26 442
Veteranenziekte

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2001

Naar aanleiding van de uitbraak van legionellose in Bovenkarspel in maart 1999 is geconstateerd dat de risico's met betrekking tot het voorkomen van de legionellabacterie in industriële luchtbehandelingsinstallaties onvoldoende in beeld zijn gebracht. Comform de toezegging van 16 december 1999 aan uw Kamer (TK, 1999–2000, 26 442, nr. 12) is door een onderzoeksbureau onderzoek verricht naar het voorkomen en de preventie van legionella in industriële luchtbehandelingsapparatuur. Thans informeer ik u mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de resultaten van dit onderzoek.1

Tevens informeer ik u over het onderzoek dat is uitgevoerd door de Arbeidsinspectie naar het vóórkomen van die luchtbehandelingsapparatuur in Nederlandse bedrijven, en de voorlopige resultaten van onderzoek naar de aanwezigheid van legionella in de lucht bij rioolwaterzuiveringsinstallaties, zoals dat is uitgevoerd door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA).1

Tenslotte breng ik u mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op de hoogte van de beleidsvoornemens die gelet op de resultaten van de genoemde onderzoeken voor de onderhavige legionellaproblematiek zijn geformuleerd.

Omvang en preventie van vermeerdering van legionella in koeltorens en luchtbehandelingsapparatuur

Het onderzoek «Omvang en preventie van vermeerdering van legionella in koeltorens en luchtbehandelingsapparatuur» is uitgevoerd door KIWA N.V. Onderzoek en Advies te Nieuwegein. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen:

– luchtbehandelingsinstallaties die dienen ter conditionering van de lucht in een gebouw;

– luchtbevochtiging vormt vrijwel altijd een onderdeel daarin;

– koeltorens, die verbonden zijn aan luchtbehandelingsinstallaties, zogenoemde comfortkoelingen en;

– koeltorens, zoals die in gebruik zijn bij bijvoorbeeld de electriciteitsproductie en andere grootschalige industriële processen.

In het onderzoek heeft centraal gestaan de vraag welke luchtbehandelingsinstallaties of koeltorens een risico inhouden voor legionella, en op welke wijze dat risico kan worden beperkt. Literatuuronderzoek, expertinterviews, bedrijfsenquêtes en -bezoeken zijn als onderzoeksinstrument gehanteerd om de Nederlandse situatie in beeld te brengen.

Op grond van de verzamelde gegevens is een risicobeoordeling voor verschillende kritische installatie-onderdelen uitgevoerd.

De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:

1. Uit de internationale literatuur blijkt dat vooral koeltorens voor comfortkoeling (als onderdeel van een airconditioninginstallatie) in relatie zijn gebracht met legionellose-uitbraken. Met name de open koeltorens met vullichamen of interne warmtewisselaars geven de grootste kans op groei en verspreiding van de legionellabacterie.

2. Van de luchtbevochtingssystemen hebben de sproei- en bevloeiingsbevochtigers de grootste kans op vermeerdering en verspreiding van legionella door de recirculatie van water.

3. Adequaat beheer en onderhoud zijn voor alle bestaande systemen essentieel in de preventie van legionella.

4. Door een goed ontwerp van installaties met daarnaast adequate beheersmaatregelen kan de vermeerdering en verspreiding van legionella worden tegengegaan. In het rapport worden daarvoor suggesties gedaan, gebaseerd op de stand van de techniek.

5. Met name voor de industriële koeltorens is het in het rapport aangeduide EU-referentiedocument over toepassing van de best beschikbare technieken (BREF) voor industriële koelsystemen voor de Nederlandse situatie van belang.

Vóórkomen van luchtbehandelingsapparatuur en koeltorens in Nederlandse bedrijven en instellingen

Door de Arbeidsinspectie is, ter voorbereiding van een inspectieproject voor legionella in industriële luchtbehandelingsinstallaties en koeltorens, in 2000 een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van die installaties in bedrijven in Nederland en het onderhoud en beheer ervan. Daartoe zijn circa 5000 bedrijven schriftelijk geënquêteerd. Er was een respons van 55%. De meeste installaties komen voor in de industrie; comfort-koelinstallaties komen vooral voor bij financiële instellingen en zakelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening. Bij kleine bedrijven komen nauwelijks installaties voor. Slecht bij eenderde van de bedrijven waar installaties voorkomen, zijn deze ook opgenomen als risicofactor in de wettelijk verplichte risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). Desondanks controleert 40% van de bedrijven die over een luchtbehandelingsinstallatie of koeltoren beschikt regelmatig op de aanwezigheid van legionella, terwijl 67% van die bedrijven de installatie regelmatig reinigt. Eenderde van deze bedrijven heeft aan de werknemers voorlichting gegeven over de gevaren van legionella.

Legionella in rioolwaterzuiveringsinstallaties

Tenslotte meld ik u dat door de STOWA onderzoek is verricht naar de aanwezigheid van legionella in rioolwaterzuiveringsinstallaties. In dit onderzoek, waarvan het eindrapport aan het einde van 2001 beschikbaar komt is vastgesteld dat legionella in wisselende hoeveelheden in het te zuiveren rioolwater voorkomt. Of het ook in de lucht aanwezig is wordt bepaald door de vorming van aërosolen (minuscule vloeistofdruppeltjesin de lucht die kunnen worden ingeademd) in delen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Vastgesteld is dat legionellabacteriën in kleine hoeveelheden voorkomen in de lucht in de nabijheid van sommige delen van die installaties. Op grond van de in dit onderzoek uitgevoerde risicoanalyse wordt geoordeeld dat het risico van besmetting door legionella in rioolwaterzuiveringsinstallaties gering is. Door de werkgevers in deze branche zal op grond van de voorziene rapportage worden bezien op welke wijze ongunstige situaties kunnen worden verbeterd.

Standpunt

Er zijn in Nederland, in tegenstelling met het ons omringende buitenland, (nog) geen clusters (uitbraken) van legionellose gesignaleerd die in verband kunnen worden gebracht met de verspreiding van de legionellabacterie door koeltorens en luchtbehandelingsinstallaties. Dit kan niet zonder meer worden opgevat als indicatie voor de veiligheid van de Nederlandse installaties. Het is mogelijk dat in het verleden ziektegevallen niet als zodanig zijn herkend of niet door de GGD in verband zijn gebracht met een koeltoren of een industriële installatie. Met de toegenomen alertheid van artsen en GGD's sinds 1999, is die kans op herkenning en brontracering vergroot.

Thans zijn er geen specifieke wettelijke voorschriften ten aanzien van de preventie van vermeerdering in en verspreiding van de legionellabacterie door koeltorens of luchtbehandelingsinstallaties. Gelet op de bevindingen in de genoemde onderzoeken en de kennis die er thans is over de omstandigheden waaronder uitbraken van legionellose kunnen optreden, zie ik aanleiding tot het formuleren van aanvullend beleid voor legionella in luchtbehandelingsinstallaties en koeltorens. Deze beleidsvoornemens zullen zich steeds richten op het voorkomen van vermeerdering en verspreiding van de legionellabacterie in deze installaties (bronaanpak).

Daarbij merk ik het volgende op.

Aan de onderhavige legionellaproblematiek in deze installaties zijn, naast het belang van werknemersbescherming, ook aspecten van verspreiding naar de algemene bevolking te onderscheiden. In dat licht zou een aanpak kunnen worden gehanteerd die zich richt op de onderscheidende beleidsdomeinen, te weten arbeidsomstandigheden en milieubeheer.

In een specifieke A.M.v.B. op grond van de Wet milieubeheer kunnen voorschriften voor de preventie van legionella in de genoemde installaties worden vastgelegd. Voordeel daarvan kan zijn dat daarmee de eigenaar van die installatie direct wordt aangesproken. Dat is vooral van belang indien verschillende werkgevers gebruik maken van een dergelijke installatie, zonder daarvan eigenaar te zijn, zoals dat vaak voorkomt bij verzamelgebouwen. Nadeel van die aanpak is dat het A.M.v.B.-traject geruime tijd in beslag neemt. Andere mogelijkheid is om voorschriften te baseren op de Arbeidsomstandighedenwet. Deze richten zich op de werkgever, zodat ingeval er bij inspectie tekortkomingen worden vastgesteld, er kwesties kunnen oprijzen ten aanzien van de verantwoordelijkheidstoedeling.

In het licht van de behoefte om op korte termijn over concrete, uitvoerbare en handhaafbare voorschriften ter preventie van legionella in luchtbehandelingsinstallaties en koeltorens te kunnen beschikken, acht ik het daarom thans aangewezen om die beoogde voorschriften als beleidsregels op grond van de Arbeidsomstandighedenwetgeving te formuleren. Niet alleen gaat dit sneller, maar ook biedt de Arbeidsomstandighedenwet naast de bescherming van werknemers voldoende kader voor de bescherming van «derden», zoals omstanders en gebruikers van de openbare ruimte.

Ten aanzien van de grote industriële koeltorens, zoals die bijvoorbeeld in gebruik zijn bij de electriciteitsproductie, meld ik u dat het eerder genoemde EU-document (BREF) conform het staande beleid zal worden geïmplementeerd in de Nederlandse Emissie Richtlijn (NER).

Ik heb dan ook voornemens om op korte termijn beleidsregels op te stellen, die invulling geven aan artikel 4.87 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (voorkomen of beperken van de blootstelling aan biologische agentia).

Als basis voor deze beleidsregels zal de in het Verenigd Koninkrijk door de Health and Safety Executive (HSE) gehanteerde benadering dienen. De beleidsregels zullen zich, mede gelet op de aanbevelingen van het bovengenoemde KIWA-onderzoek, concentreren op het ontwerp, en het beheer en onderhoud van legionellagevoelige installaties. Deze benadering is, tezamen met gerichte inspecties in het Verenigd Koninkrijk adequaat gebleken ten aanzien van de preventie van legionellose. Ik verwacht dat deze aanpak in Nederland een vergelijkbaar resultaat kan opleveren. Een aantal bedrijven in Nederland hanteert reeds (elementen van) de door de HSE gepubliceerde «Approved Code of Practice and Guidance».

Ten aanzien van de legionellaproblematiek op (zee)schepen en in bedrijven bij gebruik van (proces)water anders dan voor huishoudelijk gebruik, meld ik u dat de te formuleren beleidsregels ook in die situaties kunnen voorzien in de preventie van legionella. Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in de veiligheid van collectieve watervoorzieningen met betrekking tot legionella is voorzien met de de Tijdelijke regeling legionellapreventie in leidingwater, gebaseerd op de Waterleidingwet (Staatscourant 13 oktober 2000, nr. 199).

Ik zal met betrokkenen in het veld overleg voeren over de inhoud van de op te stellen beleidsregels.

Tot slot deel ik u mee dat door de Arbeidsinspectie begin 2002 een inspectieproject zal worden uitgevoerd naar legionella in luchtbehandelingsinstallaties en koeltorens. Gelet op de voorlopige resultaten van het onderzoek naar legionella bij rioolwaterzuiveringsinstallaties zullen daar in eerste instantie geen inspecties worden uitgevoerd. Over de resultaten van de inspecties zal ik u alsdan informeren. Indien de resultaten van die inspecties laten zien dat genoemde, mogelijke kwesties rond de verantwoordelijkheidstoedeling tussen werkgevers en eigenaren van luchtbehandelingsinstallaties zich voordoen, zal alsnog worden bezien of het wenselijk en noodzakelijk is de preventie van de verspreiding van legionella door industriële installaties op andere wijze vorm te geven.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven