B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 maart
1999 en het nader rapport d.d. 8 april 1999, aangeboden aan de Koningin door
de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 25 januari 1999, no. 99.000299, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van Boek 6
van het Burgerlijk Wetboek aan de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen
in consumentenovereenkomsten, naar aanleiding van een met redenen omkleed
advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen uit hoofde van artikel
169 van het EG-Verdrag.
Blijkens mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 25 januari 1999,
no. 99.000299, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij en in afschrift
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 4 maart 1999, no. W03.99.0032/I, bied ik U hierbij
aan.
1. Artikel 6:231 van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt met zich dat van
algemene voorwaarden slechts sprake is, indien de schriftelijke bedingen zijn
opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. Richtlijn
nr. 93/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april
1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L
29) (hierna: de richtlijn) heeft evenwel ook betrekking op bedingen die voor
één bepaalde met de consument te sluiten overeenkomst bedoeld
zijn. Mede nu blijkens het met redenen omkleed advies van de Commissie het
door Nederland gevoerde verweer, dat het Nederlandse recht zo moet worden
uitgelegd dat het de consumenten ten minste dezelfde bescherming biedt als
de richtlijn, de Commissie niet heeft overtuigd, beveelt de Raad van State
aan Boek 6, afdeling 3, BW met betrekking tot consumentenovereenkomsten zodanig
te wijzigen, dat genoemde discrepantie tussen de richtlijn en Boek 6, afdeling
3, BW, opgeheven wordt.
1. De Raad van State merkt op dat artikel 6:231 van het Burgerlijk Wetboek
(BW) met zich brengt dat van algemene voorwaarden slechts sprake is, indien
de schriftelijke bedingen zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten
te worden opgenomen, maar dat de richtlijn ook betrekking heeft op bedingen
die voor één bepaalde met de consument te sluiten overeenkomst
bedoeld zijn. Nu het Nederlandse recht zo moet worden uitgelegd dat het de
consumenten ten minste dezelfde bescherming biedt als de richtlijn, beveelt
de Raad van State aan Boek 6, afdeling 3, BW met betrekking tot
consumentenovereenkomsten zodanig te wijzigen, dat genoemde discrepantie wordt
opgeheven.
Inderdaad stelt artikel 3 van de richtlijn niet de eis van een geschrift,
maar wel beperkt het de toepasselijkheid van de richtlijn tot bedingen waarover
niet afzonderlijk is onderhandeld en bepaalt het dat een beding steeds geacht
wordt niet het voorwerp van onderhandeling te zijn geweest, wanneer het tevoren
is opgesteld en de consument dientengevolge geen invloed op de inhoud ervan
heeft kunnen uitoefenen. De begrenzing door de maatstaf van afzonderlijke
onderhandeling kan de bescherming van de consument in bedenkelijke mate aantasten
en is daarom in het Nederlandse recht niet overgenomen. Het is immers eenvoudig
het dwingende recht te ontwijken door te pretenderen dat over een beding afzonderlijk
is onderhandeld, bijv. door aan de consument de keuze tussen verschillende
versies te laten. De bescherming geldt derhalve naar Nederlands recht ongeacht
of over het beding afzonderlijk is onderhandeld. Dit brengt mee dat de regeling
van artikel 6:231 e.v. BW ook op mondelinge bedingen van toepassing is, zo
niet rechtstreeks, dan in ieder geval krachtens artikel 6:248 BW, dat in het
licht van die artikelen moet worden uitgelegd. In de discussie met de Commissie
van de Europese Gemeenschappen is in een eerder stadium op een en ander gewezen.
2. Uitgaande van het gestelde in het slot van de paragraaf Algemeen van
de memorie van toelichting komt het de Raad voor dat de laatste volzin van
de toelichting bij artikel 238 beter achterwege kan blijven.
2. Het komt de Raad van State beter voor om de laatste volzin van de toelichting
bij artikel 238 te schrappen uitgaande van het gestelde in het slot van de
paragraaf Algemeen van de memorie van toelichting.
Het slot van de paragraaf Algemeen geeft aan dat de inhoud van de artikelen
4 en 5 van de Richtlijn reeds thans als geldend Nederlands recht moet worden
beschouwd. De slotzin in de toelichting bij artikel 238 geeft aan dat de Nederlandse
wetgeving zelfs een verdergaande bescherming aan de consument biedt. Anders
dan uit artikel 5 van de richtlijn volgt, wordt de consument nl. ook beschermd,
indien er geen enkele twijfel mogelijk is aangaande de duidelijkheid en begrijpelijkheid
van een beding, maar de consument het beding uit verdere uitingen van de gebruiker
voor hem gunstiger heeft opgevat. Het is derhalve beter de onderhavige volzin
te handhaven.
3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het
advies behorende bijlage.
3. Aan de in de bijlage bij het advies van de Raad van State vervatte
redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, verzoeken
het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 maart 1999, no. W03.990032/I,
met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.
– Aanwijzing 341 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht
nemen.
– In artikel I, onderdeel 1, na «voor zover deze» toevoegen:
laatstgenoemde.