nr. 395
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2009
Hierbij ontvangt u, mede namens de staatssecretaris, de concretisering
van het Jaarplan IWI 2009 met als bijlage de bijbehorende visie op de taak
van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI).1 Het overzicht
van de activiteiten die IWI in het licht van deze visie in 2009 ter hand zal
nemen is feitelijk een concretisering van het Jaarplan IWI 2009 dat ik op
14 juli 2008 naar u heb verzonden.
Visie op de taken van IWI
In het licht van onder meer het rijksbrede programma Vernieuwing Toezicht,
de fusie van UWV/CWI en de kabinetsreactie op de uitkomsten van de commissie
Oosting over interbestuurlijk toezicht is in 2008 een bezinning op de taken
van IWI uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een nadere precisering van de visie
op de taken van IWI. Het doel van het toezicht volgens deze visie is: «Onafhankelijk inzicht bieden in de effectiviteit van de
uitvoeringspraktijk in samenhang met het beleid op het terrein van werk en
inkomen».
IWI oefent systeemgericht toezicht uit. Dat betekent dat IWI uitspraken
doet op systeemniveau. Het inzicht dat IWI daarbij biedt, is nooit vrijblijvend.
Aan de verkregen inzichten verbindt de inspectie ook altijd haar eigen opvatting.
In het stelsel van werk en inkomen is IWI een kenbron die alle beschikbare
informatie benut om haar taken te verwezenlijken.
Op basis van deze visie beschik ik met IWI over een krachtige toezichthouder
in het stelsel van werk en inkomen. Een toezichthouder die werkt in het verlengde
van de kabinetsreactie op de uitkomsten van de commissie Oosting, het Programma
Vernieuwing Toezicht en de principes van de Kaderstellende Visie op Toezicht
(2005). IWI zal, naast beleid en uitvoering, een essentiële bouwsteen
zijn voor maatschappelijk vertrouwen in het effectief functioneren
van het stelsel van werk en inkomen. De organisatie en werkwijze van IWI volgt
vanzelfsprekend de inhoud van de visie.
Voor zover de voorliggende toezichtvisie als consequentie zou hebben dat
wet- en regelgeving aangepast dient te worden, zal ik u voorstellen doen toekomen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner