26 461
Wijziging van de Politiewet 1993 en de Wet politieregisters in verband met de overdracht van het beheer van het Korps landelijke politiediensten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 november 1999

Artikel I van het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In onderdeel Ae wordt in artikel 29, eerste lid, tweede volzin, «Het college van procureurs generaal» vervangen door: Het College van procureurs generaal

B

In onderdeel C wordt in artikel 38c «het ontwerp van het beleidsplan voor het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: het ontwerp van het beleidsplan en het jaarverslag voor het Korps landelijke politiediensten.

Toelichting

Onderdeel A

Abusievelijk was in de tweede volzin van artikel 29, eerste lid, het «college» met een kleine letter geschreven. Hierbij wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel B

In de hoofdlijnennotitie over het regionaal politiebestel «Bestel in balans» hebben wij mede aan de hand van een accentuering van het verschil tussen de beleidsstukken enerzijds en de beheersstukken anderzijds de rol van de verschillende organen in het politiebestel beschreven. Bij de beleidsstukken gaat het om het beleidsplan en het jaarverslag. Bij de beheersstukken gaat het om de begroting, de formatie, de organisatie en de jaarrekening. In onze visie zou de bestaande betrokkenheid van de hoofdofficier van justitie bij de totstandkoming van de beleidsstukken gehandhaafd moeten blijven. Dit geldt naar ons oordeel ook voor het hoofd van het landelijk parket met betrekking tot de beleidsstukken inzake het KLPD. In het wetsvoorstel beperkt zijn instemming zich thans tot het ontwerp-beleidsplan. Wij zien geen goede reden om die instemming daartoe te beperken en stellen daarom voor het instemmingvereiste ook te laten gelden voor het jaarverslag waarin verantwoording wordt afgelegd over de taakuitvoering van de politie die zich deels onder de verantwoordelijkheid van de officier van justitie heeft gerealiseerd.

Gezien het karakter van het jaarverslag vinden wij het niet nodig om een voorziening te treffen voor het – niet al te waarschijnlijke – geval dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als korpsbeheerder en het hoofd van het landelijk parket geen overeenstemming over het ontwerp-jaarverslag bereiken. Het hoofd van het landelijk parket kan zijn afwijkende visie desgewenst aan de Raad voor het KLPD voorleggen die vervolgens, al dan niet met inachtneming van die visie, het jaarverslag vaststelt.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven