Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26473 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26473 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, voor de realisatie van de doelstellingen van richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Euro- pese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375), alsook voor een goede effectuering van de wettelijke maatregelen waarmee wordt beoogd de verliezen van mineralen naar het milieu als gevolg van onder meer het gebruik van meststoffen terug te brengen, en ook overigens in het belang van het milieu en de ruimtelijke kwaliteit, noodzakelijk is een verdere groei van de pluimveestapel te voorkomen en daartoe regels te stellen waarbij een stelsel van pluimveerechten wordt ingevoerd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel j wordt «de krachtens artikel 58 of de bij of krachtens de Wet verplaatsing mestproduktie gestelde regels» vervangen door: de bij of krachtens hoofdstuk V, de Wet verplaatsing mestproductie of de Wet herstructurering varkenshouderij gestelde regels.
2. Onder vervanging van het leesteken punt na onderdeel af door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:
ag. pluimveerecht: in kilogrammen fosfaat uitgedrukte hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen die op grond van het bij of krachtens hoofdstuk V, titel 2, uitgezonderd artikel 58d, bepaalde in een kalenderjaar ten hoogste op een bedrijf mag worden geproduceerd;
ah. concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven in bijlage B behorende bij artikel 1 van de Wet herstructurering varkenshouderij;
ai. overdracht: eigendomsovergang, het vestigen of overdragen van een zakelijk gebruiksrecht dan wel het tenietgaan van dat recht, of het tot stand komen of eindigen van een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst;
aj. milieuvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «door producenten, handelaren en bedrijfsmatige gebruikers van meststoffen» vervangen door «door houders van dieren, daaronder begrepen personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van personen of rechtspersonen die de dieren tijdelijk in het kader van een onderneming, niet zijnde een bedrijf onder zich hebben, door andere producenten van meststoffen en door handelaren in en transporteurs en gebruikers van meststoffen,» en wordt «deze wet» vervangen door: deze wet, en omtrent de berekening van deze hoeveelheden meststoffen, oppervlakte landbouwgrond en aantallen dieren.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 9 vervalt.
De artikelen 55 tot en met 58 worden vervat in een titel met als opschrift «Titel 1. Algemeen».
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid vervalt.
2. Het achtste, het negende en het tiende lid worden vernummerd tot zevende, achtste en negende lid.
3. In het negende lid (nieuw) wordt «tweede, derde en zevende lid, voor de toepassing van artikel 56» vervangen door: tweede en derde lid, voor de toepassing van de artikelen 57 en 58.
4. Het volgende lid wordt toegevoegd:
10. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c wordt voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid, voor de toepassing van de artikelen 57 en 58, en voor de toepassing van artikel 3 van de Wet verplaatsing mestproductie de mestproductie afkomstig van de diersoorten kip en kalkoen niet langer in aanmerking genomen.
Artikel 56 komt te luiden:
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c wordt voor de toepassing van artikel 55, eerste lid, onder uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen verstaan: een grotere productie van dierlijke meststoffen dan het mestproductierecht dat is verminderd met het pluimveerecht geldend op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c. De vermindering geschiedt niet voor zover dit pluimveerecht groter is dan het niet-gebonden mestproductierecht, zoals dit gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c.
Aan hoofdstuk V wordt de volgende titel toegevoegd:
TITEL 2. STELSEL VAN PLUIMVEERECHTEN
§ 1. Begripsbepalingen en andere algemene bepalingen
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. aangifte overschotheffing: schriftelijke opgave, zoals in voorkomend geval gecorrigeerd, die ter vaststelling van de verschuldigde overschotheffing met betrekking tot het bedrijf is gedaan krachtens de artikelen 8 en 13, zoals deze artikelen luidden vóór 1 januari 1998;
b. afsluitformulier 1995: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1995 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1995 (110–125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1995;
c. afsluitformulier 1996: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1996 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1996 (110–125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1996;
d. afsluitformulier 1997: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1997 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1997 (110–125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1997;
e. vrijstellingsverklaring: formulier als bedoeld in artikel 3 van de Regeling vaststelling mestboekhoudplicht (algemeen);
f. belanghebbende: persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat over het desbetreffende bedrijf beschikt ingevolge eigendom, een zakelijk gebruiksrecht, of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst;
g. verplaatsing: verplaatsing als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplaatsing mestproductie;
h. kennisgeving van verplaatsing: kennisgeving als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Wet verplaatsing mestproductie, betrekking hebbend op de verplaatsing naar een ander bedrijf;
i. registratie van een kennisgeving van verplaatsing: registratie als bedoeld in artikel 9 van de Wet verplaatsing mestproductie en als bedoeld in artikel 10, tweede lid, in samenhang met 9 van die wet, betrekking hebbend op de verplaatsing naar een ander bedrijf.
1. Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen:
a. worden het mestproductierecht, het niet-gebonden mestproductierecht en het grondgebonden mestproductierecht in aanmerking genomen zoals deze, al naar gelang het geval, op het desbetreffende tijdstip dan wel met betrekking tot het desbetreffende jaar voor het desbetreffende bedrijf door het Bureau Heffingen zijn geregistreerd;
b. wordt het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen vermenigvuldigd met 10/7, behalve het niet-gebonden mestproductierecht dat geldt met ingang van 1 januari 1998;
c. wordt de in enig jaar geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van de onderscheiden in bijlage A bij deze wet genoemde diersoorten bepaald overeenkomstig artikel 55, achtste lid;
d. is de in 1995, 1996 of 1997 op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van de onderscheiden in bijlage A bij deze wet genoemde diersoorten, de hoeveelheid zoals deze met betrekking tot het desbetreffende jaar en het desbetreffende bedrijf is opgegeven in de aangifte overschotheffing, dan wel, bij gebreke daarvan, op het afsluitformulier 1995, onderscheidenlijk 1996 of 1997, dan wel, bij gebreke daarvan, op de vrijstellingsverklaring;
e. worden de gegevens van de aangifte overschotheffing en de correcties daarop, het afsluitformulier 1995, het afsluitformulier 1996, het afsluitformulier 1997 en de vrijstellingsverklaring slechts in aanmerking genomen voor zover deze door het Bureau Heffingen zijn ontvangen vóór 6 november 1998.
2. Indien in 1995, 1996 of 1997 overdracht van het bedrijf heeft plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, in aanmerking genomen de som van de door de vervreemder en door de verwerver van het bedrijf voor dat jaar ten aanzien van het bedrijf opgegeven hoeveelheden dierlijke meststoffen, zoals deze hoeveelheden over het gehele jaar zijn gemiddeld.
§ 2. Uitbreidingsverboden voor kippen en kalkoenen
Het is verboden op een bedrijf in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen te produceren dan het voor dat jaar voor het bedrijf geldende pluimveerecht.
1. Het in artikel 58c gestelde verbod is niet van toepassing indien op het bedrijf op geen enkel moment een groter aantal kippen en kalkoenen wordt gehouden dan overeenkomt met 100 legkippen.
2. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan overeenkomt met 100 legkippen.
3. Voor de bepaling van het aantal dieren dat overeenkomt met 1 legkip wordt de voor de desbetreffende diersoort en diercategorie in bijlage A bij deze wet opgenomen norm voor de jaarlijkse fosfaatproductie per dier vermenigvuldigd met 2.
1. Onze Minister kan ten aanzien van een bedrijf waarvan het pluimveerecht is overschreden bepalen dat het op enig moment op het bedrijf gehouden aantal kippen en kalkoenen het door hem vastgestelde aantal niet mag overschrijden.
2. Het in het eerste lid bedoelde aantal komt overeen met het aantal kippen en kalkoenen dat overeenkomstig het pluimveerecht gemiddeld gedurende het jaar mag worden gehouden, vermeerderd met 15%.
3. Onverminderd artikel 58c is het verboden op enig moment op een bedrijf een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan het overeenkomstig het eerste en tweede lid door Onze Minister bepaalde aantal.
4. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan met betrekking tot een bedrijf voor een aaneengesloten periode van ten hoogste drie jaar worden uitgeoefend. Deze periode kan telkens worden verlengd met eenzelfde periode te rekenen vanaf het tijdstip waarop wordt geconstateerd dat op het bedrijf een groter aantal kippen en kalkoenen wordt gehouden dan het door Onze Minister bepaalde aantal.
1. Het is verboden de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van kippen of kalkoenen te verplaatsen naar een andere locatie van het bedrijf.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de locatie waarheen de productie wordt verplaatst sinds 31 december 1986 onafgebroken tot het bedrijf heeft behoord, dan wel indien is voldaan aan artikel 58s.
§ 3. Omvang van het pluimveerecht op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet
1. De omvang van het voor een bedrijf geldende pluimveerecht op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c wordt bepaald overeenkomstig deze paragraaf.
2. Voor de toepassing van deze paragraaf geldt 1997 als referentiejaar, tenzij ten aanzien van een daartoe door de belanghebbende aangemeld bedrijf 1995 of 1996 als referentiejaar is gekozen.
1. Het pluimveerecht komt overeen met de in het referentiejaar op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen.
2. De in het referentiejaar op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen is niet groter dan de som van het grondgebonden mestproductierecht en het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen geldend voor dat jaar, verminderd met de in dat jaar geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van varkens.
3. De in het referentiejaar op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kalkoenen is niet groter dan:
– het voor dat jaar geldende niet-gebonden mestproductierecht voor andere diersoorten dan varkens en kippen,
– vermeerderd met het verschil tussen enerzijds de som van grondgebonden mestproductierecht en niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen geldend voor dat jaar en anderzijds de in dat jaar geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van varkens en kippen.
1. Het pluimveerecht van een door samenvoeging van bedrijven ontstaan bedrijf komt, indien de registratie van de kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot de samenvoeging in het referentiejaar heeft plaatsgevonden, overeen met de som van de in dat jaar op de oorspronkelijke bedrijven en het na samenvoeging ontstane bedrijf geproduceerde hoeveelheden dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen, zoals deze hoeveelheden over het gehele jaar zijn gemiddeld.
2. Het pluimveerecht van een door samenvoeging van bedrijven ontstaan bedrijf komt, indien de registratie van de kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot de samenvoeging na het referentiejaar heeft plaatsgevonden en de kennisgeving is gedaan vóór 6 november 1998, overeen met de som van de in het referentiejaar op de oorspronkelijke bedrijven geproduceerde hoeveelheden dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen, zoals deze hoeveelheden over het gehele jaar zijn gemiddeld.
3. Onverminderd het vierde lid wordt de toepassing van dit artikel de hoeveelheid dierlijke meststoffen die op elk van de oorspronkelijke bedrijven en op het door samenvoeging ontstane bedrijf is geproduceerd slechts in aanmerking genomen tot ten hoogste de overeenkomstig artikel 58h, tweede en derde lid, voor het desbetreffende bedrijf bepaalde hoeveelheid.
4. Indien het voor een van de oorspronkelijke bedrijven geldende niet-gebonden mestproductierecht tengevolge van de registratie van een of meer vóór 6 november 1998 gedane kennisgevingen van verplaatsing en in aanmerking genomen de gevolgen voor het niet-gebonden mestproductierecht van wijzigingen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, na het referentiejaar per saldo is vergroot dan wel zou zijn vergroot indien geen samenvoeging had plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van dit artikel de hoeveelheid dierlijke meststoffen die op het bedrijf is geproduceerd verhoogd met de door de belanghebbende bij wijze van melding aangegeven hoeveelheid fosfaat, die ten hoogste overeenkomt met de vergroting van het niet-gebonden mestproductierecht van het desbetreffende bedrijf.
1. Indien het voor het bedrijf geldende niet-gebonden mestproductierecht, tengevolge van de registratie van een of meer vóór 6 november 1998 gedane kennisgevingen van verplaatsing en in aanmerking genomen de gevolgen voor het niet-gebonden mestproductierecht van wijzigingen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, per saldo is vergroot nà het referentiejaar of, indien het bedrijf door samenvoeging is ontstaan, nà de samenvoeging, wordt het overeenkomstig artikel 58h of 58i bepaalde pluimveerecht vergroot met de door de belanghebbende bij wijze van melding aangegeven hoeveelheid fosfaat, die ten hoogste overeenkomt met de vergroting van het niet-gebonden mestproductierecht.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder kennisgeving van verplaatsing niet begrepen een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een samenvoeging van bedrijven.
1. De omvang van het pluimveerecht van een daartoe aangemeld bedrijf wordt, in afwijking van de artikelen 58h, 58i en 58j, bepaald overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels indien:
a. in de periode van 1 januari 1994 tot en met 5 november 1998 ten behoeve van een vergroting van het aantal op het bedrijf te houden kippen of kalkoenen met ten minste 10% ten opzichte van het aantal dat zou kunnen worden gehouden indien het pluimveerecht zou worden bepaald overeenkomstig artikel 58h dan wel in voorkomend geval artikel 58i,
– door het bevoegd gezag een milieuvergunning is verleend,
– bij het bevoegd gezag een milieuvergunning en een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet zijn aangevraagd, dan wel
– bij het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 4 van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of artikel 4 van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer een of meer meldingen zijn gedaan en bouwvergunningen zijn aangevraagd, en uiterlijk op 1 januari 2004 extra huisvesting is gebouwd om alle kippen of kalkoenen die ingevolge het op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c geldende pluimveerecht kunnen worden gehouden, te kunnen huisvesten overeenkomstig de voor het bedrijf geldende milieuvergunning dan wel in voorkomend geval overeenkomstig het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer;
b. de belanghebbende met betrekking tot het bedrijf een melding als bedoeld in artikel 14 van de Wet herstructurering varkenshouderij heeft gedaan en, indien deze melding betrekking had op het gehele varkensrecht, verzoekt om doorhaling van de gegevens, bedoeld in artikel 7, tweede lid, voor de omvang van de latente ruimte, bedoeld in artikel 55a, eerste, vierde, vijfde en zesde lid;
c. de op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen in 1995, 1996 en 1997 gemiddeld minder dan 5% was van de hoeveelheid die in die jaren ingevolge het voor het bedrijf geldende mestproductierecht mocht worden geproduceerd, terwijl dat percentage in 1998 ten minste 25% was;
d. de op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen in 1998 ten minste 25% groter was dan de door deze diersoorten gemiddeld in 1995, 1996 en 1997 geproduceerde hoeveelheid meststoffen, en deze vergroting gepaard ging met ten minste eenzelfde vergroting van zowel het grondgebonden mestproductierecht als het mestproductierecht, als gevolg van een vergroting van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in de periode van 1 januari 1997 tot en met 5 november 1998.
2. De overeenkomstig de maatregel bepaalde omvang van het pluimveerecht komt ten hoogste overeen met:
a. ingeval het eerste lid, onderdeel a, op het bedrijf van toepassing is, het op 5 november 1998 voor het bedrijf geldende mestproductierecht;
b. ingeval het eerste lid, onderdeel b, op het bedrijf van toepassing is, het deel waarmee het varkensrecht waarop de belanghebbende op grond van hoofdstuk II van de Wet herstructurering varkenshouderij ten hoogste aanspraak had kunnen maken ingevolge de melding is verlaagd, welk deel wordt uitgedrukt in kilogrammen fosfaat door vermenigvuldiging van het aantal varkenseenheden met 7,4 kilogram fosfaat;
c. ingeval het eerste lid, onderdeel c of d, op het bedrijf van toepassing is, het op 5 november 1998 voor het bedrijf geldende mestproductierecht of, indien de aldus bepaalde omvang van het pluimveerecht kleiner is, de in 1998 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen.
3. Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel kunnen voor de toepassing van dit artikel nadere regels worden gesteld en kan de toepasselijkheid van dit artikel worden beperkt en aan voorwaarden worden verbonden.
Het pluimveerecht bepaald overeenkomstig deze paragraaf of de krachtens artikel 58k gestelde regels komt ten hoogste overeen met het op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c voor het bedrijf geldende mestproductierecht.
Met betrekking tot een daartoe door de belanghebbende aangemeld bedrijf geldt in plaats van het overeenkomstig deze paragraaf bepaalde pluimveerecht een lager pluimveerecht overeenkomstig de in de melding gedane opgave.
1. De belanghebbende doet de in de artikelen 58g, tweede lid, 58j, eerste lid, 58k, eerste lid, en 58m bedoelde meldingen binnen zes weken na inwerkingtreding van artikel 58c bij het Bureau Heffingen, met gebruikmaking van een daartoe bestemd, door het Bureau Heffingen op verzoek van de belanghebbende ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door de belanghebbende is ondertekend.
2. Bij gebreke van een overeenkomstig het eerste lid gedane melding treden de in de artikelen 58g, tweede lid, 58j, eerste lid, 58k, eerste lid, en 58m bedoelde genoemde gevolgen van de melding niet in.
§ 4. Bepalingen inzake de overgang van het pluimveerecht
Een pluimveerecht kan, onder welke titel dan ook, met inachtneming van artikel 58p, geheel of gedeeltelijk overgaan naar een ander bedrijf overeenkomstig de artikelen 58q en 58r.
1. Een pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in het ene concentratiegebied kan niet overgaan naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in het andere concentratiegebied
2. Een pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen buiten de concentratiegebieden kan niet overgaan naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen een concentratiegebied.
1. De belanghebbende naar wiens bedrijf het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, moet overgaan en de belanghebbende van wiens bedrijf het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig is, geven van de overgang gezamenlijk kennis aan het Bureau Heffingen, met gebruikmaking van een daartoe bestemd, door het Bureau Heffingen op verzoek van de belanghebbende ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door beide belanghebbenden is ondertekend.
2. Er kan eerst aanspraak worden gemaakt op het van het andere bedrijf afkomstige pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, vanaf het tijdstip van registratie van de kennisgeving door het Bureau Heffingen.
3. Op het tijdstip van registratie van de kennisgeving vindt een verkleining plaats van het pluimveerecht van het bedrijf waarvan het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig is, en vindt een vergroting plaats van het pluimveerecht van het bedrijf waarnaar het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, overgaat. De verkleining komt overeen met de hoeveelheid fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft. De vergroting komt overeen met de hoeveelheid fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft, verminderd met 25%.
4. Voor het lopende jaar is de in het derde lid bedoelde vergroting, onderscheidenlijk verkleining, van het pluimveerecht beperkt tot het deel van het pluimveerecht waarvan de betrokken partijen op het formulier van de kennisgeving hebben aangegeven dat dit in dat jaar op het bedrijf waarvan het afkomstig is niet is benut voor de productie van dierlijke meststoffen.
1. De registratie, bedoeld in artikel 58q, vindt niet plaats indien:
a. de kennisgeving betrekking heeft op een grotere hoeveelheid fosfaat dan overeenkomt met het pluimveerecht van het bedrijf waarvan het afkomstig is;
b. de kennisgeving betrekking heeft op het pluimveerecht van een bedrijf ten aanzien waarvan Onze Minister gebruik maakt van de in artikel 58e, eerste lid, bedoelde bevoegdheid;
c. niet is voldaan aan artikel 58p;
d. het formulier, bedoeld in artikel 58q, eerste lid, niet volledig en naar waarheid is ingevuld en door beide belanghebbenden is ondertekend.
2. Indien na de registratie blijkt dat niet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voor registratie is voldaan, wordt de registratie door het Bureau Heffingen doorgehaald. Met terugwerkende kracht tot het tijdstip van de registratie vindt een vergroting plaats van het pluimveerecht van het bedrijf waarvan het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig was met de hoeveelheid fosfaat waarop de kennisgeving betrekking had, althans voor zover de kennisgeving niet betrekking had op een grotere hoeveelheid fosfaat dan overeenkwam met het pluimveerecht van dat bedrijf, en vindt een verkleining plaats van het pluimveerecht van het bedrijf waarnaar het pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, is overgegaan met eenzelfde hoeveelheid fosfaat, verminderd met 25% dan wel, in voorkomend geval, het percentage dat ingevolge de krachtens artikel 58t gestelde regels bij de overgang van toepassing was.
1. Degene die voornemens is de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van kippen of kalkoenen te verplaatsen naar een locatie die niet sinds 31 december 1986 onafgebroken tot het bedrijf heeft behoord, geeft daarvan kennis aan het Bureau Heffingen.
2. De locatie kan eerst voor de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van kippen of kalkoenen worden gebruikt vanaf het tijdstip van registratie van de kennisgeving door het Bureau Heffingen.
3. Er kan geen verplaatsing van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van kippen of kalkoenen plaatsvinden naar een locatie die is gelegen in een concentratiegebied, tenzij de locatie waarvandaan de productie van dierlijke meststoffen wordt verplaatst is gelegen in hetzelfde gebied.
4. Op het tijdstip van registratie van de kennisgeving wordt het pluimveerecht verminderd met 25%, voor zover dit pluimveerecht blijkens de kennisgeving zal worden benut voor de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van kippen of kalkoenen op de locatie waarheen de productie wordt verplaatst.
5. De registratie van de kennisgeving vindt niet plaats indien:
a. de kennisgeving betrekking heeft op een grotere hoeveelheid fosfaat dan overeenkomt met het pluimveerecht;
b. niet is voldaan aan het derde lid;
c. voor de kennisgeving niet gebruik is gemaakt van een daartoe bestemd, door het Bureau Heffingen op verzoek van de belanghebbende ter beschikking gesteld formulier, of dat formulier niet overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door de belanghebbende is ondertekend.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van de in de artikelen 58q, derde lid, en 58s, vierde lid, genoemde percentages andere percentages worden vastgesteld. De bij de maatregel vastgestelde percentages zijn van toepassing op kennisgevingen van verplaatsing die zijn gedaan na het tijdstip van inwerkingtreding van de maatregel.
2. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kunnen voor verschillende groepen van gevallen de percentages verschillend worden vastgesteld. Bij de maatregel kunnen omtrent de groepen van gevallen nadere regels worden gesteld.
1. In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op pluimveerechten geen pandrecht worden gevestigd.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat alvorens het Bureau Heffingen de in artikel 58q, eerste lid, of 58s, eerste lid, bedoelde kennisgeving in behandeling neemt, van deze kennisgeving mededeling wordt gedaan aan in die regeling aan te geven derde-belanghebbenden.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van het tweede lid, waarbij onder meer kan worden bepaald welke gegevens door het Bureau Heffingen aan de derde-belanghebbenden kenbaar worden gemaakt, de periode gedurende welke het Bureau Heffingen de in artikel 58q, eerste lid, of 58s, eerste lid, bedoelde kennisgeving niet in behandeling neemt, alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen de in de regeling aangegeven derde-belanghebbenden zich bij het Bureau Heffingen dienen aan te melden. Bij de ministeriële regeling kan worden bepaald dat een aanmelding die is gedaan op grond van de krachtens artikel 12, derde lid, van de Wet verplaatsing mestproductie gestelde regels tevens in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van dit artikel.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een kennisgeving als bedoeld in artikel 58q, eerste lid, of 58s, eerste lid, of een aanmelding als bedoeld in artikel 58u, derde lid, eerst door het Bureau Heffingen in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.
2. Al naar gelang sprake is van een kennisgeving als bedoeld in artikel 58q, eerste lid, van een kennisgeving als bedoeld in artikel 58s, eerste lid, of van een aanmelding als bedoeld in artikel 58u, derde lid, kan het bedrag verschillend worden vastgesteld.
§ 5. Overige bepalingen met betrekking tot het pluimveerecht
1. In bij ministeriële regeling bepaalde gevallen kan Onze Minister het pluimveerecht van een bedrijf ambtshalve vaststellen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde vaststelling.
De belanghebbende kan met gebruikmaking van een daartoe bestemd, door het Bureau Heffingen op verzoek van de belanghebbende ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door hem is ondertekend, een kennisgeving van het vervallen, onderscheidenlijk gedeeltelijk vervallen, van het pluimveerecht van zijn bedrijf bij het Bureau Heffingen doen. Na registratie van de kennisgeving door het Bureau Heffingen is het pluimveerecht nihil, onderscheidenlijk vindt een verkleining van het pluimveerecht plaats met de hoeveelheid fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft.
1. Indien artikel 58c op een andere datum dan 1 januari in werking treedt, wordt voor de toepassing van dat artikel in het jaar van inwerkingtreding in plaats van «kalenderjaar» gelezen: het vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel resterende deel van het jaar.
2. Indien artikel 58c op een andere datum dan 1 januari in werking treedt, wordt voor de toepassing van artikel 55, eerste lid, in het jaar van inwerkingtreding onder uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen verstaan: een grotere productie dan het op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c geldende mestproductierecht, dat achtereenvolgens is vermenigvuldigd met het op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf, en is vermeerderd met het op 31 december van het desbetreffende jaar geldende mestproductierecht dat is vermenigvuldigd met het sedert het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf.
3. Voor de toepassing van het tweede lid en voor de toepassing van de artikelen 56, 58c, 58k, tweede lid, en 58m worden, ingeval in het desbetreffende kalenderjaar wijzigingen in de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond hebben plaatsgevonden of verplaatsing als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplaatsing mestproductie heeft plaatsgevonden, de gevolgen daarvan voor de omvang van het in die bepalingen bedoelde mestproductierecht bepaald overeenkomstig de regels van artikel 55 en overeenkomstig de regels gesteld bij of krachtens de Wet verplaatsing mestproductie, alsof het de bepaling van het op de eerste dag van een kalenderjaar geldende mestproductierecht zou betreffen en de bedoelde wijzigingen of verplaatsing zich zouden hebben voorgedaan in het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 71, tweede lid, komt te luiden:
2. Handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 10, derde lid, 55, 57, tweede lid, 58, 58c, 58d, tweede lid, 58e, derde lid, 58f, eerste lid, 59, derde lid, en 61 is een strafbaar feit.
Na artikel 71 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Wet herstructurering varkenshouderij wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel c, wordt «overeenkomstig de krachtens artikel 58 van de Meststoffenwet of de bij of krachtens de Wet verplaatsing mestproductie gestelde regels» vervangen door: overeenkomstig de bij of krachtens hoofdstuk III, hoofdstuk V van de Meststoffenwet, of de Wet verplaatsing mestproductie gestelde regels.
In artikel 15, tweede lid, wordt «varkens» telkens vervangen door «varkens, kippen en kalkoenen» en wordt «artikel 55, negende lid» vervangen door: artikel 55, achtste lid.
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
Onder 1° wordt «de Meststoffenwet, de artikelen 55, 56, 57, tweede lid, en 58» vervangen door: de Meststoffenwet, de artikelen 55, 57, tweede lid, 58, 58c, 58d, tweede lid, 58e, derde lid, en 58f, eerste lid.
Onder 3° wordt «de Meststoffenwet, de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, derde lid, 59, derde lid, en 61» vervangen door: de Meststoffenwet, de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 10, derde lid, 59, derde lid, en 61.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26473-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.