover tijdig verantwoording wordt afgelegd, zijn ze acceptabel. De discussienota over de fundamentele herziening van de WRO vergt nog enige tijd vanwege interdepartementaal overleg. Besloten is om geen voorontwerp van wet in te dienen, maar meteen met een wetsontwerp te komen. Het is de bedoeling dat de discussienota zodanig wordt opgesteld dat hierover snel overeenstemming kan worden bereikt, zodat hieruit snel daarna een wetsontwerp kan voortvloeien. De voorbereiding van de discussienota kost derhalve iets meer tijd; deze zal in ieder geval voor het kerstreces beschikbaar zijn.

Over de problemen rond IRMA is de Kamer reeds geïnformeerd. Bij dergelijke projecten is altijd sprake van bezwaar- en beroepsprocedures en die vereisen naleving. Het valt niet uit te sluiten dat deze vergeleken met andere lidstaten gecompliceerder zijn en meer tijd vergen. Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor de bewaking van de complexiteit en de afhandeling van de procedures niet alleen bij het Rijk; ook gemeenten en provincies dragen hierin een verantwoordelijkheid. Hoe het ook zij, de bezwaar- en beroepsprocedures zijn in dit geval van zodanige orde dat het uitermate moeilijk is om aan de door de Europese Commissie gestelde termijnen te voldoen. In de desbetreffende onderraad van de ministerraad is hierover regelmatig gesproken. Besloten is om Brussel te vragen om verlenging van de committeringstermijn, maar die is helaas door de Europese Commissie afgewezen. Onder andere door verschuivingen tussen categorieën van projecten, samenwerking met Duitsland bij voor Nederland belangrijke projecten en verhoging van het interventiepercentage voor een aantal grote projecten is getracht een en ander op te lossen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de uitputting van het IRMA-programma op dit moment positiever moet worden beoordeeld dan aan het begin van dit jaar. Overigens gaat het in dezen niet zozeer om het mislopen van Europese gelden, maar over het niet tijdig beschikbaar komen van gelden. De minister zegde toe de Kamer na overleg met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in algemenere en uitgebreidere zin op de hoogte te brengen van het IRMA-project.

De aanvragen in het kader van de MIBU-regeling die zijn afgewezen, konden de rechtmatigheidstoets niet doorstaan. Over de onderuitputting van het budget kan met V&W nader worden overlegd; wellicht is het mogelijk om de Kamer schriftelijk te infomeren over de precieze bedragen.

De staatssecretaris verklaarde dat de herbouw van het Megadoc-systeem op schema ligt. Ook dit systeem zal dus per 1 december a.s. millenniumproof zijn. Overigens zal minister Van Boxtel binnenkort in een rapportage uitvoerig op de millenniumproblematiek ingaan. Inderdaad is in 1998 sprake geweest van onderuitputting van het budget. De onbenutte gelden zijn doorgeschoven naar 1999.

De huisvestingswet is geruime tijd geleden door de Tweede Kamer aangenomen en ligt op dit moment bij de Eerste Kamer. De novelle die hieromtrent bij de Tweede Kamer is ingediend, moet nog worden behandeld. In het bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van de Waddeneilanden en met het provinciaal bestuur van Friesland is toegezegd dat in het kader van de nog uit te brengen algemene maatregel van bestuur de specifieke positie van de Waddeneilanden nogmaals zal worden nagegaan. Getracht zal worden om deels met de specifieke problematiek van de Waddeneilanden rekening te houden. Dit was overigens reeds lang bekend; de publicitaire commotie die hierover enige tijd geleden ontstond, is dus enigszins verbazingwekkend. Uiteraard geldt het oude regime tot de nieuwe wetgeving van kracht is.

De staatssecretaris kon zich niet vinden in de typering van de heer Schoenmakers en mevrouw Van Gent van hetgeen in de stukken staat over de ontwikkelingen rond het huursubsidiebeleid. Wel is de vraag aan de orde, hoe betrouwbare gegevens en toetsbare kengetallen met betrekking tot dit beleidsterrein kunnen worden gegeven. Er is hierbij zeker geen sprake van onwil van het departement, maar sommige gegevens kunnen gewoonweg uitermate moeilijk ondubbelzinnig worden geleverd. Het huursubsidiejaar loopt inderdaad niet synchroon met het begrotingsjaar en dat verhindert inderdaad een direct inzicht in de verhouding tussen aantallen aanvragen en verstrekte subsidies. In het kader van EOS, een ingrijpend reorganisatietraject dat moet leiden tot een klantvriendelijker systeem op het terrein van de huursubsidie, zal worden getracht om een en ander onder een vergelijkbare noemer te brengen, zodat in de toekomst de vaststelling van kengetallen tot de mogelijkheden behoort. Overigens, EOS is nu in volle gang. Het project heeft door zijn ingrijpende karakter omvangrijke consequenties voor de organisatie van de huursubsidie. Het is daarom ongepast en onwenselijk om terloops de discussie omtrent fiscalisering te heropenen. Op een later tijdstip, bij de bespreking van de nota Wonen, is deze discussie meer op haar plaats.

Met betrekking tot de koppeling van het gezinsinkomen aan het energiegebruik en het beleid ten behoeve van specifieke doelgroepen dient te worden opgemerkt dat de huursubsidie is gebaseerd op het belastbaar inkomen; het netto besteedbaar inkomen speelt bij de vaststelling van het recht op huursubsidie geen rol. Dit heeft vooral een uitvoeringstechnische oorzaak; wellicht kan in de toekomst via andere departementen aanvullende informatie worden verkregen, zodat ook het werkelijk besteedbare inkomen bij de bepaling kan worden betrokken. De compensatie voor ouderen vanwege de verhoging van de ecotaks heeft plaatsgevonden middels het belastingplan 1999. De staatssecretaris van Financiën heeft hieromtrent nadere informatie toegezegd. De begroting biedt gegevens over het gebruik van huursubsidie door ouderen. Gehandicapten vormen geen speciale doelgroep in het huursubsidiebeleid; wel gelden speciale regelingen voor gehandicapten die boven de aftoppingsgrens zitten. Over het totale gebruik boven de aftoppingsgrens zal de Kamer worden geïnformeerd. Op het terrein van de terugdringing van het niet-gebruik van huursubsidie doet zich min of meer het probleem voor dat de minister zojuist schetste: hier zijn niet geringe effecten te rapporteren, maar die zijn niet ondubbelzinnig herleidbaar tot het gebruik van de afzonderlijke beleidsinstrumenten. In ieder geval vindt naar de effecten van het beleid rond de terugdringing van niet-gebruik nader onderzoek plaats, waarover de Kamer rond de jaarwisseling nader zal worden geïnformeerd. Hierover kan eventueel later overleg met de Kamer plaatsvinden. Bij die gelegenheid kan ook worden gesproken over de bevolkingsgroepen die zich in het niet-gebruik onderscheiden.

Binnen het kader van EOS wordt getracht om verbetering aan te brengen in de tijdsduur van de afhandeling en controle. Het traject ligt op schema en de Kamer zal desgewenst over dit belangrijke onderwerp worden geïnformeerd. In het kader van de geconstateerde tekortkomingen bij de overdrachtsuitgaven dient te worden opgemerkt dat de administratieve organisatie en het financiële beheer rond de huursubsidieverstrekking volgens de Rekenkamer aanzienlijk zijn verbeterd.

De indruk bestaat dat een groot aantal, maar niet alle verhuurders het convenant over de huurstijgingen heeft nageleefd. Een en ander wordt op dit moment geïnventariseerd. Op de vraag of de strafkorting een wettelijke vertaling behoeft, zal na onderzoek worden teruggekomen. Overigens vindt zeer binnenkort overleg in breder verband plaats met organisaties van huurders en verhuurders, waarbij deze zaak zeker aan de orde zal komen.

Bij de overgang van de Rijksgebouwendienst naar een agentschap was zeker geen sprake van een bruidsschat. De uiteindelijke uitgaven wijken met 28% af van de ontwerpbegroting. Voor 80%, 293 mln., is die overschrijding te verklaren uit de grotere huisvestingsvraag van departementen. De Rijksgebouwendienst heeft nu dus een hogere schuld bij Financiën. In het nieuwe stelsel zullen dergelijke financieringslasten moeten worden opgebracht uit de huren. Uit desaldering kan 84 mln. worden verklaard, 29 mln. heeft betrekking op het saldo generale mutaties (aankoop rechtbanken, verlaging budget gebouwgebonden millennium, minder afstoot overtollig onroerend goed) en 82 mln. heeft te maken met specifieke mutaties. Op zich is dit saldo niet veel bijzonders; het beeld van onbeheersbaarheid dat zonet is geschetst, is derhalve onjuist. Wel heeft dit gevolgen voor de openingsbalans: vanzelfsprekend wordt de balanswaarde hoger. Overigens is het de bedoeling om de indicatieve openingsbalans bij de begroting te presenteren. Uit het overschot kan wel worden geconstateerd dat de begroting voor de Rijksgebouwendienst onder het oude stelsel structureel te laag was.

De staatssecretaris hechtte eraan om in het kader van de ISV te benadrukken dat het hierbij gaat om een regeling met een sterk decentraal karakter, met de systematiek van decentrale beleidskaders, ontwikkelingsplannen en afrekening na vijf jaar. Als gevolg van de gekozen systematiek is het ondoenlijk om van jaar tot jaar te bepalen wat op een aantal onderscheiden kengetallen de bereikte doelen zijn. Als dit de wens is van de Kamer, dan heeft zij met haar keuze voor deze decentrale systematiek een vergissing gemaakt. De staatssecretaris kan hierop niet worden aangesproken; de verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij de colleges van B&W, die eventueel door hun gemeenteraden dienen te worden aangesproken. Met deze opmerking wilde hij alvast vooruitlopen op de discussie die naar zijn mening ongetwijfeld zal ontstaan naar aanleiding van de te verwachten opmerkingen hierover van de Rekenkamer.

De voorzitter van de commissie,

Reitsma

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Van Middelkoop (GPV), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA), Udo (VVD), Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Stellingwerf (RPF), Dijksma (PvdA), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-Van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PvdA), Voorhoeve (VVD), Waalkens (PvdA).

Naar boven