26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2011

De vaste commissie voor Defensie heeft op 22 maart jl. (kenmerk 2011Z05710/2011D14588) om informatie verzocht met betrekking tot de optietermijn voor de aanschaf van het tweede F-35 testtoestel. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

In het regeerakkoord is vastgelegd dat in 2011 het tweede Nederlandse F-35 testtoestel wordt aangeschaft voor de deelneming aan de operationele testfase in de Verenigde Staten. De Amerikaanse overheid heeft inmiddels een contract met Lockheed Martin gesloten voor de toestellen uit de LRIP 4 productieserie. In het contract met Lockheed Martin is een optie opgenomen voor het tweede Nederlandse testtoestel met een optietermijn tot en met 31 maart 2011. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 252).

De Kamer zal naar verwachting kort na 31 maart a.s. met de beleidsbrief worden geïnformeerd over onder meer het project Vervanging F-16 en met een afzonderlijke brief over de besluitvorming door het kabinet ten aanzien van het tweede testtoestel. De vaste commissie voor Defensie heeft eerder besloten het algemeen overleg over het project Vervanging F-16 uit te stellen tot na de verzending van de beleidsbrief. In verband hiermee heeft Defensie overlegd met de Amerikaanse overheid. Dit heeft geresulteerd in een verlenging van de optie voor het tweede testtoestel tot en met 30 april 2011. Hieraan zijn voor Nederland geen kosten verbonden.

Defensie is in 2008 een verplichting aangegaan voor de onderdelen met een lange levertijd voor het tweede testtoestel. Het betreft een bedrag van € 9,1 miljoen. Vanwege de voortgaande productie van componenten en onderdelen zijn de productiekosten van dit toestel inmiddels hoger dan de door Nederland aangegane verplichting. Lockheed Martin heeft tot nog toe de extra kosten voor eigen rekening en risico genomen. De komende maanden moeten echter voor het tweede testtoestel grote en dure constructiedelen en meet- en registratieapparatuur worden besteld. De gevolgen van verder uitstel van de aanschaf van het toestel tot na 30 april kunnen naar verwachting zijn dat ofwel Nederland verplichtingen moet aangaan om de productie van het toestel na 30 april voort te laten zetten, ofwel dat aanzienlijke kosten in rekening zullen worden gebracht als de productie na 30 april wordt opgeschort om vervolgens later weer te worden hervat.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven