26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 9 december 2003

Met mijn brief van 31 oktober 2003 heb ik u geïnformeerd over de bevindingen van het nader onderzoek naar de huisvestingskosten van UWV (zie Kamerstukken II nr. 26 448, 2003/2004, nr. 93). In genoemde brief schrijf ik dat ik, alvorens mijn eigen oordeel te vormen over deze bevindingen, een deskundigenoordeel zal vragen over de volledigheid en juistheid van de huisvestingskosten en de niet-gebouwgebonden inrichtingskosten als onderdeel van de totale uitvoeringskosten van UWV. Aan dit deskundigenoordeel zijn tijdens het Algemeen Overleg van 12 november jl. met de Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere eisen gesteld.

Voor het genoemde deskundigenoordeel heb ik de heer W. Meijer als opdrachtnemer ingehuurd. Overeenkomstig mijn toezegging informeer ik u hierbij tevens over de inhoud van de aan hem verleende opdracht.

Als doel van de opdracht is gesteld te komen tot een deskundigenoordeel over de juistheid en volledigheid van de huisvestingskosten en de niet-gebouwgebonden inrichtingskosten van het hoofdkantoor van UWV. Het deskundigenoordeel dient zich tevens uit te strekken over de kosten van specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur UWV. Het deskundigenoordeel dient mij in staat te stellen tot een oordeel te komen. Het deskundigenoordeel dient daartoe boven elke twijfel verheven te zijn.

Voor de onderbouwing van het deskundigenoordeel is het noodzakelijk dat de betrokken cijfers over de door UWV gepleegde huisvestingsinvesteringen gevalideerd zijn, en dat eventuele afwijkingen ten opzichte van eerdere rapportages aan het parlement verklaard worden. Verder is het noodzakelijk dat de in het deskundigenoordeel gepresenteerde cijfers – binnen het geheel van de uitvoeringskosten – alle door UWV gedane uitgaven in verband met huisvestingsinvesteringen voor het nieuwe hoofdkantoor omvatten en dat deze aan de juiste kostenposten en gebouwelementen zijn toebedeeld. De wijze van presenteren dient aan te sluiten bij de eerdere rapportages van SZW aan de Tweede Kamer over dit onderwerp.

Deze eisen vormen belangrijke kaders voor de opdracht die de heer Meijer uitvoert. Hetzelfde geldt voor mijn eerdere toezeggingen met betrekking tot dit onderzoek, zoals gedaan in het Algemeen Overleg van 12 november. In dat overleg heb ik toegezegd in ieder geval de volgende aspecten mee te nemen:

– de BTW-kwestie en de vergelijkbaarheid hiervan met andere instanties;

– het toeschrijven van inrichtingskosten aan andere onderdelen;

– de kosten voor het restaurant;

– de kosten voor audiovisuele middelen;

– de toedeling van de «boardroom» op de 12e etage;

– de effectiviteit van het ruimtegebruik in het gebouw;

– de componenten waaruit de huur van het Metropolitan-gebouw (€ 241 per m2) is opgebouwd, de vraag of deze huur dezelfde als door Lisv werd betaald en de vraag of UWV ook indirect eigenaar is van dit gebouw;

– de kosten van specifieke diensten t.b.v. de Raad van Bestuur (brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2003; W&I/SIU/2003/87 691).

De heer Meijer zal zijn deskundigenoordeel mede baseren op expertise van (forensische) accountants. De heer Meijer ziet er op toe dat de in te schakelen deskundigen geen persoonlijke of zakelijke banden hebben met UWV of met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ik heb het UWV schriftelijk verzocht de heer Meijer alle medewerking te verlenen die noodzakelijk is in verband met het onderzoek. Naast UWV zijn in eerdere fasen van het onderzoeksproject diverse actoren betrokken geweest. Het staat de heer Meijer vrij om met deze en andere relevante actoren contact op te nemen. Voorzover formele medewerking gewenst is zal dit namens mij gevraagd worden. De heer Meijer heeft laten weten dat hij in de startfase van het onderzoek ook een aantal Kamerleden zal benaderen.

Volgens afspraak wordt u uiterlijk 1 februari 2004 geïnformeerd over de uitkomsten van het deskundigenoordeel naar de huisvestingskosten van UWV en mijn oordeel hierover. Om deze toezegging gestand te kunnen doen dien ik uiterlijk 20 januari 2004 over het deskundigenoordeel te kunnen beschikken. Ik heb de heer Meijer gevraagd mij onverwijld op de hoogte te stellen als het halen van de gestelde termijn op enig moment onverhoopt in gevaar zou dreigen te komen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven