26 513
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 8 november 1999

Tijdens het debat dat ik met u voerde op 7 oktober jl. over de wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot 7-jarige leerlingen, heb ik u toegezegd u voor de begrotingsbehandeling een overzicht te sturen over de positie van de schoolleiders primair onderwijs.

Hieronder zal ik op deze toezegging ingaan.

Maatregelen ter versterking van de positie van de schoolleider

Zoals u bekend is, spreken wij sinds dit voorjaar met de besturenorganisaties, vakorganisaties en schoolleidersorganisaties in de regiegroep Bestuur en Management over verschillende aspecten van de positie van de schoolleider PO. Wij hebben daartoe een gemeenschappelijke agenda opgesteld.

Op die agenda staat ook welke organisatie het initiatief neemt tot oplossingen en wie daarbij betrokken zijn.

In de regiegroep is geconstateerd dat er meerdere oorzaken zijn voor de door de schoolleiders ervaren werkdruk, zoals een onheldere verantwoordelijkheids- verdeling met hun bevoegd gezag, gebrek aan ondersteuning, en (gebrek aan) professionaliteit van bestuur en management.

In de gemeenschappelijke agenda van de regiegroep Bestuur en Management worden de volgende onderwerpen besproken:

a) Een heldere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen bestuur en directeur.

1. Inmiddels is opdracht verleend aan een extern adviesbureau tot het ontwikkelen van modellen. Met behulp van een cd-rom zullen dezemodellen aan scholen worden geleverd. Deze modellen moeten het besturen en schoolleiders mogelijk maken om heldere afspraken te maken over de verdeling van verantwoordelijkheden en taken. Een heldere verantwoordelijkheids- en taakverdeling kan de ervaren werkdruk verminderen.

2. Verder zullen verkend worden de mogelijkheden van delegatie, mandaat, het uitbreiden van het directiestatuut, en managementletters.

b) Verbeteren van de ondersteuning van bestuur en management.

1. Een eerste investering ten behoeve van het management is gedaan door het ophogen per 1-1-1999 van de pve's met 10 miljoen voor administratie bestuur en beheer met bijzondere aandacht voor het management (totaal zijn de pve's met 20 miljoen opgehoogd). Bij brief van 14 oktober 1998 aan de Tweede Kamer hebben wij u hierover bericht.

2. Daarnaast loopt nog de regeling bestuurlijke krachtenbundeling. Deze regeling geldt tot 1-8-2002. Met dit budget worden oplossingen gecreëerd voor bestuur en management. De premie wordt onder andere voor bestuur en management ingezet door het creëren van lager betaalde ondersteunende functies (administratie), door beleidsfuncties (personeelsfunctionaris) of door bovenschoolse constructies. Dit soort ondersteuning betekent indirect dat de schoolleider meer tijd ter beschikking krijgt. Het geeft een lastenverlichting voor de schoolleider doordat hierdoor in potentie de mogelijkheid van een meer professionele integrale aansturing van de school ontstaat.

Zoals ik u in mijn brief van 9 augustus jl. heb gemeld, is ter verkrijging van meer inhoudelijke gegevens over de opbrengst van de stimuleringsregeling opdracht verleend tot een onderzoek. De resultaten hiervan worden aan het eind van het jaar verwacht.

3. Tevens wordt ook verkend of er in de huidige bekostigingssystematiek elementen zitten die een optimale inzet van de faciliteiten voor bestuur en management belemmeren. Ook wordt verkend of alle mogelijkheden tot ondersteuning benut worden en of van bekende ervaringen (bijvoorbeeld de inzet van instroom en doorstroombanen) geleerd kan worden (good practices).

c) Verbeteren van de professionaliteit van bestuur en management.

1. Een goede uitvoering van taken stelt eisen aan de professionaliteit van zowel besturen als schoolleiders. De ervaren werkdruk is ook afhankelijk van het gevoel voldoende toegerust te zijn voor de taak. Sinds 1-8-1994 subsidieert OCenW de opleidingen voor schoolleiders. Jaarlijks zijn 500 plaatsen beschikbaar. Inmiddels hebben 1900 schoolleiders al deelgenomen aan deze opleiding. Binnen de capaciteit van de opleiding is afgelopen augustus een eenjarig opleidingstraject gestart bedoeld voor ervaren directeuren.

2. Dit voorjaar is een startsubsidie gegeven voor een opleiding tot bovenschools management. Deze opleiding is met ingang van dit schooljaar gestart. Op dit moment zijn er 60 deelnemers.

3. Naast deze al bestaande opleidingen wordt verkend hoe verder de professionaliteit kan worden gestimuleerd Daarbij wordt een relatie gelegd met het traject van integraal personeelsbeleid.

d) Verbeteren van de beloningspositie van (groepen) schoolleiders.

1. In de afgelopen CAO is afgesproken dat aan de directieleden van basisscholen een toelage wordt toegekend. Daarvoor is een budget van 30 miljoen ingezet. Inmiddels is de uitwerking daarvan vastgesteld.

2. In de CAO is tevens afgesproken dat er nader overleg gevoerd zal worden over de consequenties van de ontwikkeling van taken en positie voor de beloning. Dit overleg zal worden voorbereid in de regiegroep.

e) Zorgen voor voldoende capaciteit in de toekomst van schoolleiders en bestuurders.

De leeftijdsopbouw van het huidige personeelsbestand en de geringe doorstroom van vrouwelijk talent zouden op de middellange termijn voor een capaciteitsprobleem kunnen zorgen.

Daarom is door OCenW dit schooljaar een opleiding voor adjuncten-directeuren gestart. Deze opleiding heeft een capaciteit van 160 deelnemers.

Werkdruk van de schoolleiders

Naar aanleiding van de ook door de Kamer geuite zorg over de werkdruk en positie van de schoolleiding, heb ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel over de groepsgrootteverkleining opgemerkt dat ik hoop in het voorjaar van 2000 te beschikken over een goed pakket van maatregelen om te bereiken dat schoolleiders beter in staat zijn hun werk te doen.

In dat kader zijn er verschillende mogelijkheden denkbaar.

In de komende maanden zal ik deze problematiek in het overleg met de onderwijsorganisaties aan de orde stellen.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven