nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met de tweede evaluatie
van die wet.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
9 maart 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
voorzieningen gehandicapten te wijzigen in verband met de tweede evaluatie
van die wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet voorzieningen gehandicapten wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onder c, vervalt: «, en waarvan de kosten
niet meer bedragen dan f 45 000,–» en wordt «indien
de voorziening gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische
beperkingen» vervangen door: indien de voorziening:
1°. gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen;
of
2°. een uitraasruimte betreft;
2. In het eerste lid, onder d, wordt de punt aan het slot vervangen door
een puntkomma, waarna een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende:
e. uitraasruimte: een ruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis
ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
3. Het achtste lid vervalt.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Het gemeentebestuur stelt bij verordening regels vast, die zijn gericht
op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering
van de wet met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet.
C
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de gevallen en de vorm waarin voorzieningen kunnen worden verleend,
waarbij wordt bepaald dat woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn
aan of meer bedragen dan f 100 000,– niet worden verleend,
tenzij weigering van die voorziening gelet op het belang dat deze regeling
beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard;
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder a, kan door Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, met ingang van een kalenderjaar worden gewijzigd, indien daartoe
aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van de prijzen van bouwkundige
of woontechnische ingrepen in of aan de woning.
D
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8
1. Alvorens op een aanvraag van een woonvoorziening waarvan de kosten
gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45 000,– te besluiten,
wint het gemeentebestuur omtrent de noodzaak van deze voorziening advies in
van het orgaan, bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is op in die maatregel aan
te wijzen voorzieningen.
E
Na artikel 10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ten laste van
's Rijks kas aan de gemeente een uitkering verstrekken in de kosten van:
a. voorzieningen aan gehandicapten die verblijven in een instelling die
ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is toegelaten;
b. woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen
dan f 45 000,–.
2. Met betrekking tot het eerste lid worden bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Daarbij kan onderscheid worden
gemaakt tussen categorieën gemeenten.
Artikel 10b
1. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gegevens die hij met betrekking tot
deze wet nodig heeft.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van de in het eerste lid
bedoelde gegevens.
F
In artikel 22 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.»
voor het eerste lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,