Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2021
Zoals toegezegd in de antwoorden op schriftelijke vragen over de motie van het lid
Omtzigt (Kamerstuk 35 510, nr. 13) van 4 juni jl.1 stuur ik u hierbij, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de definitie van hardvochtigheid die is opgesteld door onderzoeksbureau Panteia, ten
behoeve van het onderzoek naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de UWV-wetten
en het persoonsgebonden budget (pgb)2. In bijgaand tussenproduct doet Panteia verslag van gesprekken gevoerd met maatschappelijke
partijen om tot een definitie van hardvochtigheid te komen. Bij het opstellen van
de definitie zijn tevens de adviezen van zowel de klankbordgroep als de begeleidingscommissie
meegenomen.
Hardvochtigheid is niet voor iedereen en niet in iedere situatie hetzelfde. Deze contextafhankelijkheid
maakt dat hardvochtigheid niet in een eenduidige definitie is te vatten die kan fungeren
als een objectieve «meetlat» waar een casus naast gelegd kan worden om vast te stellen
of er sprake is van een hardvochtig effect. Het onderzoek waarin hardvochtige effecten op burgers in kaart worden gebracht, vraagt echter wel om een omschrijving
van wat er wordt verstaan onder hardvochtige effecten, zodat helder is waar het onderzoek
over gaat. Omdat de vraag wat hardvochtig is ook een politieke component heeft, deel
ik deze definitie hierbij met uw Kamer. Zodat we een gemeenschappelijk startpunt hebben
voor het onderzoek dat we uitvoeren naar aanleiding van uw motie.
In de volgende fase van het onderzoek wordt een analysekader uitgewerkt. Dit kader
stelt de onderzoekers in staat om casuïstiek van burgers te doorgronden en de oorsprong
van een hardvochtig effect te achterhalen. In december informeren we u over de voortgang
van het onderzoek middels de Stand van de uitvoering.
In aanvulling daarop wil ik uw Kamer graag een technische briefing aanbieden in aanwezigheid
van de onderzoekers om in gesprek te gaan over de definitie en het verdere verloop
van het onderzoek.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma