26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 249 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

Met deze brief wil ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken, graag op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). Het gaat om vervolgstappen in het kader van het Plan van Aanpak MVI overheden 2015–20201. Dit plan wordt gezamenlijk uitgevoerd door de Ministeries van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook wil ik u graag nader informeren in het kader van drie toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het AO Duurzaamheid en Milieu van 18 januari jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 508).

Het MVI-beleid is erop gericht om de aanzienlijke inkoopkracht van overheden (ruim € 73 mrd per jaar)2 slim in te zetten om belangrijke maatschappelijke transities te versnellen. Daarbij gaat het onder meer om de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire economie en een eerlijke internationale markt met aandacht voor mensenrechten, goede arbeidsomstandigheden en een leefbaar loon. Het inkoopbeleid van overheden kan deze transities ondersteunen en creëert nieuwe markten voor bijvoorbeeld circulaire producten en diensten, of producten en diensten met een lage CO2-voetafdruk.

Het Plan van Aanpak MVI zet in op het stimuleren van professioneel duurzaam opdrachtgeverschap bij overheden en op het effectief stimuleren van de markt, bijvoorbeeld met gunningscriteria of marktdialogen. Nederland werkt hierbij samen met andere Europese koplopers om de slagkracht verder te vergroten. Ook de rijksinkoop volgt deze lijn. In dit kader is onder meer per 1 april jl. een inkoopkader voor de internationale sociale voorwaarden van kracht geworden, in lijn met de internationale OESO-richtlijnen.3

In deze brief zal ik achtereenvolgens ingaan op:

  • 1. de voortgang van de uitvoering van het Manifest MVI4;

  • 2. de ontwikkeling van de benchmark en monitoring MVI, met daarbij de toezegging over de rol van CO2 in deze instrumenten;

  • 3. de doorontwikkeling van de criteriadocumenten, met daarbij de toezeggingen over hormoonverstorende stoffen en schaarse grondstoffen.

1. Voortgang uitvoering Manifest MVI

In december vorig jaar heb ik met zo'n zestig bestuurders van gemeenten, provincies en waterschappen het Manifest MVI ondertekend. Hierin hebben we afgesproken om concrete ambities en actieplannen te maken voor de toepassing van MVI in de komende jaren. Het manifest is daarmee een belangrijke impuls om MVI daadwerkelijk handen en voeten te geven in de eigen organisatie.

Inmiddels is het aantal ondertekenaars in een tweede ondertekenmoment in maart gestegen naar ruim 100 overheidspartijen. Het Rijk helpt en stimuleert deze partijen om samen op te trekken, actief van elkaar te leren en invulling te geven aan hun eigen ambities. De eerste actieplannen beginnen inmiddels binnen te komen. In november zal op het jaarlijkse landelijke MVI-congres een prijs worden uitgereikt voor het beste actieplan5.

In dezelfde periode wordt een derde ondertekenmoment gepland. Ook nieuwe overheden kunnen zich dus nog aansluiten bij het Manifest MVI en deze beweging verder versterken.

2. Ontwikkeling benchmark en monitoring MVI

In het Plan van Aanpak MVI overheden 2015–2020 is het voornemen geuit om een systematiek te ontwikkelen voor het benchmarken en monitoren van de toepassing van MVI door overheden. Het gaat hierbij om een basisfaciliteit die aan overheden inzicht geeft in de mate waarin ze hun eigen MVI-ambities realiseren (benchmark). Dit inzicht in de feiten is cruciaal voor overheden om verdere stappen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen te kunnen zetten. Hierbij kunnen ze van elkaars goede voorbeelden leren en hierop verder bouwen. De basisfaciliteit maakt het ook mogelijk om een landelijk beeld te geven over alle overheden (monitoring).

Zoals toegezegd in het AO Duurzaamheid en Milieu van 18 januari jl. zal ik hieronder ook ingaan op de plaats van CO2-reductie in deze instrumenten.

Een belangrijke randvoorwaarde voor beide instrumenten is dat deze niet moeten leiden tot onevenredig hoge administratieve lasten. In het verleden vereiste de landelijke monitoring van duurzaam inkopen dat alle overheden handmatig alle inkoopinformatie verzamelden en intypten. Dit leidde tot hoge administratieve lasten, zonder dat dit henzelf veel nuttige sturingsinformatie gaf.

Opzet benchmark

Het Ministerie van Economische Zaken heeft de afgelopen periode opties verkend voor de benchmark. Onderdeel hiervan was een pilot bij PIANOo6, waarbij is gekeken of op basis van bestaande inkoopdata in TenderNed7 een beeld te vormen is over de MVI-prestaties van overheden. Op basis van deze pilot is een voorstel gemaakt dat vervolgens is afgestemd met een gebruikersgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de diverse overheden.

De kern van de benchmark is een proces in drie stappen:

  • 1. Uit de bestaande data in het inkoopsysteem (zoals TenderNed) worden automatisch de MVI-inkopen gefilterd. Dit vervangt het handmatig opstellen van dergelijke overzichten. De gegevens worden ontsloten in een online module met rapportagemogelijkheden.

  • 2. Om de datakwaliteit te verbeteren, kunnen de gegevens waar nodig worden aangevuld of gecorrigeerd door de inkoper.

  • 3. De online module biedt ook de mogelijkheid om een aantal vragen te stellen over de contract- en realisatiefase. Zo kan in beeld worden gebracht in hoeverre daadwerkelijk een duurzame inkoop is gerealiseerd. Daarbij kan ook worden aangegeven wat het verwachte kwalitatieve effect is van de inkoop op onder meer de CO2-uitstoot en het grondstoffengebruik. Dit is gekoppeld aan de mate waarin de inkopers zelf een goed beeld hebben van het effect dat met de inkoop wordt gerealiseerd. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de toezegging om aan te geven wat de rol is van CO2 in dit instrument.

De benchmark is daarmee dus vooral een slimme rapportagefaciliteit die gebruik maakt van bestaande data. Door niet alleen naar de uitvraag te kijken, maar ook naar de daadwerkelijk gerealiseerde aanbesteding, levert het instrument informatie die overheden kan helpen bij het realiseren van de transitie naar verduurzaming van de economie. Schematisch ziet de benchmark er als volgt uit:

Op basis van deze gegevens kan een dashboard worden gegenereerd met de MVI-opbrengst gerangschikt naar thema (zoals circulaire economie en klimaat) of naar productgroep (zoals vervoer en kantoorartikelen), dat kan worden gebruikt voor rapportage. Ook worden goede voorbeelden geïdentificeerd en vindbaar gemaakt, zodat individuele aanbestedende diensten van elkaar kunnen leren en elkaar vooruit kunnen helpen.

Met deze basisfaciliteit krijgen overheden eenvoudig inzicht in de mate waarin ze zelf MVI toepassen. Ze kunnen zien waar ze meters maken en waar nog niet. Ze kunnen zichzelf vergelijken met het gemiddelde van andere overheden of met hun eigen politieke ambities. Ze kunnen hierover vervolgens eenvoudig rapporteren en verantwoording afleggen aan de eigen politieke leiding.

Door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande inkoopgegevens worden administratieve lasten beperkt. De uitvoering van de benchmark wordt belegd bij PIANOo. De komende periode zal PIANOo de faciliteit voor de benchmark verder implementeren. Ik verwacht dat de systematiek eind 2017 beschikbaar is voor gebruik. In de loop van 2018 verwacht ik uw Kamer op basis hiervan een eerste monitoringsrapportage te kunnen sturen. Op basis van de ervaringen met deze eerste rapportage zal de methode waar mogelijk worden aangescherpt en de benchmark en monitoring verder worden verbeterd.

3. Criteriadocumenten

Eén van de instrumenten voor MVI is het criteriadocument. Dit beschrijft voor de meest ingekochte productcategorieën welke inkoopeisen de overheid minimaal wil hanteren op het gebied van MVI. Hierbij is onder meer aandacht voor milieu, energie en klimaat en sociale aspecten. De eisen worden ieder jaar geëvalueerd en waar mogelijk aangescherpt, om de markt blijvend te stimuleren tot verbetering. Hierbij werk ik nauw samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die een belangrijk deel van deze documenten beheert.

In Nederland zijn op dit moment 46 criteriadocumenten in gebruik voor producten en diensten, die uiteenlopen van toner cartridges tot gemalen, en van catering tot kantoorgebouwen. Ze zijn opgesteld voor overheden, maar zijn breder openbaar beschikbaar en worden ook gebruikt door niet-overheden. Dat is een belangrijk spin-off effect. De criteria zijn deels gebaseerd op Europees afgesproken inkoopcriteria. De internationale aanpak is belangrijk voor het level playing field, maar ook omdat het Europese inkoopvolume en daarmee de invloed op de vaak internationale markt veel groter is dan die van Nederland alleen.

Verbetering criteriadocumenten

Het is mijn ambitie om de kracht en de reikwijdte van de criteriadocumenten komende jaren verder te vergroten. Hiertoe wil ik ten eerste de documenten in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zo aanvullen dat ze niet alleen een ondergrens aangeven, maar ook helpen om invulling te geven aan hogere ambities. Ik denk daarbij aan een systeem met drie ambitieniveaus: een ondergrens, een middenniveau en een hoog ambitieniveau waar het echt gaat om de koplopers in de markt.

Ten tweede wil ik de criteriadocumenten over de volle breedte uitbreiden met kennis over circulair inkopen. Er is de afgelopen jaren veel kennis opgedaan over circulair inkopen via de Green Deal Circulair inkopen en in samenwerking met andere koplopende landen in Europa. Ook biobased inkopen wordt op vergelijkbare wijze toegevoegd aan de criteriadocumenten door mijn collega van Economische Zaken. Daarmee versterken we dit instrument op deze belangrijke thema's. Tegelijkertijd is de ervaring dat circulair inkopen in veel gevallen vraagt om maatwerk. Daarom ben ik afgelopen jaar gestart met het opleiden van aanbestedende diensten via de Circulair Inkopen Academy van PIANOo.

In het kader van verbetering wil ik ook de herijking noemen van de criteria voor catering en bedrijfsrestaurants, zoals eerder aangekondigd in de brief van mijn collega's van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken8. De criteria worden stevig gemoderniseerd. Hierbij is gekozen voor een integrale aanpak, waarbij ook belangrijke thema's als gezondheid, sociale aspecten, klimaat, watergebruik en landgebruik een rol gaan spelen. Alleen al het Rijk koopt jaarlijks voor ruim € 100 mln aan catering in.

Toezegging hormoonverstorende stoffen

In het AO Duurzaamheid en Milieu van 18 januari jl. heb ik uw Kamer toegezegd om nader in te gaan op de relatie tussen MVI en hormoonverstorende stoffen (het Deense voorbeeld). Ik heb daarbij niet alleen naar Denemarken gekeken, maar ook naar Zweden. Dat zijn de twee Europese koplopers op dit vlak.

In beide landen worden (vrijwillige) inkoopcriteria gesteld als één van de instrumenten om de kans op blootstelling van risicogroepen aan hormoonverstorende stoffen te verkleinen. Hiertoe heeft Denemarken criteria opgesteld voor een aantal van deze stoffen in medische hulpmiddelen. Zweden maakt ook criteria voor de zorgsector en heeft daarnaast criteria opgesteld voor speelgoed, hobbymaterialen, keukenspullen, meubels en textiel voor kleuterscholen.

Het verschil met de Nederlandse situatie is dat in beide Scandinavische landen de overheid (gemeenten en provincies) een grotere rol heeft in de inkoop voor onderwijs en zorg dan in Nederland. Ik zal mijn collega's van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzoeken om de mogelijkheden van maatschappelijk verantwoord inkopen onder de aandacht te brengen van het onderwijs en de zorgsector.

Toezegging schaarse grondstoffen

Een andere toezegging die ik in het AO Duurzaamheid en Milieu van 18 januari jl. heb gedaan is om uw Kamer per brief te informeren hoe schaarse grondstoffen opgenomen zullen worden in de criteria. Dit mede naar aanleiding van het onderzoek getiteld «Cruciale delfstoffen raken op: er moeten delvingsquota komen» van Dr Theo Henckens.

Het terugdringen van het gebruik van alle grondstoffen is de kern van het Rijksbrede Circulaire Economie programma «Nederland Circulair in 2050»9 dat ik vorig jaar heb gepubliceerd. Vervolgens heb ik samen met de meest betrokken partners op 24 januari jl. het Grondstoffenakkoord ondertekend. Inmiddels hebben meer dan 325 partijen dit akkoord getekend en is het opstellen van de vijf transitieagenda's van start gegaan. Het onderzoek van Dr Henckens wordt hierbij meegenomen als belangrijke input. Op basis van de transitieagenda's zal ook worden bepaald waar welke interventies nodig zijn om de transitie naar vermindering van het gebruik van (schaarse) grondstoffen te realiseren. MVI is één van de interventies die hierbij zal worden bekeken.

Zoals ik hierboven heb geschetst, wil ik stappen zetten met MVI ten behoeve van de circulaire economie, onder andere door de huidige expertise op het gebied van circulair inkopen breed te verwerken in de criteriadocumenten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstuk 30 196, nr. 358

X Noot
3

Kamerstuk 26 485, nr. 241

X Noot
4

Kamerstuk 30 196, nr. 487

X Noot
5

Motie Cegerek, Kamerstuk 30 196, nr. 327

X Noot
6

Het expertisecentrum aanbesteden voor overheidsinkopers

X Noot
7

Het aanbestedingsplatform van de Nederlandse overheid

X Noot
8

Kamerstuk 31 532, nr. 174

X Noot
9

Kamerstuk 32 852, nr. 33

Naar boven