26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2018

Op 14 november 2018 staat het AO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) gepland. In deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over het IMVO-beleid en over de uitvoering van een viertal moties.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de voortgang van de IMVO-convenanten. Vervolgens wordt uw Kamer geïnformeerd over de inzet van extra financiële middelen voor de IMVO-convenanten, de onderzoeken en evaluaties, de indicator voor de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de ontwikkelingen in Europa. Tenslotte wordt ingegaan op de aanpak bestrijding kinderarbeid en leefbaar loon, de verduurzaming van de cacaosector en de steun van de Nederlandse regering voor de verzoeningsdialoog in Colombia.

Voortgang IMVO-convenanten

Het Convenant Duurzame Kleding en Textiel is in juli 2016 afgesloten en dit is het eerste IMVO-convenant, in december 2016 volgde als tweede het IMVO-convenant van de bancaire sector. De daaropvolgende vijf convenanten zijn ruim een jaar tot vier maanden onderweg met de implementatie van de afspraken. Het is daarom te vroeg om inzicht te geven in de concrete aanpak van risico’s voor mens en milieu die uit de gepaste zorgvuldigheid van de aangesloten bedrijven zijn gekomen. In het najaar 2019 staat de evaluatie van de IMVO-convenanten gepland, hierin zal worden meegenomen welke concrete resultaten zijn bereikt bij de aanpak van misstanden in de waardeketens. In deze brief wordt een overzicht gegeven van de voortgang van de implementatie van de zeven afgesloten IMVO-convenanten en de voortgang van de zes IMVO-convenanten in ontwikkeling.

Als lid van de stuurgroep van alle afgesloten convenanten blijft de overheid sturen op het behalen van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het convenant en op het aanpakken van geïdentificeerde IMVO-risico’s. Om de bedrijven hierbij te ondersteunen wordt het Fonds Verantwoorde Productie opgezet. Dit fonds biedt financiering voor gezamenlijke projecten van bedrijven, maatschappelijke organisaties en vakbonden gericht op het aanpakken en voorkomen van misstanden in de waardeketens van de betrokken bedrijven, zoals gedwongen arbeid, het gebrek aan een leefbaar loon en milieuvervuiling. Het fonds heeft een looptijd van vier jaar en zal in 2019 van start gaan, voor het eerste jaar is 8,3 miljoen euro beschikbaar. Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over dit fonds zodra de contouren gereed zijn.

Monitoring IMVO-convenanten

De motie Van Laar (Kamerstuk 26 485, nr. 224) verzoekt de regering jaarlijks de impact van de IMVO-convenanten en het functioneren van het toezicht op de IMVO-convenanten te toetsen. In de afgesloten convenanten zijn afspraken vastgelegd over de monitoring van de voortgang en de impact van de gemaakte afspraken. De convenantpartijen rapporteren hierover in een publieke jaarrapportage. Deze rapportages worden gepubliceerd op website van de Sociaal Economische Raad (SER) over de IMVO-convenanten.1 Het toezicht op de monitoring is per convenant geregeld, dit wordt gedaan door het secretariaat of een onafhankelijke monitoringscommissie. Als lid van de stuurgroep van de afgesloten convenanten ziet de overheid toe op de kwaliteit van de jaarlijkse voortgangsrapportage.

Implementatie IMVO-convenanten

Kleding- en textielsector

Het Convenant Duurzame Kleding en Textiel voorziet in een behoefte van vooral het MKB voor meer ondersteuning bij het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid conform de OESO-richtlijnen. De ondersteuning wordt vooral in de vorm van training en themabijeenkomsten gegeven. Vanaf komend jaar maken de deelnemende bedrijven van het convenant op individueel niveau openbaar wat de grootste risico’s zijn in fabrieken waar zij produceren en hoe ze die risico’s willen aanpakken. Naast de individuele initiatieven van bedrijven wordt ook aan collectieve projecten gewerkt, met name voor bestrijding van kinderarbeid en ter bevordering van leefbaar loon. Samen met FairWearFoundation hebben de convenantspartijen een brief gestuurd aan de overheid van Bangladesh met een pleidooi voor een adequate verhoging van het minimumloon. Vanaf begin 2019 zal een ambitieus trainingsprogramma over leefbaar loon, sociale dialoog en inkoopbeleid worden uitgevoerd voor convenantbedrijven en hun producenten. Ook hebben FNV en CNV voor bedrijven aangesloten bij het convenant handzaam materiaal gemaakt, waarmee zij vakbondsvrijheid bespreekbaar kunnen maken bij hun producenten. Sinds de start van het convenant in 2016 steeg het aantal deelnemers van 56 naar 79 merken. Daarmee doet momenteel circa 45 procent van de in Nederland opererende kledingbranche mee aan het convenant. Daarmee is het convenant goed op weg zijn doelstelling van 50 procent marktdekking eind 2018 te realiseren.

Bancaire sector

Op 9 augustus 2018 is de eerste jaarrapportage van het IMVO-convenant van de bancaire sector gepubliceerd. De deelnemende banken zijn gestart met het verbeteren van hun processen voor gepaste zorgvuldigheid conform OESO-richtlijnen en United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs). De partijen werken daarnaast samen in werkgroepen aan specifieke thema’s. Zo heeft de werkgroep waardeketen een analyse van de cacaowaardeketen gepubliceerd. In deze analyse hebben de banken en de convenantpartijen op basis van hun gezamenlijke kennis in kaart gebracht hoe de cacaoketen in elkaar zit en op welke onderdelen van de waardeketen banken invloed kunnen uitoefenen. Er zijn drie aanbevelingen gedaan door de werkgroep voor opvolgende acties, te weten voor het verbeteren van gepaste zorgvuldigheid bij het financieren van de cacaosector, het verbeteren van toegang tot financiering voor kleine cacaoboeren en het versterken van een multistakeholderaanpak voor duurzame cacao. De partijen bepalen samen hoe zij deze aanbevelingen oppakken. Ook heeft een werkgroep een analyse gemaakt over het gezamenlijk aanwenden van invloed om de positieve impact op mensenrechten te vergroten. Een derde werkgroep onderzoekt welke rol banken kunnen spelen bij het verbeteren van toegang tot herstel. In dat kader hebben ABN AMRO, PAX en het Ministerie van Buitenlandse Zaken in november 2017 deelgenomen aan een panel tijdens het Forum on Business and Human Rights van de Verenigde Naties over toegang tot herstel.

Goudsector

Op 1 oktober 2018 is de eerste jaarrapportage gepubliceerd van het IMVO-Convenant Verantwoord Goud. De voortgangsrapportage laat zien dat het eerste jaar in het teken van opbouw heeft gestaan. Vijf bedrijven hebben een IMVO-rapportage gepubliceerd. Dit werd echter van alle aangesloten bedrijven verwacht. Voor aankomend jaar is het daarom noodzakelijk dat het aantal rapportages sterk toeneemt. Daarnaast hebben de brancheorganisaties een gedragscode ontwikkeld, die in het tweede jaar aan hun leden wordt voorgelegd. Een project rondom de aanpak van kinderarbeid bij kleinschalige mijnen in Oeganda is gestart. Daarnaast zijn een recyclingproject en een project met betrekking tot grootschalige mijnbouw in voorbereiding.

Houtsector

Op 7 september 2018 is de eerste jaarrapportage van het Convenant Bevorderen Duurzaam Bosbeheer gepubliceerd. Om duurzaam geproduceerd hout in Nederland tot de norm te maken, wordt vanuit vier werkgroepen gewerkt aan de volgende onderwerpen: IMVO-risico’s, vereenvoudigen van de handelsketen, ontwikkeling van de marktvraag en de business case van duurzaam bosbeheer. Afgelopen jaar heeft een verdiepingsslag plaatsgevonden door te investeren in diverse onderzoeken. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken worden projecten geformuleerd waar convenantspartijen komend jaar verder aan zullen werken. In het convenant is opgenomen dat de overheid over 2017 en 2020 een monitoring uitvoert over het aandeel duurzaam geproduceerd hout en tropisch hout met een Europese FLEGT-vergunning op de Nederlandse markt. Deze monitoring wordt momenteel in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerd en de resultaten worden eind 2018 verwacht.

Plantaardige eiwitten

Vanuit het IMVO-convenant plantaardige eiwitten dat in maart 2017 is ondertekend, zal er nog in 2018 de eerste tussenrapportage verschijnen. In de werkgroepen van het convenant wordt doorgewerkt aan het opzetten van een gemeenschappelijke tool box voor het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid voor de plantaardige eiwittensector. Ook wordt er verder gewerkt aan de voorbereiding van projecten. Eén project heeft betrekking op de verbetering van de voedingswaarde van plantaardige schoolmaaltijden die in India door de overheid worden verstrekt aan basisschoolkinderen.

Voedingsmiddelensector

Het IMVO-convenant van de voedingsmiddelensector is ondertekend op 29 juni 2018. De eerste voortgangsrapportage volgt na een jaar en zal rapporteren over de voortgang van het IMVO-risicomanagement bij individuele bedrijven en de verrichte inspanningen. Vanuit de stuurgroep van het convenant zal een handleiding opgesteld worden die bedrijven, van kleine MKB’ers tot grote supermarkten, kan helpen bij het opzetten en/of versterken van hun IMVO-risicomanagement. Daarnaast zullen partijen in de looptijd van dit convenant vijf projecten opzetten op het gebied van leefbaar loon en minimaal twee projecten met betrekking tot klimaatmitigatie en/of -adaptatie. De inspanningen van de bedrijven binnen deze projecten zal ook meegenomen worden in de eerste voortgangsrapportage.

Verzekeringssector

Het IMVO-convenant van de verzekeringssector is op 5 juli 2018 ondertekend. De uitvoering van de gemaakte convenantsafspraken is van start gegaan. Er zijn binnen dit convenant vier werkgroepen. Binnen één werkgroep worden de gezamenlijke prioriteiten vastgesteld. Een tweede werkgroep beoogt voor de verzekeraars overzichtelijke en toepasbare kaders op te stellen op de in het convenant genoemde thema’s, zoals dierenwelzijn, kinderrechten en landrechten, en hiervoor beleid te ontwikkelen. Daarnaast maken partijen in een derde werkgroep afspraken om zich ieder jaar te richten op nieuwe kansen en mogelijkheden voor een positieve bijdrage aan de SDG’s. In het eerste jaar richten de partijen zich op het thema «klimaatverandering en energietransitie». De vierde werkgroep richt zich op de monitoring van het convenant.

IMVO-convenanten in ontwikkeling

De partijen betrokken bij de totstandkoming van het IMVO-convenant van de sierteeltsector streven ernaar het convenant nog dit jaar te ondertekenen. Voor het IMVO-convenant van de natuursteensector, een gezamenlijk initiatief met Belgische partijen (waaronder de Vlaamse overheid), streven de partijen naar afronding van de onderhandelingen begin 2019. Het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen is gereed en ligt ter goedkeuring voor bij de partijen. In december 2018 zal de Algemene Ledenvergadering en het bestuur van de Pensioenfederatie zich uitspreken over het convenant. Als de uitkomst hiervan positief is, kan de uitvoering van het convenant begin 2019 van start gaan.

De beoogde partijen bij een convenant voor de metallurgische sector hebben gezamenlijk een hoofdlijnendocument opgesteld. Dit document vormt de basis voor een convenant. De partijen streven ernaar het convenant de eerste helft van 2019 te ondertekenen. In de land- en tuinbouwsector is onder leiding van de SER de onderhandelingsfase voor een convenant gestart. De partijen zullen zich richten op het aanpakken en voorkomen van risico’s voor mens en milieu in de toeleveringsketens van Nederlandse boeren en zij streven ernaar om in de tweede helft van 2019 het convenant te ondertekenen. Het proces om te komen tot een IMVO-convenant in de windenergiesector zit in de verkennende fase.

Inzet extra financiële middelen BHOS-nota

Op basis van de nieuwe beleidsnota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking «Investeren in Perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) is in de Rijksbegroting hoofdstuk XVII (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 1) voorgesteld de volgende middelen ter beschikking te stellen voor de IMVO-convenanten: 7 miljoen euro in 2018 en 2019, 6 miljoen euro in 2020 en 2021 en 3 miljoen euro structureel vanaf 2022. Deze middelen zijn beschikbaar in aanvulling op de eigen bijdragen van de convenantspartijen. Ook zijn deze middelen bestemd voor het ondersteunen van de totstandkoming van convenanten en voor de implementatie en uitvoering van projecten in het kader van de IMVO-convenanten.

IMVO-onderzoek en evaluaties

In de Kamerbrief van 28 februari 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 257) is uw Kamer geïnformeerd over de twee evaluaties van het IMVO-beleid. De eerste evaluatie heeft betrekking op de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel duurzame handel en investeringen door de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen deze beleidsdoorlichting voert IOB diverse studies uit. In de Kamerbrief van 28 februari 2018 is de intentie van IOB gedeeld om de studies over het IMVO-beleid (het convenantenbeleid en het Nationaal Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen) in december 2018 afgerond te hebben. IOB heeft deze verwachting bijgesteld naar het voorjaar van 2019. De tweede evaluatie betreft de evaluatie van het IMVO-convenantenbeleid. Hiermee wordt gestart in het najaar van 2019, in overeenstemming met het Regeerakkoord.

In de Kamerbrief van 28 februari 2018 is uw Kamer eveneens geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar IMVO-beleid, inclusief wetgeving, in een aantal Europese landen. Hierbij is aangekondigd dat het kabinet een vervolgonderzoek zal instellen naar de werking van IMVO-maatregelen in andere landen. De uitkomsten van dit onderzoek worden begin 2019 verwacht en zullen gedeeld worden met uw Kamer. Zoals aangekondigd tijdens het Notaoverleg over de Beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 28 juni 2018 (Kamerstuk 34 952, nr. 28) financiert het kabinet daarnaast een onderzoek van de OESO over de relatie tussen gepaste zorgvuldigheid door bedrijven en de impact daarvan in productielanden. De uitkomsten van dit onderzoek worden in december 2019 verwacht.

Indicator 90 procent

In de Kamerbrief van 2 juli 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 291) is aangekondigd dat het kabinet in 2023 de ambitie gerealiseerd wil zien dat 90 procent van de grote bedrijven in Nederland de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijven als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Onder «grote bedrijven» vallen bedrijven met meer dan 500 werknemers, totale activa van meer dan 20 miljoen euro en een netto omzet van meer dan 40 miljoen euro. Deze doelstelling zal ook worden opgenomen als begrotingsindicator voor de BHOS-begroting. Er wordt onderzocht hoe met een doelmatige analyse van reeds beschikbare data een indicatie gegeven kan worden van het aantal bedrijven dat de OESO-richtlijnen onderschrijft. Hierbij wordt onder meer bekeken in hoeverre de tweejaarlijkse Transparantiebenchmark gebruikt kan worden. Ook is contact met Duitsland gezocht, dat eveneens gaat meten hoeveel bedrijven de OESO-richtlijnen onderschrijven.

Ontwikkelingen Europa

De motie Bouali c.s. (Kamerstuk 26 485, nr. 280) verzoekt de regering een voortrekkersrol te vervullen in het streven naar Europees beleid ter bevordering van IMVO, waaronder het versturen van een pleitbrief aan de Europese Commissie, en verzoekt de regering een high-level bijeenkomst te organiseren over IMVO. Het kabinet werkt aan een gelijk speelveld op IMVO-terrein door de Nederlandse multistakeholderbenadering uit te dragen in Europese landen. Ook wordt de Europese Commissie gevraagd te sturen op gebundelde Europese IMVO-initiatieven, deze zomer heb ik hierover een brief gestuurd aan de Europese Commissie. Daarnaast verkent Nederland de mogelijkheden tot coalitievorming met gelijkgezinde lidstaten en met het Europees parlement.

In samenwerking met het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en de SER is op 30 oktober 2018 een conferentie georganiseerd ter ondersteuning van verdere stappen op het gebied van IMVO binnen de EU. Tevens vond een vervolgbijeenkomst plaats van een bijeenkomst die Nederland en Duitsland op 4 juni 2018 hebben georganiseerd in Brussel over de verduurzaming van de ketens van Europese textielbedrijven. Nederland en Duitsland spannen zich in om de Europese Commissie hier nauwer bij te betrekken. Een gecoördineerd beleid van de Europese Commissie zou de verduurzaming kunnen versnellen en het EU Garment Initiative meer inhoud geven. Ook werd gepleit voor meer bnationale textielinitiatieven in Europa.

Aanpak bestrijding kinderarbeid en leefbaar loon

In de BHOS-nota identificeerde het kabinet de aanpak van kinderarbeid en leefbaar loon als prioriteiten in verduurzaming van productie en handel. Dit zijn veel voorkomende risico’s in de keten. In verschillende convenanten (zoals goud, textiel en voedingsmiddelen) zijn werkgroepen en projecten van start gegaan op het gebied van leefbaar loon en kinderarbeid, omdat deze als ernstige risico’s zijn geïdentificeerd. Op 12 juni 2018 lanceerde het kabinet het nieuwe Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK), waarmee bedrijven en convenantspartijen worden ondersteund bij het aanpakken van grondoorzaken van kinderarbeid in productielanden. Ook versterkt Nederland de samenwerking met de International Labour Organization (ILO) voor de aanpak van kinderarbeid en de bevordering van leefbaar loon in verschillende sectoren. Daarnaast draagt het kabinet bij aan de bestrijding van kinderarbeid via de gebiedsgerichte aanpak van Coalitie Stop Kinderarbeid.

Verduurzaming cacaosector

In de nieuwe BHOS-nota is een intensivering aangekondigd op de verduurzaming van de productie en handel in de cacaosector. Nederland kan als belangrijke marktpartij een verschil maken door in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en lokale overheden, hardnekkige problemen zoals ontbossing, lage inkomens en kinderarbeid in de keten aan te pakken.

In de motie Amhaouch (Kamerstuk 34 952, nr. 7) werd het kabinet verzocht tot bindende afspraken te komen met Ghana en Ivoorkust om de positie van cacaoboeren te versterken. Het kabinet werkt op verschillende manieren met deze overheden aan het verbeteren van hun positie. Nederland steunt verschillende duurzaamheidsprogramma’s van strategische partners: Initiatief Duurzame Handel (IDH), Solidaridad en UTZ (sinds 1 januari 2018 gefuseerd met Rainforest Alliance). Dit gebeurt in nauwe coördinatie en samenwerking met de lokale overheden en andere stakeholders. Het Cocoa and Forests Initiative (CFI) van IDH en het Cocoa Rehabilitation and Intensification Programme (CORIP) onder leiding van Solidaridad zijn voorbeelden van de wijze waarop deze samenwerking vorm krijgt. Bij het CFI hebben zowel de Ghanese als Ivoriaanse overheid zich gecommitteerd aan het tegengaan van ontbossing door middel van publiek-private partnerschappen (PPP’s) gericht op de verduurzaming van de cacaoteeltketen. Het CORIP, ook in beide landen actief, levert ondersteunende diensten aan cacaoboeren om hun economische positie te versterken.

Nederland is daarnaast nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van een wereldwijd vigerende cacaostandaard (de ISO 34101-serie «Duurzame en traceerbare cacaobonen»). Deze normenreeks is ontworpen voor alle partijen in de cacaoketen met als doel goede landbouwpraktijken te implementeren, het milieu te beschermen en de arbeidsomstandigheden en levensonderhoud van de boeren te verbeteren. Samen met de overheden van Ghana en Ivoorkust werkt Nederland aan grotere betrokkenheid van deze landen bij de ontwikkeling van deze ISO-normen.

Nederland is ook in gesprek met deze overheden in internationaal en bilateraal verband om tot afspraken te komen over de verduurzaming van de cacaosector. In internationaal verband zijn er de Internationale Cacaoraad (het hoogste bestuursorgaan binnen de Internationale Cacao-Organisatie, waar cacao producerende evenals -consumerende landen bij zijn aangesloten) en de Wereld Cacaoconferentie. Via ambassades voert Nederland een dialoog met de Ghanese en Ivoriaanse overheid. De ambassades geven op verzoek van de autoriteiten advies en bieden – samen met voornoemde strategische partners – assistentie bij noodzakelijke hervormingen. In Ghana draagt Nederland bij aan een nieuwe tienjarige cacaostrategie en de heroprichting van het PPP-platform. Het platform fungeert als klankbord voor de Ghanese overheid in de uitvoering van de cacaostrategie. Centraal staat de structurele verbetering van de inkomenspositie van cacaoboeren. In Ivoorkust wil de Nederlandse ambassade een vergelijkbare dialoog entameren met de lokale autoriteiten. Ivoorkust kent weliswaar een operationeel PPP-platform, maar behoeft verdere capaciteitsopbouw. Met partnerorganisaties wordt gekeken hoe zowel het platform in Ivoorkust, als in Ghana verder kunnen worden versterkt.

Verzoeningsdialoog Colombia

De motie Diks (Kamerstuk 26 485, nr. 273) verzoekt de regering enerzijds om haar steun uit te spreken voor de inzet van de Colombiaanse regering voor een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen, en anderzijds om Nederlandse energiebedrijven op te roepen om van hun kolenleveranciers te vergen aan deze verzoeningsdialoog deel te nemen. De Nederlandse regering steunt de inzet van de Colombiaanse regering door ondersteuning van het transitional justice-mechanisme en de multistakeholderdialoog in César. De implementatie van het transitional justice-mechanisme maakt onderdeel uit van het vredesakkoord met de FARC en wordt ondersteund met een bijdrage van 2,5 miljoen euro uit het Stabiliteitsfonds. Gerechtigheid en waarheidsvinding voor de slachtoffers van paramilitairen in César moet zijn beslag krijgen in dit mechanisme. Nederland ondersteunt de Waarheidscommissie, het Vredestribunaal en de Eenheid ter Opsporing van Vermiste Personen en heeft hiertoe Memorandums of Understanding ondertekend met deze instanties. Nederland heeft bijzondere aandacht voor de participatie van slachtoffers en steunt zes allianties van slachtofferorganisaties. Tot slot bevordert Nederland ook een actieve rol voor de private sector in het transitional justice-mechanisme.

Verder heeft Nederland bijzondere aandacht voor toegang tot herstel in gebieden waar de bevolking lijdt onder de gevolgen van mijnbouwactiviteiten. Nederland ondersteunt de multistakeholderdialoog in César. Deze is opgezet in coördinatie met de Presidentiële Gezant voor de Mensenrechten en het Ministerie van Mijnbouw. Alle relevante partijen nemen deel: lokale gemeenschappen, maatschappelijk middenveld, (regionale) overheden en bedrijfsleven. De multistakeholderdialoog wordt begeleid door de Colombiaanse tak van het Institute for Human Rights and Business (CREER) en beoogt betrokken partijen in staat te stellen om in onderling overleg oplossingen te vinden voor praktische problemen in het steenkoolgebied.

De energiebedrijven die bij het steenkolenconvenant zijn aangesloten brachten meermaals een bezoek aan Colombia, voor het laatst in april 2018. Tijdens dit bezoek heeft de Nederlandse ambassadeur bij de energiebedrijven het belang van deelname van de mijnbouwbedrijven aan transitional justice en de door Nederland gesteunde multistakeholderdialoog benadrukt. De energiebedrijven spraken vervolgens met verschillende stakeholders en drongen bij de mijnbouwbedrijven aan op actieve participatie in de multistakeholderdialoog en deelname aan de Waarheidscommissie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

SER IMVO-convenanten, www.imvoconvenanten.nl.

Naar boven