26 435
Wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met de tweede evaluatie van die wet

nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 maart 2000

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel «wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met de tweede evaluatie van deze wet» in de Tweede Kamer is een aantal moties aangenomen. In deze brief ga ik nader in op de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan deze moties.

Nr. 16: Motie van het lid Weekers c.s. over indicering en RIO's

In deze motie wordt gevraagd hoe de indicering en advisering in grote en kleine gemeenten is geregeld en of deze verbetering behoeft. Tevens wordt gevraagd welke knelpunten er bij de onderscheiden Regionale Indicatie Organen (RIO's) zijn, en hoe bevorderd kan worden dat RIO's goed functioneren.

Tijdens het Algemeen Overleg op 9 juni 1999 over indicatiestelling heeft Staatssecretaris Vliegenthart toegezegd het functioneren van de RIO's te evalueren. Ik heb inmiddels Staatssecretaris Vliegenthart verzocht om bovengenoemde vragen mee te nemen in deze evaluatie. De resultaten van deze evaluatie worden verwacht in de loop van 2001.

Nr. 17: Motie van het lid Weekers c.s. over het instellen van een landelijk klachtenmeldpunt

In deze motie wordt de regering verzocht een landelijk klachtenmeldpunt te openen en de daar gegenereerde informatie te betrekken bij volgende evaluaties.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heb ik in reactie op deze motie opgemerkt dat ik een landelijk klachtenmeldpunt voor een regeling die gedecentraliseerd is naar de gemeente een contradictio in terminis vind. Gemeenten kunnen een gemeentelijke ombudsman als klachten-meldpunt laten fungeren. Deze vormgeving heeft ook de voorkeur van de gemeenten. Zo bleek tijdens het bestuurlijk overleg met de VNG op 27 januari jl. Het lijkt mij ook beter bestaande mogelijkheden om klachten objectief te laten behandelen te benutten in plaats van nieuwe te creëren. Daarnaast kunnen uiteraard ook via een periodieke evaluatie klachten geïnventariseerd worden. Zo maakt een grootschalig cliëntenonderzoek deel uit van de derde evaluatie van de Wvg, zodat op basis van deze evaluatie een oordeel kan worden gevormd over de cliënt-tevredenheid.

Nr. 18: Motie van het lid Spoelman c.s. over de samenhang tussen de regelingen voor gehandicapten

In deze motie wordt gevraagd om een onderzoek te verrichten naar de knelpunten met betrekking tot de afbakening tussen en de samenhang binnen de bestaande wetten en regelingen voor gehandicapten teneinde deze om te vormen tot een samenhangend, geïntegreerd geheel.

In reactie op deze motie heb ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel al aangegeven dat de situering op de departementen van de verschillende aspecten van het gehandicaptenbeleid gerelateerd aan de Wvg kritisch zal worden bekeken. Per brief van 1 november 1999 bent u geïnformeerd over de nieuwe ronde van Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO's). Een van deze onderzoeken betreft de Wvg. Doel van dit onderzoek is om na te gaan in hoeverre een duidelijker afbakening van beleidsverantwoordelijkheden en voorzieningenpakketten kan bijdragen aan een grotere doelmatigheid en doeltreffendheid, zowel in maatschappelijk als in financieel opzicht.

Het rapport van het IBO-Wvg onderzoek verwacht ik deze zomer. Daarna zal het rapport met een kabinetsreactie aan u worden aangeboden.

Nr. 19: Motie van het lid Lambrechts c.s. over doorlooptijden Wvg-aanvragen

In deze motie wordt gevraagd alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat Wvg-aanvragen sneller worden afgehandeld.

Uit de tweede evaluatie van de Wvg bleek dat vooral bij de woningaanpassingen lange doorlooptijden bestaan. Op 27 januari jl. heb ik tijdens het bestuurlijk overleg dat ik samen met de Staatssecretaris van VWS met de VNG heb gevoerd, de problematiek van de doorlooptijden nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht van de VNG gebracht. Daarbij werd met name door de VNG aangegeven dat het bij woningaanpassingen om maatwerk gaat en dat dit vaak tijd kost. Bij de derde evaluatie zal meer inzicht worden verkregen in de achterliggende oorzaken van de doorlooptijden. Op basis van deze informatie kunnen mogelijke oplossingen voor de doorloop-tijden bezien worden. Daarbij kan ook gedacht worden aan de ontwikkeling van een benchmark, waarbij via het in kaart brengen van best-practices en het beschikbaar stellen van deze informatie aan gemeenten een bijdrage geleverd kan worden aan de problematiek van de doorlooptijden.

Nr. 20: Motie van het lid Lambrechts c.s. over nadere omschrijving van de zorgplicht

In deze motie wordt gevraagd om een nadere omschrijving van het begrip zorgplicht opdat meer duidelijkheid ontstaat over het daarmee samenhangende voorzieningenpakket.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heb ik aangegeven dat de invulling van de zorgplicht bij de derde evaluatie uitgebreid aan de orde komt. Omdat het door de Kamer onwenselijk werd geacht hierop te moeten wachten, heb ik aangegeven het punt van de zorgplicht nader te zullen bestuderen en daarbij tevens inventarisaties van gehandicapten-platforms die hiervoor al voorzetten hebben gegeven, te betrekken. Het jurisprudentie-onderzoek naar de zorgplicht is in volle gang. Naar verwachting kan ik dit voorjaar de Kamer terzake nader informeren.

Nr. 21: Motie van het lid Lambrechts c.s. over socialehulphonden

Met deze motie wordt de regering gevraagd na te gaan op welke wijze de vergoeding van deze socialehulphond het best kan worden geregeld.

In mijn brief van 4 november 1999 (Kamerstukken II, 1999–2000, 26 435, nr. 26) heb ik aangegeven dat ik deze motie onder de aandacht gebracht heb van de Staatssecretaris van VWS.

Omdat in het kader van eerdergenoemd IBO-Wvg onderzoek ook gekeken wordt naar de hulpmiddelen en eventuele afbakeningsproblemen met de Wvg, zal in dit verband ook de soho-hond worden betrokken.

Nr. 23: Motie van het lid Eisses-Timmerman c.s. over de planning derde evaluatie Wvg

In deze motie wordt gevraagd om de derde evaluatie van de Wvg uiterlijk voor de aanbieding van de begroting van het jaar 2001 aan de Tweede Kamer te doen toekomen en wordt de regering verder verzocht een aantal onderwerpen in die evaluatie te betrekken.

De derde evaluatie van de Wvg is een omvangrijk traject dat bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken. Het is niet doenlijk gebleken om de planning van deze deelonderzoeken naar voren te halen, omdat deze deelonderzoeken elkaar in tijd opvolgen en in sommige gevallen ook afhankelijk zijn van elkaar. Wel heb ik kunnen bewerkstelligen dat het budgettaire deel van de derde evaluatie beschikbaar komt vòòr de behandeling van de begroting voor 2001, zodat op dat moment de vraag beantwoord kan worden of de middelen toereikend zijn en of de verdeling adequaat is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven