26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

23 972
Bestrijding (langdurige) werkloosheid

nr. 117
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 maart 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 12 februari 2004 overleg gevoerd met de heer Rutte, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

1. kwartaalbericht arbeidsmarkt september 2003 (26 448, nr. 82);

2. jaarrapporten 2002 van de monitors WSW, WIW en ID-banen (SOZA-03-636);

3. nationaal actieplan werkgelegenheid 2003 (SOZA-03-656);

4. instellingsbesluit taskforce jeugdwerkloosheid (SOZA-03-778);

5. reactie plan van aanpak jeugdwerkloosheid PvdA en FNV (23 972, nr. 69);

6. kwartaalbericht arbeidsmarkt december 2003 (26 448, nr. 98);

7. individuele reïntegratieovereenkomst (26 448, nr. 105);

8. brief van de staatssecretaris d.d. 11 februari 2004 over aantallen ID-, WIW- en WSW-werknemers bij het Rijk.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Bruls (CDA) merkt op dat de kwartaalberichten bevestigen dat de toestand op de Nederlandse arbeidsmarkt zorgelijk is. De werkloosheid loopt verder op en de werkgelegenheid neemt af. Naast maatregelen gericht op de korte termijn, zijn structurele aanpassingen nodig voor een beter werkende arbeidsmarkt op langere termijn. In verband met de vergrijzing en ontgroening dient de arbeidsparticipatie vergroot te worden. Werk boven uitkering moet het leidend principe in de socialezekerheidswetgeving zijn. Er is behoefte aan een flexibeler en snellere matching van vraag en aanbod. De combinatie van zorg, onderwijs en werk kan worden gevat in het mooie begrip «levensloop». Er is in het algemeen behoefte aan minder regels.

De positie van laag- en ongeschoolde werknemers moet structureel verbeterd worden, al was het alleen maar om de ongewenste discussie over verlaging van het minimumloon te vermijden. Daarbij is niet alleen de rijksoverheid in beeld, maar ook de gemeenten, sociale partners en onderwijsinstellingen. Ook dient voorkomen te worden dat de Nederlandse arbeidsmarkt wordt overstroomd door groepen laaggeschoolde werknemers uit andere landen.

Wat is de stand van zaken van het vacatureoffensief van het Centrum voor werk en inkomen (CWI)? Hoeveel vacatures worden aangemeld bij het CWI? Een jaar geleden was dit nog veel te laag, namelijk 20%.

Het verschil in preventiequote tussen de WW en de bijstand wordt veroorzaakt door de overdrachtstermijnen van het CWI naar de sociale diensten enerzijds en die van het CWI naar het UWV anderzijds. Het UWV heeft een centralistische aanpak, terwijl bij de sociale diensten lokaal maatwerk mogelijk is. Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WBB) zal dit onderscheid alleen maar groter worden. De vraag is of ook het functioneren van het UWV een meer lokaal karakter moet krijgen.

Het nationaal actieplan werkgelegenheid is in lijn met de Lissabondoelstellingen. Lukt het om alles voor 2010 gerealiseerd te krijgen? Er is helaas geen aparte aandacht voor de positie van laagen ongeschoolde werknemers. Deze groep zal moeite hebben om een duurzame arbeidsplaats te verwerven in de kenniseconomie. Zonder dat het minimumloon aangetast wordt, kan matiging van de loonkosten worden bereikt door de cao-schalen net boven het minimum beter te benutten. Daarnaast moet geïnvesteerd worden in onderwijs en arbeidsmethoden voor deze groepen. Het is geen oplossing om mensen langdurig vast te houden in kunstmatige arbeidsplaatsen of hen via de WAO achter de fresia's te laten zitten. Gesubsidieerde banen moeten gericht zijn op de instroom in reguliere banen.

Hoe gaat de staatssecretaris om met de aanbevelingen van het rapport van het SCP over het reïntegratiebeleid van de afgelopen tien jaar? In dit kader is ook de individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) van belang. Er worden vrij stevige prestatienormen gesteld. Over het algemeen geldt een norm van 50%, maar voor bepaalde doelgroepen is die norm 100%. De betrokkenen zijn gemotiveerd en daarom kan wellicht met minder strakke prestatienormen volstaan worden.

MKB Nederland meldt dat het fenomeen «spooksollicitanten» hals over kop toeneemt. Hoe ziet de staatssecretaris dit probleem? Is hij bereid om hiervoor meldpunten in te stellen?

De taskforce jeugdwerkloosheid is voortvarend van start gegaan. Hoe verhoudt zij zich tot de instanties die het werk moeten doen, zoals gemeenten, onderwijsinstellingen en sociale partners? Waarom krijgen de gemeenten niet de gelegenheid om een bonus uit te delen voor het aanstellen van jongeren in een tijdelijke baan in plaats van deze taskforce?

Mevrouw Bussemaker (PvdA) stelt het probleem van de laaggeschoolde arbeid centraal. De verwachting is dat de bereidheid van werkgevers om te investeren in mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de komende jaren waarschijnlijk kleiner wordt. Dat geldt overigens ook voor de overheid: in het openbaar bestuur neemt de werkgelegenheid af, maar ook in de zorg en in het onderwijs. In de ontwikkeling naar de kenniseconomie daalt de vraag naar laaggeschoolde arbeid en wordt het gevaar van verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt steeds groter. Er dreigt een kloof te ontstaan tussen insiders en outsiders, die af toe en werk hebben en meer dan voorheen afhankelijk zijn van de voorzieningen van de verzorgingsstaat.

De dreigende tweedeling van de bevolking in een goed opgeleid participerend deel en een laag opgeleid spaarzaam participerend deel is buitengewoon gevaarlijk. Deze ontwikkeling wordt versterkt door wat sommige economen de productiviteitsval noemen: veel laaggeschoolde werknemers zijn niet productief genoeg om hun arbeidskosten terug te verdienen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel van hoge loonkosten, lage nettolonen, uittreding van minder productieve werknemers etc. Met de kenniseconomie dreigt een onderklasse gecreëerd te worden van laaggeschoolden die buiten de arbeidsmarkt vallen. Hoe ziet de staatssecretaris dit risico voor Nederland op korte termijn en op de middellange termijn?

Er is actief beleid nodig. Helaas blijkt het kabinet juist de zinvolle maatregelen af te schaffen. Uit de onderzoeken van het SCP en uit het rapport van de commissie-Kok blijkt dat een of andere vorm van fiscale loonkostensubsidie, een gemoderniseerde SPAK (specifieke afdrachtskorting), werkzaam kan zijn. Dat geldt voor gesubsidieerde arbeid in de vorm van opstapbanen waar het kan en vangnetbanen waar het moet. De groep kwetsbare werknemers moet in ieder geval perspectief op participatie houden. Ziet de staatssecretaris ook dat de publieke sector hier een taak in heeft?

Bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid is een lik-op-stukbeleid nodig. Betrokkenen moeten kansen krijgen, maar als zij die niet grijpen, moet een sanctie volgen. Dat mag men direct in zijn portemonnee voelen. Het is mooi dat de taskforce naar 40 000 jeugdbanen streeft, maar lukt dit ook? De overheid geeft met haar 800 jeugdbanen zelf zeker niet het goede voorbeeld. Nog ernstiger is dat er bij de departementen 15 WIW'ers en 17 WSW'ers in dienst zijn. Het is schandelijk dat wethouder Heijnen van Den Haag op zijn oproep aan de ministeries om kansen te creëren voor WSW'ers welgeteld drie reacties heeft gekregen, met een concreet resultaat tot nu toe van nul.

Wat is het commentaar van de staatssecretaris op de brief van onder andere de CG-raad (Chronisch-zieken- en gehandicaptenraad) over de individuele reïntegratieovereenkomst? Het lijkt erop dat betrokkenen veel te weinig regie over hun budget krijgen. In hoeverre wordt hierover overlegd met de cliëntenenorganisaties?

De Weekers (VVD) sluit zich aan bij het betoog van mevrouw Bussemaker over de kansen van laaggeschoolden. Dit betreft vooral mensen die te goed zijn voor de socialewerkvoorziening, maar die een te geringe arbeidsproductiviteit hebben voor een baan tegen het minimumloon. Eén van de mogelijke maatregelen is een gerichte loonkostensubsidie. Betrokkenen kunnen ook geïndiceerd worden voor een aantal tevoren omschreven banen. Wanneer komt de notitie over de alternatieven voor laaggeschoolden, die de staatssecretaris tijdens de begrotingsbehandeling heeft toegezegd? De Raad voor werk en inkomen (RWI) heeft een aantal praktische voorstellen ter zake gedaan. De maatregelen moeten veel specifieker werken dan de instrumenten uit het verleden. Met de Wet werk en bijstand kunnen veel mensen tegemoetgekomen worden, maar er dreigt nog een groep tussen wal en schip terecht te komen. Uitkeringen moeten teruggeploegd, gedynamiseerd kunnen worden.

De taskforce jeugdwerkloosheid stuit op problemen bij het werken met een uitkering en bij de samenwerking tussen gemeenten in een bepaalde regio. Zijn daar globale afspraken over te maken? Wil de staatssecretaris zodanig contact houden met deze taskforce dat er onmiddellijk iets aan dit soort knelpunten gedaan kan worden?

De heer Weekers is net zo geschrokken als mevrouw Bussemaker van het aantal ID- en WIW-banen bij de overheid. De overheid als werkgever heeft een voorbeeldfunctie. De landelijke overheid verwacht van alles van de marktsector en lagere overheden, maar geeft zelf niet thuis. De ministeries moeten hun aandeel leveren in het regulier maken van gesubsidieerde banen, vooral bij VROM. Wil de staatssecretaris zijn collega's daarop aanspreken?

Men hoeft zich pas bij het CWI te melden voor nieuw werk op de dag dat men ontslagen is. Het is beter om dit te vervroegen tot het moment dat het ontslag wordt aangekondigd, zodat men al voor de ontslagdatum een nieuwe baan kan hebben.

Wat doet de staatssecretaris met bijvoorbeeld de WSW-statistiek? Wordt er beleid geformuleerd op opvallende trends? De wachtduur voor de WSW blijkt per provincie te verschillen, waarbij de gestelde termijn vaak ruim wordt overschreden. Het blijkt dat veel mensen met een lichte indicatie na herindicatie een zware indicatie hebben gekregen. Ook is de lichamelijke handicap soms veranderd in een psychische.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) herinnert eraan dat in het regeerakkoord staat dat de jeugdwerkloosheid niet meer mag bedragen dan het dubbele van het totale werkloosheidspercentage. Eind vorig jaar is deze doelstelling echter overschreden. Het is zorgelijk dat de jeugdwerkloosheid zo sterk oploopt. Er mag geen verloren generatie ontstaan. Zijn er redenen om voor bepaalde groepen extra inspanningen te plegen?

De instelling van de taskforce is te waarderen. Het is van groot belang dat ook werkgevers op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken. De ambitie ligt hoog: 40 000 banen voor jongeren vinden en daarnaast stageplekken voor werken met een uitkering. Hoe wordt dit streven concreet ingevuld? Het is van groot belang dat jongeren geen gat in hun cv hebben. Als de opleiding wordt afgebroken, moet snel worden ingegrepen. Zo mogelijk moeten zij een stage, een nieuwe school of een werkervaringsplaats aangeboden krijgen. Overigens moet het begrip «stage» duidelijk begrensd worden om te voorkomen dat jongeren te lang in stages en gesubsidieerde banen blijven hangen. Kan de staatssecretaris instemmen met een termijn van maximaal zes maanden voor een onbetaalde stage? Op welke wijze wordt voorkomen dat de leer-werkplekken reguliere banen wegdrukken?

Mevrouw Van Gent adviseert de staatssecretaris bij hoge uitzondering om de motie inzake het beperken van de arbeidsmigratie niet uit te voeren. In plaats van zijn energie daarop te richten, kan hij zijn tijd beter besteden aan maatregelen waarmee de detacheringsconstucties kunnen worden tegengegaan.

De werkgelegenheid krimpt en de werkloosheid neemt in behoorlijk tempo toe. Op dit moment zijn er ongeveer 463 000 werklozen. Is de staatssecretaris bereid om met het oog hierop extra maatregelen te nemen?

De gesubsidieerde arbeid verdwijnt snel, terwijl betrokkenen daar geen reguliere baan voor in de plaats krijgen. Randgemeenten van Amsterdam en Utrecht willen of kunnen hun Melketiers niet betalen, waardoor deze mensen op straat komen te staan. De rijksoverheid blijkt zelf geen extra inspanningen te leveren bij het in dienst nemen van WIW'ers, WSW'ers of ID'ers, maar wijst andere instanties wel op hun verantwoordelijkheid in dezen. Wil de staatssecretaris bijhouden hoeveel gesubsidieerde arbeidsplaatsen worden omgezet in een bijstandsuitkering?

Het heeft geen zin, mensen op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen als er te weinig banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn. Er moet meer gebruikgemaakt worden van loonkostensubsidies, werkervaringsplaatsen en opstap- en vangnetconstructies. Er moeten ook oplossingen gevonden worden voor mensen die te goed zijn voor de WSW maar te slecht voor de arbeidsmarkt.

Het is opvallend dat de Europese Commissie de bureaucratische exercities inzake de Lissabondoelstellingen accepteert. Er ligt nu een dik pak papier op tafel, maar het gaat om de kwaliteit.

De IRO kan veel praktischer uitgevoerd worden. Cliënten met een goed plan moeten op een voorwaardelijke toekenning kunnen rekenen. Waarom is voor een constructie met zoveel bureaucratische rompslomp gekozen?

De heer Dittrich (D66) wijst erop dat de kenniseconomie niet alleen goed hoger onderwijs verlangt, maar ook goed beroepsonderwijs. Het lijkt er echter op dat met name het vmbo te weinig aandacht krijgt. Heeft de staatssecretaris hier met de minister van Onderwijs over gesproken? Ondernemers geven aan dat goed beroepsonderwijs essentieel is voor onder andere toeleveringsbedrijven.

Er komen allerlei alarmerende berichten over de ID'ers. Zijn er hier nog steeds voldoende middelen voor beschikbaar? Wat is de laatste stand van zaken inzake het realiseren van 10 000 Melkertbanen?

Hoe verhoudt de doelstelling van de taskforce jeugdwerkloosheid zich tot het akkoord van 5 november, waarbij de vakbonden, de gemeenten en het CWI allerlei plannen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid hebben opgesteld? Wordt in het kader van de taskforce ook naar stageplaatsen voor het vmbo gezocht?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris merkt op dat de Lissabondoelstelling op het terrein van de participatie van vrouwen minder ambitieus is dan de Nederlandse. In Europees verband worden de banen tussen 1 en 12 uur meegeteld, maar in Nederland wordt de grens van 12 uur gehanteerd. De participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt moet in Nederland in 2010 65% zijn in plaats van 54% nu. Onder de paarse kabinetten is veel voortgang op dit terrein geboekt. De Lissabondoelstellingen op dit punt worden gehaald, maar Nederland wil meer.

Bij de ouderen ligt de participatiegraad op iets meer dan 42%, terwijl de Europese doestelling 50% is. De regering probeert op allerlei manieren om deze participatiegraad te verhogen. Overigens bestaat in Europa grote zorg over het halen van de Lissabondoelstellingen in brede zin. De kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Kok zal aanstaande maandag verschijnen.

In het kader van het vacatureoffensief heeft het CWI in 91% van de 6000 banen voorzien. Aan het eind van het jaar is een lichte terugloop te constateren. De score van de uitzendbureaus is aanmerkelijk slechter: slechts 150 van de 2000 vacatures zijn vervuld. Dit heeft te maken met de stagnerende arbeidsmarkt, maar ook met de gebrekkige afstemming tussen CWI en uitzendbureaus. De uitbesteding is in december beëindigd. Er kan niet direct geconcludeerd worden dat het CWI het beter doet dan de uitzendbureaus, omdat vooral in de twee grote steden voor uitbesteding is gekozen. In beide steden zijn zowel bij het CWI als bij de uitzendbureaus weinig vacatures gemeld.

Er is inderdaad verschil in preventiequote tussen WW en bijstand. De eisen voor een bijstanduitkering zijn zwaarder dan die voor een WW-uitkering. Degenen die een WW-uitkering aanvragen zijn over het algemeen beter op de hoogte van de polisvoorwaarden dan de potentiële bijstandsgerechtigden. WW-cliënten zien een mogelijke uitkeringsafhankelijkheid vaak later aankomen dan mensen die voor een bijstandsuitkering komen en daardoor heeft het CWI minder tijd om invulling te geven aan de poortwachtersrol. Overigens heeft het CWI wel mogelijkheden om deze cliënten te begeleiden naar werk. Van de preventieve trajecten van het UWV voor met werkloosheid bedreigde werknemers wordt in toenemende mate gebruikgemaakt. Door aanvullende maatregelen krijgt men er steeds meer belang bij om tijdig een WW-uitkering aan te vragen. Een wettelijke regeling ter zake heeft meer bezwaren dan voordelen. De preventiequote zal worden betrokken in het reguliere ketenoverleg tussen alle SUWI-partners. In het kader van de volgende kwartaalrapportage zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

WW-gerechtigden in de eerste fase blijven gedurende zes maanden onder de hoede van het CWI. Deze activiteiten vallen niet onder de preventiequote. Het is geen goede suggestie om de overgangstermijn van acht dagen te verlengen. Daarmee wordt een indicator gericht op het snel en effectief verstrekken van een uitkering aangepast met als doel om een andere indicator, de preventiequote, op te krikken. Gemeenten en UWV maken afspraken met het CWI via de prestatieniveauovereenkomsten (PNO's), die per regio kunnen verschillen. Er kan dus op lokaal niveau een flexibele invulling aan worden gegeven. In 2002 werd 30% van de vacatures bij het CWI gemeld en in 2003 is dit opgelopen naar 57%. Ook op dit punt blijkt de structuur uitvoering werk en inkomen succes op te leveren.

De aanbevelingen uit het rapport van het SCP van de afgelopen zomer moeten worden geplaatst in het licht van de ombouw van de gesubsidieerde arbeid naar opstap- en vangnetbanen. Het bevorderen van het zoekgedrag van mensen blijkt een belangrijke factor te zijn. Op dat punt zijn de wijzigingen in de WW van belang. Verder blijken geslacht, etnische afkomst, sollicitatieplicht en houding tegenover toepassing van arbeidsplicht geen verband te houden met de kans op werkhervatting. UWV en gemeenten kunnen hun voordeel doen met deze informatie.

Gemeenten moeten proberen de ID'ers die zicht hebben op een baan in de reguliere arbeidsmarkt zo snel mogelijk daarheen te leiden. Grofweg gezegd, is dit tweederde van de populatie. De helft van deze werknemers heeft daarbij begeleiding nodig. Gemeenten kiezen er vaak voor om de groep die te goed is voor de WSW en te slecht voor de reguliere arbeid, langdurig in een gesubsidieerde baan te houden. Een bijstandsuitkering kost tussen de € 12 000 en € 17 000 en een gesubsidieerde baan rond de € 18 000, dus een gemeente maakt slechts beperkt winst bij terugstroom van deze mensen in de bijstand, los van de negatieve maatschappelijke effecten. De staatssecretaris is bereid om de Kamer te informeren over de voortgang die gemeenten op dit terrein boeken als het mogelijk is om die informatie uit bestaande rapportages te halen. Het is niet de bedoeling om de bureaucratie te vergroten.

Sinds het eerste kabinet-Balkenende wordt er een eind gemaakt aan het stimuleren van de vraag naar arbeid. In plaats daarvan wordt het aanbod gestimuleerd. Gemeenten hebben in het kader van WWB de vrijheid gekregen om vorm te geven aan het reïntegratiebeleid. Aan de ene kant kunnen zij de vraag stimuleren via bijvoorbeeld loonkostensubsidies en aan andere kant kunnen zij werknemers prikkelen om vacatures te vervullen, bijvoorbeeld door de premie op grond van de WWB. Dit is beter dan een generieke maatregel zoals de SPAK.

Het is ongewenst om de publieke dienstverlening uit te breiden alleen met het oog op de bevordering van de werkgelegenheid. Het beleid van minister Melkert liep mis toen hij er niet in slaagde om de vakbeweging ertoe te verleiden, de banen aan de onderkant van de cao-schalen te openen. Daarop zijn banen naast die schalen gecreëerd om de publieke dienstverlening op te tuigen. Dat lijkt sympathiek, maar de kosten van sommige publieke diensten zijn hierdoor niet meer zichtbaar.

De verkenning van de risico's van laaggeschoolde arbeid in de kenniseconomie zal betrokken worden bij de notitie over de onderkant van de arbeidsmarkt, die deze zomer zal verschijnen. In dat kader zal tevens een analyse worden gemaakt van de ontwikkelingen op middellange termijn.

In het bestuurlijk overleg met de VNG wordt nagegaan of er een oplossing gevonden kan worden voor het risico van het verdwijnen van gesubsidieerde arbeid in randgemeenten, als gevolg van het stopzetten van subsidie van centrumgemeenten aan ID-werkgevers waarin inwoners van deze gemeenten werkzaam zijn. De staatssecretaris heeft in dit verband een faciliterende rol.

De regeling voor ID-banen is met zes maanden verlengd tot de zomer van 2004. Alle partijen zijn akkoord gegaan met een verruiming van de regeling, maar gesubsidieerde banen kunnen niet worden overgeheveld naar reïntegratiebedrijven omdat dit te veel risico's met zich brengt. Er is wel een zekere uitwisseling tussen sectoren mogelijk. Normaal gesproken, wordt 85% van de aanvragen goedgekeurd. Het aantal van 10 000 reguliere banen is geen doel in zich. Het gaat erom de knelpunten op de arbeidsmarkt te bestrijden. Als ID'ers gedwongen ontslagen worden, komt het aanjaagteam in actie. Tot nu zijn er vrijwel geen echt gedwongen ontslagen geconstateerd. De druk van de bezuinigingen in combinatie met het plan om 10 000 banen te vinden, leiden tot een versnelde ombouw van het stelsel. Het blijft echter een groot probleem dat een en ander tot grote onzekerheid bij betrokkenen heeft geleid en nog steeds leidt.

De taskforce jeugdwerkloosheid surft als het ware op de golven. Bruikbare initiatieven worden onmiddellijk benut. Eindeloos polderen is voorbij. De taskforce heeft geen eigen subsidiepotje, want haar taak is makelen en schakelen. Op 12 februari jl. is het werkplan aan de Tweede Kamer aangeboden. De ambitie is om in 2004 10 000 vacatures te generen en daar 7500 van te vervullen. De start is op 18 maart, vandaar dat het streefgetal voor dit jaar iets lager ligt. In 2005, 2006 en 2007 zullen het er gemiddeld 11 000 per jaar zijn.

De stageplekken in vmbo en mbo zijn een serieus probleem. In de bouw is dit goed geregeld, maar in andere sectoren niet. Ondernemers moeten zich ervan bewust zijn dat, als zij nu afzien van het creëren van stageplekken, dit ongewenste consequenties heeft op het moment dat de economie weer aantrekt. De duur van een stageperiode wordt begrensd door het arbeidsrecht. Werkgevers blijven aan de veilige kant als zij de termijn van zes maanden niet overschrijden bij een stage die geen onderdeel vormt van een opleiding.

De staatssecretaris is tegen werken met behoud van uitkering, behalve wanneer voldaan wordt aan de bekende randvoorwaarden, namelijk gericht op arbeidsinschakeling, onderdeel van een reïntegratietraject en beperkt in de tijd. De oproep inzake de studenten was erop gericht om bekendheid te geven aan het feit dat zij sinds de WBB niet passende arbeid moeten accepteren. Op dit moment gaat het om 3000 studenten, maar dit aantal zal fors oplopen vanwege de economisch moeilijke tijden. Bij werkervaringsplaatsen gaat het vooral om niet-productieve arbeid. Betrokkenen moeten werkervaring en arbeidsritme opdoen. De kans is dus niet groot dat hierdoor reguliere banen worden verdrongen.

Bij de cijfers over de jeugdwerkloosheid is er sprake van verwarring over de doelgroep. Het CBS gaat uit van de leeftijd 15 t/m 24 jaar en het plan van aanpak van 15 tot 22 jaar. In het voorjaar van 2004 zal het CBS de cijfers over 2003 uitbrengen over de doelgroepen in het plan van aanpak. De ambitieuze doelstelling om de jeugdwerkloosheid niet hoger te laten worden dan twee keer de normale werkloosheid wordt gehandhaafd.

Bij het opstellen van de IRO is gebruikgemaakt van adviezen van de landelijke cliëntenraad, de CG-raad, de RWI en de commissie «Het werkend perspectief». De cliënt zoekt zelf een reïntegratiebedrijf en het UWV checkt vervolgens of is voldaan aan de minimale kwaliteitseisen. De hoofdaannemer hoeft geen reïntegratiebedrijf te zijn. Dit kan ook een revalidatiecentrum zijn. Met het oog op de uitvoering moet er wel één hoofdaannemer zijn, die vervolgens derden kan inhuren.

Het meten van de effectiviteit is lastig, omdat daarbij uit moet worden gegaan van plaatsingspercentages die alleen achteraf kunnen worden vastgesteld. Er wordt vooralsnog vastgehouden aan de resultaatfinanciering. Over het algemeen zullen de meest gemotiveerde cliënten voor een IRO kiezen. Het reïntegratiebedrijf heeft de kans om de cliënt te leren kennen voordat er een offerte wordt uitgebracht. De staatssecretaris zegt toe, de Kamer op korte termijn nader te informeren over de voor- en nadelen van resultaatfinanciering bij de IRO. De Kamer zal eveneens op de hoogte worden gebracht van het advies van de Raad van State en de kabinetsreactie daarop.

Departementen behoeven geen doelstellingen te formuleren voor het in dienst nemen van WIW'ers en ID'ers, want die regelingen bestaan niet meer. Het is juist dat de rijksoverheid meer kan doen ten aanzien van de WSW'ers. Van deze groep is overigens 86% in dienst bij een sociale werkplaats en slechts 1% bij een reguliere werkgever. Dit laatste kan alleen via begeleid werken. Er wordt gewerkt aan een modernisering van de WSW waarbij ernaar gestreefd wordt om een kwart tot eenderde van de betrokkenen begeleid te laten werken. De staatssecretaris zal zijn collega's bij blauwe brief wijzen op de noodzaak om meer WSW'ers in dienst te nemen, maar hij kan dat niet afdwingen. Op zijn eigen departement wordt bezien op welke wijze meer WSW'ers geplaatst kunnen worden.

Voor de beantwoording van de vraag over de statistiek verwijst de staatssecretaris naar zijn reactie op de uitvoering van de motie-Verburg tijdens een eerder AO.

Het feit dat de indicatiestelling in de huidige constructie sterk kan variëren, is reden geweest om het wetvoorstel in te dienen waarin een en ander wordt overgedragen aan het CWI. Dit is inmiddels gereed voor plenaire behandeling.

In het kader van de Wet werk en bijstand is het terugploegen van uitkeringen mogelijk. In dat geval hebben gemeenten echter te maken met de regels voor staatssteun, verdringen en concurrentievervalsing. Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke voorzieningen voor alle werkgevers gelden.

De staatssecretaris is zich ervan bewust dat het beleid inzake de kenniseconomie zich ook moet uitstrekken tot het vmbo en het mbo. Dit is een belangrijke onderwijsvorm aangezien 65% van de leerlingen een dergelijke opleiding volgt. In de jaren negentig was er een evenwichtige groei van de werkgelegenheid. Nu is het zaak om de afbraak van werkgelegenheid te voorkomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (Groep-Lazrak), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven