26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 580 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2016

In mijn brief van 31 mei jl. heb ik uw Kamer gemeld dat UWV, ook na het treffen van een aantal maatregelen, in 2016 en 2017 zal werken met een tekort aan verzekeringsartsen.1 Onderdeel van de versterkte sturing die ik met UWV en afgesproken, is een viermaandelijkse monitor waarin zowel over de meest actuele ramingen van de totale werkvoorraad als over de ontwikkeling van de beschikbare capaciteit wordt gerapporteerd. Met deze brief stuur ik uw Kamer de bevindingen van de eerste monitor «Capaciteit en werkvoorraden verzekeringsartsen». Tevens informeer ik u, conform mijn toezegging aan uw Kamer, over het overleg tussen UWV met de NOVAG, de vakvereniging van verzekeringsartsen bij UWV.

In het kort luidt mijn conclusie dat het overleg tussen UWV en NOVAG goed op streek is en UWV op koers ligt om de achterstand op de herbeoordelingen eind 2016 terug te brengen tot het eerder geraamde aantal van 6.100 herbeoordelingen. De prestaties van UWV op de overige taakvelden liggen nog ruim binnen de afgesproken normen. Tot slot laat de doorkijk naar de jaren 2017 en 2018 een iets grotere discrepantie tussen het werkaanbod en het beschikbare aantal artsen zien ten opzichte van het beeld van mei, maar zie ik op dit moment nog geen aanleiding tot aanvullende maatregelen. Onderstaand ga ik in detail op deze onderwerpen in.

Overleg tussen UWV en NOVAG

In de brief van mei en het daaropvolgend debat van 22 juni 2016 (Kamerstuk 29 544, nr. 741) is uitgebreid aan de orde geweest dat de forse spanning tussen capaciteit en werkvoorraad vraagt om zowel maatregelen op de korte termijn als een andere manier van werken door verzekeringsartsen op de lange termijn. Als tijdelijke oplossing worden momenteel de zgn. ANIOS, artsen niet in opleiding tot verzekeringsarts, ingezet om de achterstand op herbeoordelingen in te lopen. Dit gebeurt onder supervisie en eindverantwoordelijkheid van ervaren verzekeringsartsen. De inzet van ANIOS en de andere werkwijze in de vorm van taakdelegatie waren de afgelopen maanden onderwerp van intensief overleg tussen UWV en de NOVAG. UWV en de NOVAG hebben beide de intentie om afspraken te maken over de onderlinge samenwerking, de vorm en voorwaarden van het werken met taakdelegatie en de wijze waarop de NOVAG wordt betrokken bij de implementatie van het werken met taakdelegatie. Dit geeft mij het hernieuwde vertrouwen dat UWV en de NOVAG de stappen zetten die nodig zijn om de beschikbare verzekeringsartsen zo goed en efficiënt mogelijk in te zetten in het sociaal-medisch domein.

Ontwikkeling achterstand herbeoordelingen

In tabel 1 worden de geraamde aantallen uit mijn brief in mei afgezet tegen de gerealiseerde aantallen tot en met het tweede tertaal van 2016.

Tabel 1. Vraag naar en realisatie herbeoordeling 2016
 

Begroting 2016

Begroting t/m 2e tertaal

Realisatie t/m 2e tertaal

Verwachte vraag 2016

42.700

28.500

27.000

Regulier gefinancierde herbeoordelingen 2016

36.100

24.050

24.160

Extra gefinancierde herbeoordelingen 2016

10.000

3.350

1.370

Totaal aantal uit te voeren herbeoordelingen

46.100

27.400

25.530

Verwachte achterstandsontwikkeling

Daling achterstand in 2016

–3.400

 

–900

Achterstand begin 2016

9.500

 

9.5001)

Prognose achterstand eind 2016

6.100

 

Ca. 6.1001)

X Noot
1)

Betreft prognose eind 2016

In de brief heb ik gemeld dat UWV verwachtte met de extra inzet van 50 artsen in 2016 de achterstand op de herbeoordelingen met 10.000 herbeoordelingen te kunnen terugbrengen tot ongeveer 6.100 herbeoordelingen eind 2016. De nieuwe cijfers laten zien dat UWV op koers ligt. Hieraan liggen positieve en negatieve ontwikkelingen ten grondslag.

Een positieve ontwikkeling is de lagere vraag naar herbeoordelingen lopende het jaar. Dit zijn de vraaggestuurde herbeoordelingen die in 2016 worden aangevraagd door WGA-gerechtigden, werkgevers of hun verzekeraars en die UWV met voorrang verricht. Daarnaast is de werkvoorraad geschoond voor onterecht inplande gevallen. Dit kan bijvoorbeeld een herbeoordeling betreffen die is ingepland, maar betrokkene heeft de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

Een negatieve ontwikkeling is de bijstelling van de productie van de 50 extra ingezette artsen. Van de 10.000 extra in 2016 te realiseren herbeoordelingen, is nu de verwachting dat UWV 7.000 herbeoordelingen kan uitvoeren. De bijgestelde raming heeft drie oorzaken. Ten eerste komt dit door het relatief hoge verloop van de basisartsen (de eerder genoemde ANIOS). Een aantal van de recent aangetrokken ANIOS vond alweer elders een opleidingsplaats. UWV zet de werving van nieuwe artsen ter vervanging door, maar de dynamiek in het bestand heeft niettemin een effect op de resultaten. Ten tweede heeft UWV, gegeven de zorgen die NOVAG en beroepsvereniging NVVG uitten over de kwaliteit van de herbeoordelingen WIA die worden verricht door ANIOS, aanvullende afspraken gemaakt over de zorgvuldige procesvoering en kwaliteitsborging. Ik onderschrijf deze gezamenlijke inzet op een zeer zorgvuldig proces, ook al brengt dat met zich dat hierdoor minder herbeoordelingen kunnen worden verricht. Overigens laten de cijfers zien dat de extra waarborgen het gewenste effect sorteren. Gerapporteerd is dat de kwaliteit van de uitgevoerde extra herbeoordelingen volledig in lijn ligt met de kwaliteit van de overige herbeoordelingen. Ten derde waren de gesprekken tussen UWV en de beroepsgroep, bij monde van de NOVAG, over de vorm en voorwaarden van werken met taakdelegatie nog gaande. In afwachting van de uitkomsten van de gesprekken, bleek bij de artsen enige terughoudendheid om, vooruitlopend op de uitkomsten, op basis van vrijwilligheid met taakdelegatie te gaan werken. Ook dit geeft een drukkend effect op de realisaties.

De tabel laat zien dat tot en met het tweede tertaal 1.370 herbeoordelingen van de 10.000 extra herbeoordelingen zijn uitgevoerd. Het substantiële verschil in realisatie en de uiteindelijke verwachting van 7.000 herbeoordelingen eind 2016 kan worden verklaard door een ingroeieffect. De ANIOS zijn per 1 juli 2016 gestart met het verrichten van de extra herbeoordelingen. De productie is beheerst opgebouwd en inmiddels volledig op stoom. Per saldo wordt de totale achterstand in 2016 teruggebracht naar ongeveer 6.100 herbeoordelingen. Ondanks dat ook nu weer blijkt dat het werken met ramingen weerbarstig is, is het goed te constateren dat de achterstand daadwerkelijk slinkt.

Effect op andere taken

In mijn eerdere brieven is reeds onderkend dat het verleggen van de aandacht van UWV naar de herbeoordelingen druk zal zetten op de prestaties op andere taken waarbij de inzet van verzekeringsartsen nodig is. In het licht van de tekortsituatie waarmee nu wordt gewerkt, maakt rapportage over de ontwikkeling van relevante kritische prestatieindicatoren onderdeel uit van de monitor. Het beeld dat hieruit ontstaat is het volgende.

De prestaties van UWV betreffende de tijdigheid van betalingen naar aanleiding van een WIA- en Wajong beoordelingen liggen nog ruim boven de normen die ik met UWV heb afgesproken. Ook de afgesproken uitstroomnormen Ziektewet worden door UWV gerealiseerd. Dat de druk op de prestaties toeneemt is zichtbaar in een teruglopende tijdigheid van de beschikkingen. De facto betekent dit dat klanten langer moeten wachten op de beslissing, hun uitkering wel op tijd betaald krijgen, maar dit mogelijk later is dan UWV tot nu toe kon realiseren. Kort gezegd zien we dat door het verleggen van de aandacht naar de herbeoordelingen en het tijdelijke beslag van de herindelingsoperatie Wajong de marges kleiner worden. Op dit moment zie ik, gelet op de prestaties die binnen de afgesproken normen blijven, nog geen aanleiding om de ingezette koers te wijzigen. Uiteraard volg ik deze ontwikkelingen op de voet en zal ik bij de volgende tussenrapportage bezien of de ingeslagen weg nog begaanbaar is.

Doorkijk naar 2017 en verder

Parallel aan de ontwikkelingen voor het jaar 2016, heeft UWV aan mijn ministerie een geactualiseerd totaaloverzicht verstrekt. Dit overzicht is vergelijkbaar met het overzicht dat ik in mei aan Kamer heb gestuurd en betreft enerzijds een inschatting van de werkzaamheden die UWV in 2017 moet verrichten en anderzijds een inschatting van de omvang van het artsenbestand. Het actuele overzicht verhoudt zich als volgt tot het overzicht in mei.

Tabel 2. Raming capaciteit verzekeringsartsen gegeven het dienstverleningspakket
 

2017

2018

Dienstverleningspakket beeld maart 2016

Claim

331

332

Ziektewet

283

281

IAW

44

33

Herbeoordelingen

85

89

Totaal werkenpakket

743

735

     

Voortschrijdend inzicht

   

Aanpassing volumeramingen (juninota)

13

7

Effect uitvoeringstoets wetsvoorstel «Aanpassingen Participatiewet»

–5

–7

IAW herbeoordelingen in 2018 in behandeling nemen

–10

10

Totaal mutaties voortschrijdend inzicht

–2

10

   

Dienstverleningspakket beeld september 2016

Claim

330

332

Ziektewet

286

281

IAW

34

43

Herbeoordelingen

91

89

Totaal

741

745

     

Geraamd tekort netto VA-capaciteit

   

Benodigde netto VA-capaciteit

741

745

Beschikbare netto VA-capaciteit

711

725

Totaal tekort netto VA-capaciteit

–30

–20

Voor 2017 was in mei de verwachting dat UWV zal moeten werken met een tekort van ongeveer 23 fte verzekeringsartsen. In het meest actuele beeld hebben we te maken met een tekort van 30 fte artsen. Dit komt overeen met ongeveer 4% van de netto capaciteit van het gehele artsenbestand. Het tekort is de optelsom van ontwikkelingen met positieve en negatieve effecten op het saldo.

Relevant voor de omvang van het takenpakket is ten eerste dat de volumeramingen van de WIA-instroom voor 2017 licht opwaarts is bijgesteld, wat een hoger beslag op artsen voor de WIA-claimbeoordelingen en doorwerking op de herbeoordelingen tot gevolg heeft. Ook heeft UWV voor 2017 ruimte ingeboekt om herbeoordelingen te kunnen verrichten die voortvloeien uit de aangepaste dienstverlening voor nieuwe instroom in de WIA, zoals in de brief van mei beschreven. Vanuit het uitgangspunt van gemiddeld twee contactmomenten per jaar om WGA-gerechtigden goed in beeld te houden en de rechtmatigheid van de uitkering te borgen, moet UWV werkbedrijf met SMZ overleggen of een herbeoordeling nodig is.

Een effect dat de werkvoorraad in 2017 verlicht, is de verschuiving van mogelijke herbeoordelingen die zijn voorzien als gevolg van de herindeling Wajong. Voor de goede orde: het gaat hier niet om de herindeling zelf, maar om mogelijke verzoeken tot een herbeoordeling naar aanleiding van een brief van UWV die Wajongers informeert over de gevolgen voor de uitkering. Deze brief zal in oktober 2017 worden verzonden. Herbeoordelingen die als gevolg van de brief worden aangevraagd, worden in 2018 uitgevoerd. Uw Kamer wordt eind deze maand bij de volgende tussenevaluatie van de Participatiewet door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nader geïnformeerd over het verloop en de stand van zaken rondom de herindeling.

Ten aanzien van de beschikbare capaciteit blijkt dat de markt voor het aantrekken van tijdelijke artsen is verslechterd. Dit heeft een relatief fors neerwaarts effect. UWV compenseert dit grotendeels door meer vaste krachten aan te trekken en meer zgn. AIOS (artsen in opleiding tot verzekeringsarts) in opleiding te nemen. Tegelijkertijd zetten UWV en de beroepsgroep met taakdelegatie volop in op vergroting van de capaciteit. De uitrol van taakdelegatie is een belangrijk onderdeel van de inspanningen om de capaciteit van het artsenbestand de komende jaren ten volle te benutten. Vanaf 2017 zullen de eerste effecten van deze nieuwe werkwijze merkbaar zijn en gaandeweg steeds meer capaciteit opleveren.

Voor 2018 heb ik in mijn brief van mei de verwachting uitgesproken een evenwicht tussen vraag en aanbod te hebben bereikt. Die verwachting was gebaseerd op de cijfers en volumeramingen van dat moment. Inmiddels ziet dat beeld er anders uit, zijn de volumeramingen opwaarts bijgesteld en wordt ook voor 2018 een lagere netto capaciteit verwacht. Op basis van de nu beschikbare cijfers voor 2018, zou ook in 2018 nog een tekort bestaan van ongeveer 20 fte aan. In het beeld van 2018 is overigens nog geen rekening gehouden met herbeoordelingen die gemoeid zijn met dienstverlening aan WGA-gerechtigden die in 2013 in de WIA zijn gestroomd en die in afgelopen jaren geen actieve dienstverlening hebben ontvangen. Zoals ik in mijn brief van mei heb aangegeven, is de capaciteit om een groot deel van deze mensen in het kader van een vijfdejaarstoets te laten herbeoordelen, niet beschikbaar. Op basis van de ervaringen van de dienstverlening aan de instroom 2011 en 2012 bezie ik met UWV hoe om te gaan met het instroomcohort 2013 en verder. De precieze consequenties voor de inzet van artsen zullen in de eerstvolgende monitor worden verwerkt.

Conclusie

Voor nu ga ik uit van een tekort van 20 fte aan artsen in 2018. Vervolgens is uiteraard de vraag welke conclusies ik hieraan verbind. Ten eerste merk ik op het overkoepelende beeld redelijk stabiel lijkt, maar onderliggende factoren steeds in beweging blijven. Daarom is behoedzaamheid geboden en stel ik vast dat, ondanks een blijvend tekort in 2018, het nu reeds plegen van aanvullende ingrepen op basis van het lange termijn beeld onverstandig is, juist omdat de ramingen kunnen fluctueren en ingrepen achteraf mogelijk overbodig blijken. Op basis van de periodieke rapportages van UWV zal ik daarom overleg blijven voeren over de prestaties van UWV op de diverse taakgebieden waarop verzekeringsartsen werkzaam zijn, de meest recente cijfers en vertaling hiervan naar prioriteiten. Jaarlijks legt UWV een interne prioritering ter besluitvorming voor. Op ieder moment zal daarbij de vraag aan de orde zijn of doorgaan op de ingeslagen weg nog begaanbaar is. Eventueel nieuwe taken worden uiteraard in dit integrale overzicht betrokken. Hiervan was bijvoorbeeld sprake bij het wetsvoorstel «Beschut werk en praktijkroute» dat de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid recent aan uw Kamer is aangeboden. Omwille van de capaciteitsproblematiek is de noodzaak voor de eerder gevraagde inzet van artsen bij de gevraagde beoordeling onderzocht, hetgeen leidde tot de conclusie dat uitvoering ook met een sterk beperkte artseninzet kan worden ingericht.

Zoals uw Kamer in mei toegezegd loopt de rapportage over de monitor aan uw Kamer tot nader orde door. U kunt de eerstvolgende rapportage in maart tegemoet zien.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 26 448, nr. 569

Naar boven