26 541
Financiële verantwoordingen over het jaar 1998

26 588
Analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties

nr. 58
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 september 1999

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 15 september 1999 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Van Boxtel voor het Grote Steden- en Integratiebeleid over:

– de financiële verantwoording over het jaar 1998 van Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (26 541, nr. 39);

– het rapport bij de financiële verantwoording 1998 van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin (26 541, nr. 40);

– de financiële verantwoording over het jaar 1998 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (26 541, nr. 45);

– het rapport bij de financiële verantwoording 1998 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (26 541, nr. 46);

– de financiële verantwoording over het jaar 1998 Gemeentefonds (26 541, nr. 28);

– het rapport bij de financiële verantwoording 1998 van het Gemeentefonds (26 541, nr. 29);

– de financiële verantwoording voor het jaar 1998 over het Provinciefonds (26 541, nr. 30);

– het rapport bij de financiële verantwoording over het jaar 1998 Provinciefonds (26 541, nr. 31);

– het rapport van de Algemene Rekenkamer «Ambitieus maar haalbaar; analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties» (blz. 46 t/m 51) (26 588, nrs. 1 en 2);

– het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van BZK (VII) voor het jaar 1998 (slotwet) (26 652);

– het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het Gemeentefonds voor het jaar 1998 (slotwet) (26 619);

– het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het Provinciefonds voor het jaar 1998 (slotwet) (26 620);

– het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (II) voor het jaar 1998 (slotwet) (26 649).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hoekema (D66) sprak er namens de commissie erkentelijkheid voor uit dat de benodigde stukken tijdig zijn afgeleverd. In de inleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt de minister verzocht, de over 1998 geconstateerde tekortkomingen op korte termijn en structureel weg te nemen. Inmiddels is in dit kader een inhaalslag voor de administratieve organisatie gestart. Kan de minister deze toelichten?

De Rekenkamer concludeert dat de financiële verantwoording voldoet aan de eis van een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer, met uitzondering van 11,1 mln. aan garantieverplichtingen, die op onjuiste wijze in de saldibalans zijn verantwoord. De Rekenkamer signaleert voorts dat wordt voldaan aan de eis van een rechtmatige verantwoording van verplichtingen en ontvangsten. Over de rechtmatigheid van een bedrag van 24,3 mln. aan uitgaven kon de Rekenkamer echter geen zekerheid verkrijgen. Kan de minister hier commentaar op geven?

Is het nodig om relatief zoveel aandacht als nu te besteden aan de agentschappen?

De toelichting op het verschil van 9 mln. ten opzichte van het oorspronkelijk begrote bedrag van 16 mln. voor de paspoortproductie geeft niet voldoende informatie over dit verschil. Dit zou te maken hebben met extra uitgaven in verband met een gewijzigde productieplanning. Kan nader inzicht worden verschaft in aard en oorzaak van de extra uitgaven?

Er is sprake van een onderbesteding van 67 mln. bij de uitvoering van de wet voor de VVTV. De oorzaak zou zijn dat een geringer aantal statussen is verleend dan in de raming was opgenomen. Kan de minister hierop ingaan?

Het is niet voor het eerst dat de Rekenkamer spreekt over tekortkomingen in het financieel beheer op het ministerie van BZK. Wat wordt de manager geacht te doen die is aangesteld om een en ander te remediëren?

Kan de minister aangeven hoe, exacter dan in het verleden, gerapporteerd kan worden over de precieze politiesterkte? Op die wijze kan «meer blauw op straat» ook even worden gemeten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vroeg de ministers, in aanvulling op de vragen van de heer Hoekema, aandacht te schenken aan de opmerkingen van de Rekenkamer over het ontwikkelen van streef- en prestatiegegevens, in het bijzonder over het GSI-beleid en de politiesterkte. Op welke termijn denken de ministers zichtbare en meetbare resultaten te kunnen presenteren?

Kan de minister voor GSI ingaan op de millenniumbestendigheid van de centrale computer voor de uitvoering van de departementale begrotingsadministratie?

De heer Luchtenveld (VVD) sloot zich aan bij de opmerkingen en vragen van de voorgaande sprekers. Het verbaasde hem dat het agentschap ITO een voordelig resultaat heeft geboekt, terwijl juist in deze sector alle middelen moeten worden ingezet. Bovendien merkte de Rekenkamer op dat de kapitaalontvangsten niet deugdelijk zijn weergegeven. Wat wordt hieraan gedaan? Is ook voor 1999 een voordelig resultaat te verwachten?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) verzocht de ministers, inzicht te verschaffen in de maatregelen die zijn aangekondigd, en in het bijzonder in het effect daarvan, om de tekortkomingen op te heffen waartegen de Rekenkamer bezwaar maakt.

Wat is de uitgangspositie bij het opzetten en beoordelen van de prestatiegegevens over de politiesterkte?

Antwoord van de regering

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiessloot zich aan bij de opmerking van de commissie dat de negatieve zaken die de Rekenkamer, naast alle positieve, had geconstateerd, zullen moeten verdwijnen. Dit zal inderdaad gebeuren, mede in de vorm van een inhaalslag bij de administratieve organisatie, onder leiding van de heer Van Zwol, directeur FEZ. Hij zal dan ook ingaan op de meer technische vragen die zijn gesteld, alsook op de vragen over de agentschappen.

Naar aanleiding van vragen over de politiesterkte beaamde de minister dat het prettig zal zijn wanneer de commissie en hij precies weten waar het over gaat. Er wordt gerekend in FTE's en het meetpunt is 1 juli 1998. Vier jaar later zullen de cijfers worden opgeteld. Op dit moment worden goede vorderingen gemaakt met de beschrijving van politiefuncties. Aan de hand daarvan zal het aantal functionarissen dat direct of ondersteunend politiewerk verricht, beter geteld kunnen worden. De minister benadrukte daarbij dat in Nederland nog niet zo lang sprake is van een sterk geregionaliseerd en gedemocratiseerd politiestelsel, en dat het sturingsinstrumentarium van de Kamer en het ministerie moet worden aangepast aan die nieuwe opdeling. De omslag die zal worden gemaakt, wordt dan ook mede gericht op het bewerkstelligen van een uniforme informatiehuishouding bij de politie. Daardoor zal ook een betere vergelijking gemaakt kunnen worden van prestaties en kan meer ruimte worden gelaten voor regionale differentiatie. Alles is erop gericht, de activiteiten van de politie beter te kunnen meten, zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Overigens is al sinds 1993 sprake van monitoring van de politie. Begin 2001 zal een aanzienlijk scherper beeld kunnen worden gegeven van de prestaties die de politie in 2000 leverde dan nu het geval is over 1998 en 1999.

De minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid wees erop dat het verschil van 9 mln. voor de paspoortproductie niet voortkomt uit tariefsaanpassingen, maar uit een hogere productie. De uitgaven en inkomsten zijn in balans.

De forse onderbesteding bij de wet voor de VVTV is het gevolg van de trage statusverlening. De minister hechtte eraan te melden dat juist de gemeenten goed hebben meegewerkt aan het verlenen van voldoende huisvesting. Om de statusverlening en uitplaatsing sneller met elkaar in balans te brengen, zijn maatregelen ontworpen en deze worden momenteel geïmplementeerd. De onderbesteding zal dan ook geleidelijk verdwijnen.

De streef- en prestatiegegevens voor het GSI-beleid zullen in de toekomst naar vermogen door de minister worden aangereikt. Hij benadrukte dat er een forse omslag plaatsvindt in het grotestedenbeleid en vroeg de Kamer om begrip voor de overstap van projectfinanciering naar programmafinanciering. Hiervoor zullen minder en andere details gemeten moeten worden dan tot nu toe het geval was. Het jaar 1999 zal echter nog de doorloop vormen van de oude naar de nieuwe wijze van financiering. Wat al gemeten kan worden, zal dit jaar nog inzichtelijk gemaakt worden. Bovendien zal het jaarboek over het grotestedenbeleid worden opgeschoond en slechts die gedetailleerde meetresultaten bevatten die echt van belang zijn. Over de toetsmomenten die hiervoor nodig zijn, zal nog apart met de Kamer worden gesproken.

De millenniumbestendigheid van de centrale computer voor de uitvoering van de departementale begrotingsadministratie is inmiddels getest en volledig millenniumproof bevonden.

Namens de ministers meldde de heer Van Zwol, directeur FEZ van BZK dat een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven. De rechtmatigheid van de begroting is in orde, maar op het gebied van financieel beheer en doelmatigheid laat zij nog veel te wensen over. Het ministerie zal blijven werken aan de beheersbaarheid.

In de verantwoording bij de begroting is uitgelegd dat BZK een grote verandering ondergaat, want KabNA en ITO zijn overgekomen, het KLPD wordt wellicht toegevoegd, er is een departementsbrede, mede budgettaire verantwoordelijkheid GSI bij gekomen, alsmede de verantwoordelijkheid voor de millenniumovergang, en de AO dient een inhaalslag te ondergaan. Voor DZVO en KabNA zijn plannen van aanpak gemaakt en naar aanleiding daarvan heeft de Rekenkamer de aangekondigde bezwarenonderzoeken niet doorgezet. Veranderingen op het gebied van de bemensing binnen DZVO zijn reeds doorgevoerd en het foutpercentage is teruggebracht tot een acceptabel niveau. Bovendien vindt momenteel een onderzoek plaats dat is gericht op een herbezinning op de DZVO-regelingen. Daarbij is het ministerie van Financiën betrokken. Voor KabNA is onder andere een nieuw directoraat-generaal opgezet, waarmee de organisatorische wijziging is afgerond. De projecten zijn doorgelicht en de verplichtingenramingen uit de oude KabNA-begroting zijn inmiddels op orde. Eind dit jaar zal de Rekenkamer een extra onderzoek verrichten naar de inhaalslag voor de AO. Op een aantal onderdelen zijn echter al wijzigingen doorgevoerd of deelonderzoeken verricht. Het totale kwaliteitsprogramma financiële functie zal naar verwachting in mei 2000 zijn afgerond, maar de AO zal in dat jaar nog enkele wijzigingen moeten ondergaan.

Voor de meetbaarheid van prestatiegegevens zal gebruik worden gemaakt van de bestaande ICT-mogelijkheden. Daarnaast zal aan de hand van het project «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» de achterstand worden ingehaald die BZK heeft op het gebied van prestatiegegevens.

Het bedrag van 11 mln. op de saldibalans betreft een fout in de verplichtingenadministratie, waarvoor excuses. Deze fout is administratief rechtgetrokken. Naar aanleiding van de uitgave van 24,3 mln. die de Rekenkamer niet met zekerheid rechtmatig kon bevinden, is inmiddels actie ondernomen. Deze uitgave had onder meer te maken met het niet-naleven van de richtlijnen voor Europese aanbestedingen. Er is een aparte coördinerend directeur Europese aanbestedingen aangetrokken, er is extra capaciteit vrijgemaakt en er zijn nieuwe interne richtlijnen opgesteld.

Er vindt een technische discussie plaats met het ministerie van Financiën over de vraag of voor de ITO ook immateriële activa op de balans mogen worden gewaardeerd. De ITO voert voor het ministerie nog enkele grote projecten uit die tot in 2000 doorlopen. De gelden daarvoor moeten dus nog worden uitgegeven.

Er is relatief veel aandacht besteed aan de agentschappen omdat dit uit hoofde van de Comptabiliteitswet verplicht is. Door het ministerie van Financiën is inmiddels toegezegd dat het bij de uitvoering van het VBTB-project zal nagaan of bij de begroting en verantwoording niet een onevenredig grote hoeveelheid werk en papier wordt besteed aan de agentschappen.

Aan kritische opmerkingen van de Rekenkamer over de jaren 1999 en 2000 zal nog niet geheel te ontkomen zijn, gezien de eventuele toevoeging van het KLPD aan BZK en de inhaalslag die de AO moet maken.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP) en Balemans (VVD).

Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP) en Essers (VVD).

Naar boven