26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 432 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2010

Naar aanleiding van uw verzoek van 1 april en de verzoeken die door de leden Vermeij en Van Hijum in het ordedebat van 1 april zijn gedaan bericht ik u het volgende.

Mevrouw Vermeij heeft naar aanleiding van uitspraken van de voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV gevraagd om een reactie op de berichtgeving dat er geen WAO-er meer aan het werk wordt geholpen, tenzij hij of zij haar vinger opsteekt. Mevrouw Vermeij en de heer Van Hijum hebben voorts gevraagd tevens te reageren op het karakter van de uitspraken van de voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV.

In de berichtgeving rond de uitspraken van de voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV is het beeld ontstaan dat arbeidsongeschikten door een gebrek aan re-integratiemiddelen in 2010 niet meer geholpen worden op weg naar werk. Dit beeld is onjuist.De voorzitter van de Raad van Bestuur van het UWV heeft de intentie gehad zijn zorg uit te spreken over het schijnbaar afnemende draagvlak voor de inzet van re-integratie. De feiten zijn als volgt. Het kabinet kent aan de re-integratie van personen met een arbeidsbeperking een hoge prioriteit toe. Aan het UWV is voor dit jaar 112 mln. aan re-integratiebudget voor arbeidsongeschiktheid toegekend. Deze middelen zijn bestemd voor de inkoop van noodzakelijke re-integratietrajecten voor arbeidsongeschikten, zoals personen met een Wajong-, WIA/WGA-uitkering of WAO-uitkering. Het budget is kaderstellend.

Zoals ik de Kamer op 7 december jl. heb meegedeeld bij de aanbieding van de reguliere SUWI-rapportages (26 448, nr. 417) zijn met UWV afspraken gemaakt om binnen het beschikbare re-integratiebudget 2010 te blijven. De letterlijke passage van deze brief van 7 december jl. luidt als volgt:

«UWV: re-integratie zittend bestand WAO/WAZ

UWV heeft in het achtmaanden verslag voorstellen voor 2010 gedaan, om de uitgaven voor re-integratie arbeidsgeschiktheid binnen het beschikbare budget te houden. Wij kunnen hiermee akkoord gaan, dit gelet op het feit dat de herbeoordelingsoperatie net is afgerond. Dit houdt in dat UWV cliënten uit de groep zittend bestand WAO/WAZ in 2010 die zich spontaan melden – als dat in de rede ligt – een re-integratietraject aanbiedt. UWV benadert cliënten uit deze doelgroep in 2010 niet actief om deel te nemen aan een traject. Dit geldt dus uitsluitend voor het zittend bestand WAO/WAZ en voor het jaar 2010, overige cliënten arbeidsgeschiktheid (WIA/WGA, Wajong en vangnetters-ZW) benadert UWV wel actief. Wij hebben UWV gevraagd om stappen te ondernemen om ook op langere termijn binnen het AG-budget te blijven.»

De gemaakte afspraken, die ik de Kamer in genoemde brief heb gemeld, houden derhalve in dat ik akkoord ben gegaan met het voorstel van UWV dat UWV in 2010 alleen cliënten uit het zittend bestand WAO/Waz een re-integratietraject zal aanbieden, als deze cliënten zich spontaan melden om voor re-integratie in aanmerking te komen. Uiteraard beoordeelt UWV daarbij of een traject nodig is (selectiviteit). Het betreft hierbij dus nadrukkelijk alleen het zittend bestand WAO/Waz, derhalve personen die hun rechten ontlenen aan de WAO of de Waz. Ik heb met dit voorstel van UWV ingestemd om twee redenen. De eerste reden is dat het actief benaderen van het zittend bestand WAO/Waz niet nodig is, gelet op het feit dat de eenmalige herbeoordelingsoperatie van het zittend bestand medio 2009 is afgerond. De tweede reden is dat alleen op deze wijze UWV in 2010 binnen het beschikbare re-integratiebudget voor arbeidsongeschikten kan blijven. Ik acht het passend bij een selectieve inzet van schaarse middelen dat de inzet gericht wordt op groepen die in het beleid prioriteit behoeven, zoals jongeren in de nieuwe Wajong en WIA/WGA-gerechtigden. Bovendien zijn voor deze groepen – anders dan de groep in de WAO/Waz – verdergaande rechten en plichten inzake re-integratie in de regelgeving neergelegd, zoals een actieve opstelling tijdens het ontvangen van een uitkering en het recht op ondersteuning bij re-integratie. UWV heeft in 2009 27.900 re-integratietrajecten voor arbeidsongeschikten ingekocht.

Tot goed begrip zij voorts vermeld dat ca. tweederde van het huidige bestand WAO-ers (521 000) volledig arbeidsongeschikt is. Van de groep gedeeltelijk arbeidsgeschikte WAO-ers (164 000) werkt iets meer dan de helft. Van de niet-werkende gedeeltelijke WAO-ers is ca. tweederde tussen de 55 en 65 jaar oud. Bij de eenmalige herbeoordelingsoperatie is er uitdrukkelijk voor gekozen om oudere leeftijdsgroepen te ontzien.

Wat betreft het verzoek van de heer Van Hijum om een reactie op de publiciteit met betrekking tot de jeugdwerkloosheid merk ik op dat het UWV een belangrijke partner is in de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Ik informeer u bij separate brief over de voortgang op dat Actieplan. Het belangrijkste doel van het School Ex programma in 2009 was om ervoor te zorgen dat 10.000 mbo-examenkandidaten na het behalen van hun diploma een jaar langer zouden doorleren om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Daarnaast was het doel zoveel mogelijk gediplomeerde mbo-studenten die nog geen reëel baanperspectief hebben, maar wel willen werken, door te geleiden naar het UWV voor ondersteuning bij het vinden van een baan.

Bij brief van 10 februari jl.1 bent u door staatssecretaris Van Bijsterveldt geïnformeerd over de resultaten die het afgelopen schooljaar met het School Ex Programma zijn behaald. Ondanks het feit dat het School Ex Programma pas in mei 2009 van start kon gaan, zijn meer dan 77.000 mbo-studenten met het School Ex Programma bereikt. Het aantal studenten in het mbo dat een jaar langer op school is gebleven, meer dan 12.000, heeft de doelstelling van 10.000 voor 2009 ruimschoots overschreden. Daarnaast heeft het School Ex Programma een impuls gegeven aan het alumnibeleid. Samen met regionale partners zoals het UWV WERKbedrijf en gemeenten spannen de mbo-instellingen zich in om jongeren na hun diploma te doen landen in een vervolgopleiding of bij een werkgever. Hoewel veel instellingen hiervoor al beleid hadden ontwikkeld en de afgelopen jaren activiteiten in de regio hadden ontplooid, heeft het School Ex Programma mede door de duidelijke taakverdeling tussen de betrokken partijen in de regio erin geresulteerd dat dergelijke activiteiten effectiever worden uitgevoerd.

Ik deel dan ook de conclusie van staatssecretaris Van Bijsterveldt dat, ondanks de zeer beperkte voorbereidingstijd, het beoogde resultaat van het School Ex programma in 2009 in belangrijke mate is behaald. Dit is in belangrijke mate te danken aan de inspanningen van de mbo-instellingen die erin geslaagd zijn de twee hoofdonderdelen van het School Ex Programma – 1. registratie van het toekomstperspectief van mbo-gediplomeerden en 2. de verstrekking van opleidingsadviezen – aan hun mbo-studenten als een samenhangende aanpak aan te bieden.

Van de circa 16 000 examenkandidaten die twijfelden tussen verder doorleren of werken, heeft de helft toestemming gegeven om hun gegevens aan UWV WERKbedrijf aan te leveren. Deze jongeren zijn op verschillende manieren door het UWV benaderd. Slechts een gering aantal heeft gereageerd. Uiteindelijk zijn 1300 van deze jongeren ingeschreven.

Vorige maand is het School Ex Programma voor 2010 van start gegaan, dat dit jaar zal worden uitgevoerd tot 1 augustus 2010. De randvoorwaarden voor het School Ex Programma, zoals neergelegd in het Actieplan Jeugdwerkloosheid, blijven dezelfde.

Door deze vroegere start is er meer tijd voor een goede voorbereiding en uitvoering, waardoor naar verwachting meer examenkandidaten en ook nog eens in een vroeger stadium door hun eigen mbo-instelling kunnen worden bereikt. Zo kunnen loopbaangesprekken ingepland worden in periodes waarin de jongeren nog daadwerkelijk onderwijs volgen op hun mbo-instelling. Daarnaast geeft de vroege start gelegenheid om de samenwerking met het UWV WERKbedrijf op onderdelen te versterken. Zo zullen de mbo-instellingen en Werkpleinen dit jaar in de regio’s gezamenlijke acties organiseren. Ook bezoeken werkcoaches en trainees van de werkpleinen de mbo-scholen (zowel groepen schoolverlaters als decanen) ter voorlichting van het dienstverleningspakket van de Werkpleinen.

Ook de opgedane ervaringen met het programma in het afgelopen schooljaar, stellen de mbo-instellingen en het UWV WERKbedrijf in staat dit jaar op onderdelen het School Ex Programma effectiever vorm te geven. Zo zullen de mbo-instellingen – samen met het UWV WERKbedrijf – dit jaar extra inzetten op het voorhouden aan de mbo-examenkandidaten van de voordelen die de dienstverlening van het UWV WERKbedrijf voor hen in petto kan hebben. Dit om meer mbo-examenkandidaten dan vorig jaar bereid te vinden om hun gegevens – ingeval ze willen werken maar geen baan hebben – door hun mbo-instelling naar het UWV WERKbedrijf door te spelen zodat het UWV WERKbedrijf actief zijn dienstverlening op de desbetreffende student kan toespitsen.

Vanaf eind april 2010 ontvangt het UWV WERKbedrijf maandelijks van de MBO-raad de verzamellijsten van mbo-examenkandidaten die hebben aangegeven, benaderd te willen worden voor ondersteuning door het UWV WERKbedrijf bij het zoeken naar een baan. Vervolgens zullen deze jongeren op zeer korte termijn worden benaderd door een werkcoach voor hulp bij het maken van een keuze en/of bemiddeling naar werk.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

TK, vergaderjaar 2009–2010, 27 451, nr. 112.

Naar boven