nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot aanpassing
van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende oneerlijke
bedingen in consumentenovereenkomsten.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
10 april 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
moet worden aangepast aan Richtlijn nr. 93/13/EEG van de Raad van de Europese
Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
(PbEG Nr. L 95/29);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 231 wordt onder a na «aangeven» ingevoegd:
, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.
2. Voor de tekst van artikel 238 wordt het cijfer 1. geplaatst.
Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 236 en 237 moeten
de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de
betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg.
3. Aan artikel 240 lid 1 wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij de beoordeling van een beding blijft de uitlegregel van artikel 238
lid 2, tweede zin, buiten toepassing.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,