nr. 1
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden
Den Haag, 24 maart 1999
De vaste commissie voor defensie stelt in bijgaande brief (zie bijlage)
voor om een tijdelijke commissie in te stellen in de zin van artikel 18 van
het Reglement met de opdracht als aangegeven in de brief. Het Presidium stelt
voor om aldus te besluiten, om deze tijdelijke commissie aan te duiden als
de tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen en om de termijn waarbinnen
het onderzoek moet zijn afgerond te bepalen op maximaal één
jaar vanaf de dag van de benoeming van de leden. Het Presidium stelt, in afwijking
van de brief van de vaste commissie, voor om het aantal leden van de tijdelijke
commissie te bepalen op zeven (zonder plaatsvervanger).
De Voorzitter,
J. van Nieuwenhoven
De Griffier,
W. H. de Beaufort
Den Haag, 12 maart 1999
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Namens de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie bericht ik u
het volgende.
Tijdens procedurevergaderingen op 18 augustus 1998 en 27 augustus 1998
heeft de vaste commissie voor Defensie besloten een werkgroep in te stellen
die werd belast met de taak de commissie een voorstel voor te leggen omtrent
de wijze waarop, mede in het licht van de lopende onderzoeken, in een optimale
informatieverstrekking aan de Tweede Kamer over de afhandeling van Srebrenica
zou kunnen worden voorzien.
De werkgroep heeft haar rapport (26 122, nr. 5) op 15 december 1998
aangeboden aan de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie. Dit rapport
gaf de vaste commissie aanleiding tot het stellen van een aantal schriftelijke
vragen alvorens tot inhoudelijke bespreking ervan over te gaan. De werkgroep
heeft deze vragen beantwoord bij brief d.d. 12 februari 1999 aan de voorzitter
van de vaste commissie (26 122, nr. 7).
In haar vergadering van 4 maart 1999 heeft de vaste commissie het rapport
en de antwoorden van de werkgroep op de door de vaste commissie gestelde schriftelijke
vragen besproken. Met inachtneming van het onderstaande kan de vaste commissie
zich volledig vinden in de bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de
werkgroep.
De vaste commissie stelt, onder verwijzing naar Hoofdstuk 3 van het rapport
(m.n. de punten 16 tot en met 24), voor om een tijdelijke commissie in te
stellen op grond van artikel 18 van het Reglement van Orde Tweede Kamer en
deze commissie te belasten met:
1. het maken van een analyse van de politieke besluitvorming over de deelname
aan en de voortgang van vredesoperaties, waarbij in ieder geval worden beschouwd
de uitzendingen naar voormalig Joegoslavië;
2. het in dit kader organiseren van één of meer openbare
hoorzittingen, waarvoor in ieder geval worden uitgenodigd bewindspersonen,
Kamerleden, topambtenaren en topmilitairen die bij de besluitvorming als bedoeld
onder punt 1 betrokken zijn geweest;
3. het in dit zelfde kader uitvoeren van een evaluatie van het toetsingskader
voor deelname aan vredesoperaties;
4. het rapporteren over de bevindingen sub 1, 2 en 3.
De centrale vraag die hierbij naar het oordeel van de vaste commissie
dient te worden beantwoord is of het proces van politieke besluitvorming als
hierboven bedoeld verder kan worden verbeterd, dit met het oog op mogelijke
(voortgezette) deelname van Nederland aan vredesoperaties in de toekomst.
Voor een nadere toelichting op het bovenstaande verwijst de vaste commissie
kortheidshalve naar het rapport van de werkgroep en naar de antwoorden van
de werkgroep op de schriftelijke vragen. Op verzoek van de tijdens de vergadering
aanwezige leden van de fractie van het CDA wordt bij het voorstel nog aangetekend
dat deze leden zich hier niet in kunnen vinden en dat zij overwegen bij de
verdere behandeling van het voorstel ook de mogelijkheid van een parlementaire
enquête aan de orde te zullen stellen.
De vaste commissie stelt voor om, indien tot instelling van een tijdelijke
commissie als hierboven bedoeld wordt besloten, de termijn waarbinnen het onderzoek moet zijn afgerond te bepalen op maximaal één
jaar gerekend vanaf de dag waarop de Voorzitter de leden van de commissie
op basis van artikel 25 van het Reglement van Orde Tweede Kamer heeft benoemd.
De vaste commissie stelt voorts voor het aantal leden van de tijdelijke commissie
te stellen op vijf en geen plaatsvervangers aan te wijzen. De vaste commissie
verwacht dat beperkte externe ondersteuning noodzakelijk is.
De vaste commissie acht het van belang dat de tijdelijke commissie wordt
verzocht haar werkzaamheden op een zodanige wijze uit te voeren dat die werkzaamheden
de voortgang van het lopende NIOD-onderzoek inzake Srebrenica niet doorkruisen.
De vaste commissie bepleit dat het periodieke contact met het NIOD zoals omschreven
in Hoofdstuk 3 onder punt 25 van het rapport wordt onderhouden door de voorzitter
van de tijdelijke commissie.
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange