26 429
Topsportbeleid

28 600 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003

nr. 14
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 december 2002

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 13 november 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Ross-van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het sportbeleid. Het overleg werd gevoerd aan de hand van:

– onderdeel sportbeleid van de VWS-begroting voor 2003 (28 600-XVI, nr. 2, beleidsartikel 9) en de antwoorden op de gestelde vragen;

– brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 28 juni 2002 inzake het Omnisportcentrum Apeldoorn (VWS-02-826);

– brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 12 juli 2002 inzake topsportevenementen en -accommodaties (26 429, nr. 11);

– brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 26 september 2002 inzake het trendrapport «Bewegen en Gezondheid 2000/2001» (VWS-02-1078);

– brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 21 oktober 2002 inzake het onderzoek naar doping in de breedtesport (VWS-02-1169).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Verbeet (PvdA) constateert dat het nieuwe kabinet er helaas voor heeft gezorgd dat 1500 Melkertbanen in de sport op de tocht staan en dat de fietsaftrek wordt afgeschaft. Ook de actie van de belastingdienst richting de vrijwilligersvergoeding is niet geruststellend. Wat heeft de staatssecretaris ondernomen om deze maatregelen te verminderen en hoe denkt zij de negatieve effecten ervan op te vangen?

Veel voorstellen hebben erg lang in de pijplijn van VWS gezeten. Is de positie van VWS als sportdepartement wel helder en krachtig genoeg? Is de traagheid geen extra argument om te komen tot heldere sportwetgeving? Hoever is het met de voorbereidingen van deze wetgeving, waar de Kamer bijna een jaar geleden bij motie om heeft gevraagd?

Er zijn allerlei voorbeelden van positieve bijdragen die sport en sporters kunnen leveren aan de versterking van de sociale samenhang en aan de overdracht van spelregels die niet alleen in de sport, maar ook in de samenleving gelden. In Kenia geven profvoetballers op het veld voor de wedstrijd aids-voorlichting en in Den Haag werkt ADO-Den Haag mee aan het project «De held op basisscholen» waarbij profvoetballers met jongens en meisjes praten over pesten, zinloos geweld en racisme. Deze sporters doen vrijwillig iets terug voor de samenleving. Wanneer regelt de staatssecretaris dat alle voetbalclubs dit project overnemen?

De breedtesportmaatregel lijkt een groot succes. Klopt het dat het beschikbare budget volledig is besteed? Mevrouw Verbeet heeft begrepen dat verenigingen nog niet genoeg profijt trekken van de breedtesportimpuls. De samenwerking van gemeente en onderwijs gaat vlotter dan die met de verenigingen. Zij dringt erop aan dat de breedtesportimpuls structureel beleid wordt en vraagt in een toekomstige regeling de positie van verenigingen te versterken. Ook vindt zij het wenselijk dat alle kinderen in de leerplichtperiode kennismaken met het sportaanbod van verenigingen in de eigen omgeving.

Over de positie van verenigingen heeft zij veel zorgen. Alle sportorganisaties kampen met een enorm tekort aan kader en vrijwilligers. Een apart vraagstuk is het gebrek aan scheidsrechters, vooral bij de jeugd. Om tegemoet te komen aan de grote behoefte aan vrijwilligers, stelt zij voor om ieder jongere van 18 jaar na het verlaten van het voortgezet onderwijs het recht te geven een jaar fulltime vrijwilligerswerk te doen. Ook stelt zij voor afgestudeerden de mogelijkheid te bieden om hun studieschuld af te lossen via het verrichten van vrijwilligerswerk. Vanzelfsprekend liggen hieraan duidelijke prestatiecontracten ten grondslag. Het plan is nog niet uitgewerkt, maar het idee is dat er een fonds wordt gevormd (gevuld door de sportorganisaties en de overheid) waaruit jongeren een leefvergoeding krijgen om een jaar vrijwilligerswerk te kunnen doen. De verwachting is niet dat alle 18-jarigen dit willen, maar er is een groep die daarin interesse heeft en er bestaat een grote behoefte bij de verenigingen. Zij vraagt de staatssecretaris om hier een haalbaarheidsonderzoek naar te doen en een experiment mogelijk te maken.

De sport kampt met een groot gebrek aan goede jeugdscheidsrechters. In 1995 waren er 13 000 voetbalscheidsrechters, nu nog maar 8000. In het jeugdvoetbal worden 30 000 wedstrijden gespeeld, maar er zijn slechts 6000 scheidsrechters beschikbaar. De KNVB heeft allerlei initiatieven ontplooid, zoals het masterplan jeugdarbitrage, maar er is behoefte aan een sterkere impuls. Het optreden als scheidsrechter is niet alleen een belangrijke ervaring voor toekomstige werkers in het onderwijs en in de sport, maar voor alle jonge mensen. Alle studenten van relevante opleidingen (zoals CIOS, pabo, officiersopleiding) zouden in het kader van hun opleiding de kans moeten krijgen scheidsrechtersdiploma's te halen en hiervoor studiepunten te krijgen. Ook voor leerlingen in het voortgezet onderwijs van 16 jaar en ouder zou de mogelijkheid moeten bestaan het scheidsrechtersdiploma te halen met toekenning van studiepunten. Vervolgens kunnen ook voor het fluiten van een bepaald aantal wedstrijden studiepunten worden toegekend. Is de staatssecretaris bereid de haalbaarheid van dit voorstel na te gaan?

Een laatste voorstel ter bevordering van het vrijwilligerswerk is dat leerlingen in het voortgezet onderwijs in het algemeen vrijwilligerswerk kunnen doen. De staatssecretaris wordt verzocht ook dit voorstel op te pakken.

Schooljaren zijn cruciaal voor het leren van gezond bewegen en gezond leren bewegen, maar ook voor het kennismaken door leerlingen met zoveel mogelijk verschillende sporten. Kamerbreed is vastgesteld dat kinderen aan het eind van de basisschool moeten kunnen zwemmen en voor het uitvoeren van die regeling is een uitkering van ongeveer 5 mln ter beschikking gesteld. Voorlopig doen 36 gemeenten hieraan mee. Mevrouw Verbeet vraagt dit beleid structureel te maken en open te stellen voor alle gemeenten. De verplichte invoering van het vak bewegingsonderwijs voor alle leerlingen als slaag-zakeindexamenvak wijst zij af, maar zij stelt wel voor om kinderen in het voortgezet onderwijs bij bewegingsonderwijs inspraak te geven bij het formuleren van hun eigen prestatiedoelen. In een persoonlijk dossiers kunnen de ambities en behaalde prestaties worden vastgelegd.

Een ander punt van zorg is dat het bewegingsonderwijs in het mbo onvoldoende ruimte krijgt. Zou de staatssecretaris – samen met haar collega van Onderwijs – willen voorschrijven dat ROC's mbo-studenten verplicht bewegingsonderwijs moeten aanbieden dat hen adequaat voorbereid op de toekomstige beroepsbeoefening met het oog op het voorkomen van beroepsziekten en arbeidsongeschiktheid?

Mevrouw Verbeet is verheugd over de nieuwe regeling voor topsportaccommodaties en evenementen. De regeling is dankzij de gezamenlijke inzet van VVD en PvdA tot stand gekomen. Is er bijgedragen vanuit ICES-gelden of EZ-begroting? De inkomenspositie van topsporters is door de instelling van het stipendiumfonds goed geregeld. Omdat bij sommige sporten de atleten langer doorgaan, moet wel een pensioenvoorziening worden getroffen. Voor profvoetballers is een prachtige regeling getroffen, maar voor de minder lucratieve sporten is niets geregeld. Wanneer kan de Kamer een uitwerking van de aangenomen motie-Rijpstra/Middel van juni 1999 tegemoetzien?

Het jaar 2003 is uitgeroepen tot het internationale jaar voor gehandicapten. In de begroting komt de gehandicaptensport niet afzonderlijk aan de orde. Mevrouw Verbeet vindt dat onbegrijpelijk, gezien het groeiend aantal sporters met een beperking en de successen van de Nederlandse spelers in internationale wedstrijden. Heeft de staatssecretaris afspraken gemaakt met NOS en sportredacties over het besteden van aandacht aan gehandicaptensport? In Het Parool van 15 oktober jl. spreekt Sandra Kuipers (winnares van de wereldkampioenschappen rolstoeldansen) haar grote teleurstelling uit over het ontbreken van elke journalistieke belangstelling tijdens de wedstrijd. Heeft VWS voldoende geld gereserveerd voor de subsidie aan bonden van gehandicapte sporters om de beoogde integratie in reguliere sportbonden mogelijk te maken? Is er voldoende expertise voor de integratie van de sportinfrastructuur voor gehandicapten op lokaal niveau?

In een eerder overleg is het probleem van vervoer van gehandicapte sporters naar wedstrijden besproken, maar niet opgelost. Gehandicapte sporters dienen de kosten van vervoer naar wedstrijden direct vergoed te krijgen. Er is onderzoek naar aard en omvang van dit probleem toegezegd. Wanneer komt de uitslag van dit onderzoek? Het vervoer van sporters met een beperking naar trainingen en wedstrijden moet in 2003 goed worden geregeld.

Nogal wat sporters hebben problemen met de aanschaf van hulpmiddelen, zoals rolstoelen en prothesen. Gedacht kan worden aan een apart sport-PGB. Hoe staat de staatssecretaris hier tegenover?

De conclusies en aanbevelingen uit het rapport Doping in de breedtesport worden door de staatssecretaris overgenomen. Dat is verstandig. De resultaten van het trendrapport Bewegen en gezondheid leiden niet vanzelf naar meer nadruk op sportbeoefening. In tegendeel: het stimuleren van wandelen, fietsen, ramen lappen en in de tuin spitten blijkt volgens dat rapport efficiënter. Maar de rapporten signaleren een onduidelijkheid in de mate waarin Nederlanders te weinig bewegen, en de verschillen in effecten van maatregelen bij hoger en lager opgeleiden blijken groot. Hoe wordt daarmee rekening gehouden bij de voorlichting? Mensen die meer bewegen blijken productievere werknemers. De meeste sporten blijken nauwelijks risico's met zich mee te brengen. Slechts een beperkt aantal sporten is verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de blessures en dit aantal vertoont ook nog – mede dankzij het overheidsbeleid sportblessurevrij – een dalende lijn. Toch wordt met name in het MKB geklaagd over het ziekteverzuim als gevolg van sportblessures. Niet ontkend kan worden dat dit in kleine ondernemingen een groot probleem is. Binnenkort zal de PvdA het MKB, NOC-NSF en een aantal verzekeraars uitnodigen om te komen tot een speciale verzekering voor de risico's van sportbeoefening door werknemers.

Het ligt niet voor de hand dat de staatssecretaris de resterende weken nog veel zaken kan aanpakken. Dat leidt voor het sportbeleid tot een betreurenswaardig tempoverlies. Mevrouw Verbeet wenst partijen een sportieve verkiezingstijd toe en de nieuwe bewindspersoon slagvaardigheid.

De heer Atsma (CDA) is verheugd dat weer kan worden gediscussieerd over de sport en haar toekomst. De nota «Wat sport beweegt», die nadrukkelijk ingaat op de maatschappelijke betekenis van sport met al z'n plussen en minnen, van integratie tot het belang van de volksgezondheid, vormt nog steeds een uitstekend vertrekpunt. Vorig jaar is het concept «Nederland Sportland» gepresenteerd. Het is een goed concept, maar de vraag rijst wat nu van dit concept overblijft. Wat is de stand van zaken rond de zogenaamde regiegroep en krijgt het door NOC-NSF opgestelde concept een verdere inbedding in het beleid?

Sport bindt de sporters, maar ook de miljoen vrijwilligers. Het is duidelijk dat de druk op de vrijwilliger de laatste jaren fors is toegenomen. Als de signalen goed worden geïnterpreteerd zal die druk de komende jaren verder toenemen. Voor de staatssecretaris kan het een uitdaging zijn om juist op het beleid dat de vrijwilliger raakt, met een eigen visie te komen. Deze visie kan verschillende aspecten hebben. Een discussie met bijvoorbeeld de collega van Financiën zou daarin een niet onbelangrijke rol kunnen spelen.

De motie die enkele jaren geleden door een Kamermeerderheid is aanvaard, waarin wordt ingegaan op de stagemogelijkheid binnen het onderwijs, verdient de aandacht. De heer Atsma pleit niet voor een vrijwillige stage met een professionele afronding te betalen door sportbonden en anderen, maar een vroegtijdige confrontatie van de jeugd met het belang van vrijwilligerswerk zou kunnen worden geïntegreerd in het onderwijs. Hoe staat het met de follow-up?

Uit het novembernummer van Sport International blijkt dat het ledenverloop van sportbonden sterk varieert, met als uitschieters de golfsport (stijgt 200%) en badminton (daalt 40%). Dit moet ingrijpende gevolgen hebben voor de betreffende bonden en de beoefening van die takken van sport. Het lijkt verstandig te analyseren, ook in financiële zin, wat de gevolgen hiervan zijn, temeer nu sportbonden verplicht zijn meerjarenbeleid te maken. Een tweede opmerkelijke conclusie in Sport International was de perceptie van mensen die in de sport actief zijn over wat VWS en NOC doen. Vaak denkt men dat VWS en NOC in elkaars verlengde liggen ofwel dat beide instanties hetzelfde doen. In werkelijkheid zijn er heldere afspraken gemaakt over wie wat doet. Kan de staatssecretaris hier haar licht over laten schijnen en alle koepelorganisaties bij dit onderzoek betrekken? Wellicht blijkt uit onderzoek dat een aantal organisaties zich bezighoudt met taken die oorspronkelijk niet tot hun werkgebied behoorden. Een kerntakendiscussie rond de structuur van de koepelorganisaties lijkt wenselijk.

De Kamer heeft het kabinet indertijd gestimuleerd om snel met een accommodatie- en evenementenbeleid te komen en de huidige regeling is prima. Nieuwe accommodaties zijn nodig om op termijn grote evenementen te kunnen organiseren. Het gaat hierbij niet alleen om accommodaties die internationaal topsportproof zijn, maar die ook nuttig zijn voor de breedte- en gehandicaptensport. Nieuwe accommodaties zijn bovendien nodig om Nederland op de wereldkaart te zetten voor alle takken van sport. Wat gebeurt er dan met bestaande topsportaccommodaties die in problemen zijn gekomen? Biedt de regeling ook mogelijkheden om bij te springen waar acute problemen zijn, bijvoorbeeld bij het Thialf-stadion en het Fanny Blankers-Koen-stadion in Hengelo, waar sprake is van een gigantisch en acuut asbestprobleem?

In toenemende mate lijkt de tendens te ontstaan dat internationale bonden Nederland mijden bij het organiseren van grote toernooien vanwege het oninteressante fiscale klimaat, de ongunstige belasting voor de sporter in vergelijking met het buitenland en de situatie rond de tv-rechten, waarbij Nederland onder een zwaarder regime valt dan de omringende landen. Harmonisatie ook op dit punt is zeer belangrijk. Het op korte termijn in beeld brengen van de fiscale problematiek is nodig omdat Nederland «gekke Henkie» van Europa driegt te worden nu hier over de inkomsten belasting wordt geheven en de organisaties vervolgens met vennootschapsbelasting te maken krijgen. De fiscale sportersregeling vertoont in Europese context teveel hiaten. De pensioenvoorziening hoort in dit rijtje thuis. Dit probleem raakt verschillende sporten, zoals voetbal, schaatsen en de paardensport.

Het onderzoek naar dopinggebruik in de breedtesport heeft geen verontrustende conclusies opgeleverd. Er is slechts een punt van zorg bij de krachtscholen/fitnesscentra. De staatssecretaris zou met de koepel van sportscholen en de krachtsportfederatie kunnen bezien wat aanvullend in preventieve zin kan worden gedaan. Vanuit de trainers, coaches en begeleiders komt veel vraag naar meer informatie. Naast preventie kan worden gedacht aan dopingcontroles, in samenspraak met Fitvak of de andere koepelorganisaties.

Een punt van toenemende zorg vormen de risico's verbonden aan genetische doping, een in de Kamer en Nederland bijna onbesproken onderwerp. De heer Atsma vraagt de staatssecretaris dit onderwerp met voorrang op de (internationale) agenda te plaatsen en een visie te ontwikkelen, nu dit punt raakvlakken heeft met de waarden- en normendiscussie in de sport. In de memorie van toelichting bij de begroting mist hij aandacht voor de specifieke waardeprogramma's. Een koepel als de NCSU heeft goede ideeën en heeft initiatieven genomen. De waardeprogramma's zouden kunnen worden ingebed in de sport en gekoppeld aan het jaar van opvoeding en sport. De conclusies zouden in 2004, het Europese jaar van opvoeding en sport met een slotmanifestatie in Nederland, kunnen worden gepresenteerd.

Mevrouw Kant (SP) constateert dat sport een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van de samenleving en dat sportverenigingen hierbij het cement zijn. Daarom is het een probleem dat veel sportverenigingen financieel in de knel zitten en dat 90% kampt met tekorten in het kader. NOC-NSF heeft een plan ingediend dat 17 mln kost. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?

Hoe staat zij tegenover het idee om sportvriendelijke maatregelen als afschaffing of compensatie van OZB – zoals in Duitsland voor algemeen nut beogende instellingen – te treffen? In 2002 is geld van de ecotaks naar het evenementen- en accommodatiefonds gegaan. De vraag is of dit structureel zou kunnen worden.

Het breedtesportfonds is een goed initiatief. Kan dit fonds worden uitgebreid? Gedacht kan worden aan een extra jeugdsportfonds binnen het fonds. Jeugdsport kan nu ook een beroep doen op het breedtesportfonds, maar omdat sport voor kinderen en jeugd extra belangrijk is, is een extra potje binnen het fonds nuttig. Ook kan worden gedacht aan een sportstrippenkaart, landelijk gefinancierd en door de gemeentes uitgevoerd, voor alle jeugd in Nederland, waarmee zij gratis toegang hebben tot de sportvereniging van hun keuze.

Onderwijs is een belangrijke basis voor sport. Sport dient daarom een volwaardig vak te zijn op elke school. Hoe staat het met de gekwalificeerde vakdocenten in het bewegingsonderwijs?

Het is teleurstellend dat er voor het invoeren van schoolzwemmen nog geen meerderheid is gevonden. Er is maar één mogelijkheid dat alle kinderen gegarandeerd zwemles krijgen: via schoolzwemmen als verplicht onderdeel van het lessenpakket. Naar aanleiding van incidenten is onlangs opnieuw via Kamervragen aandacht hiervoor en voor de mogelijkheid van detectiesystemen gevraagd. De effecten van detectiesystemen bleken niet duidelijk, maar een evaluatie werd toegezegd. Het is te betreuren dat ook werd opgemerkt dat het te duur is.

De subsidie voor het project sociale preventie voetbalvandalisme dat tot 12 juli liep, blijkt te zijn gestopt. Mevrouw Kant betreurt dat, temeer nu de projecten zeer succesvol waren. Voorkomen is beter dan maatregelen achteraf nemen. Aanvankelijk was de staatssecretaris voorstander van een meldplicht bij voetbalsupporters met een stadionverbod. Dit was verheugend en verrassend. Waarom is dat idee nu ingetrokken?

Doping vormt geen groot probleem bij de amateursport in het algemeen, maar wel bij de krachtsport. Is het dan niet nodig om specifiek bij die tak van sport te bezien welke maatregelen nodig zijn?

Er zijn nog steeds te weinig mensen actief en het blijkt moeilijk daar verandering in te brengen. Veel is te halen uit alledaagse zaken als fietsen, wandelen en werken, minder uit de georganiseerde sport. Daarom is het jammer dat de fietsaftrek uit het belastingplan is geschrapt. Is de staatssecretaris het hiermee eens?

Er moeten meer mogelijkheden komen voor sporten tussen werk en school door. Het Herle College in Heerlen wil een fitnessruimte opzetten voor leerlingen en hun ouders. Dit is een positief initiatief. Wil de staatssecretaris hieraan meebetalen en is zij meer in het algemeen voorstander van dit soort projecten?

De positie van gehandicapten in de sport dient aanzienlijk te verbeteren. Nog steeds zijn er grote problemen met toegankelijkheid voor actieve en passieve sportbeoefening door gehandicapten. Wat is de inzet van de staatssecretaris op dit punt?

De SP-fractie werkt aan een initiatiefwet voor buitenspeelruimte. Hoe ziet de staatssecretaris het plan om gemeenten een minimumpercentage aan ruimte per wijk – met invulling door bewoners en gemeente – op te leggen, die zij moeten reserveren voor buitenspeelruimte voor kinderen? In een recent interview gaf de staatssecretaris aan dat jongeren meer moeten gaan bewegen en meer naar buiten moeten in plaats van achter de computer.

De heer Wiersma (LPF) houdt een betoog met als motto «De regels van het spel». Sport draagt een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid dan haar thans wordt toebedeeld. Deze onderwaardering komt niet alleen door gebrek aan politieke belangstelling, maar ook door de krachtenvelden binnen de sport die ondanks alle inspanningen nog steeds onvoldoende de nadruk leggen op de grote voordelen die sportbeoefening voor de samenleving kan betekenen. Zo betekent sportief bezig zijn letterlijk met winst en verlies kunnen omgaan, geconfronteerd worden met de eigen grenzen en beperkingen. Daarbij heeft de sport haar eigen regelgeving en is het een wereld op zich die beoefenaars en toeschouwers mateloos kan boeien. De begrenzing van de arena en alles wat zich rondom afspeelt is een fenomeen van alle tijden: het de beste willen zijn, de elementen van de competitie en de concurrentie, hoop, bedachtzaamheid en het leren omgaan met het eigen lichaam en emoties vertaalt zich naar het sociale aspect van de plaats die deze sportbeleving inneemt. De sport is een eigen wereld waarin mensen zich kunnen terugtrekken, actief maar ook vanuit een passieve beleving, zoals vanuit de rol van de supporter. Sportbeleving heeft op ieder niveau een bijzondere relatie tussen haar beoefenaars, ongeacht hun niveau. Als instrument is het optimaal inzetbaar bij bijvoorbeeld integratie, ongeacht ras, huidskleur, geloof leeftijd, man/vrouw en geaardheid.

De overheid heeft voor de sportontwikkeling altijd drie pijlers gehanteerd: toegankelijkheid, bereikbaarheid en duurzaamheid, steeds vanuit een maatschappelijk perspectief. De rol van NOC-NSF mag niet te overheersend worden. Datzelfde geldt voor de sportbonden die over het algemeen niet altijd even competent zijn. De georganiseerde sport dient een nieuwe beleving te ondergaan waarbij meer aandacht is voor het individu in relatie tot de sociale beleving. Wederzijds respect, sportiviteit, het koesteren van talent en het onderling speelplezier horen zwaarwegende argumenten te zijn. Bovendien zal meer zakelijkheid in het beleid de boventoon moeten voeren. Het meetbare subsidiebeleid dient voortdurend te worden gescreend en uitgangspunten verdienen mogelijk heroverweging. Een nieuwe start maken met ingrediënten van recreatieve beoefening, breedtesport en topsport in samenspel met de huidige ontwikkelingen verdient overweging. De min of meer ontspoorde bedrijfstak van het betaalde voetbal met zijn problematiek rond de supporters kan niet langer in leven worden gehouden op kosten van de gemeenschap. De sport dient weer meer gezicht te krijgen binnen het bereik van miljoenen beoefenaars. Binnen de sportorganisaties is het dan ook nodig een ander niveau van uitdagingen door te voeren, een soort nieuw elan dat parallel kan lopen met veranderingen op het politieke en maatschappelijke vlak.

Hierna stelt de heer Wiersma een groot aantal vragen.

1. Is de staatssecretaris van mening dat de sport veel meer op de politieke agenda thuishoort dan nu het geval is?

2. Is de staatssecretaris van mening dat de structuur binnen de sport -het ministerie, NOC-NSF, de sportkoepels, de bonden, de clubs en aanverwante instellingen – ideaal kan worden benut om brandende kwesties uit de hedendaagse politiek, bijvoorbeeld veiligheid en integratie, mee op te lossen? Zo ja, welke aansturing kan de staatssecretaris aangeven om hier doelmatig op in te spelen? Zo nee, wordt het dan geen tijd om de functionaliteit van de sportorganisaties eens goed door te lichten?

3. Is de staatssecretaris het ermee eens dat de breedtesport in feite de topsport ondersteunt en dat meer budget moet worden gevonden om naast de topsportdoelstellingen ook het breedtesportbudget op te krikken?

4. Veel geld gaat naar de ondersteuning van topsportbeleid, bijvoorbeeld talentontwikkeling, terwijl dit een beperkte groep is. Mensen met minder talent – dat is nog altijd het grootste deel – dienen ook aan hun trekken te komen en hebben ook recht op voorzieningen uit de algemene middelen. In 1995 was het adagium van de overheid «Van doel naar stoel». Anno 2002–2003 dient er opnieuw een sterke breedtesportimpuls te worden gegeven, bijvoorbeeld met het adagium «Van stoel naar smoel», dat wil zeggen: de positie van de sport moet meer gezicht krijgen, waarin iedereen zich herkent. Het is een nieuwe manier van omgaan door de overheid met de burgers en andersom. Kan de staatssecretaris zich in deze mening vinden en wat gaat ze eraan doen?

5. Denkt de staatssecretaris dat een verfrissende nieuwe aanpak mogelijk is met extra geld voor de breedtesport vanuit andere departementen (zoals EZ of OCW), nu de begroting van VWS onder druk staat?

6. Is de staatssecretaris het ermee eens dat de sportbonden daadwerkelijk meer moeten doen voor de breedtesport en dat binnen het onderwijs meer actief sportbeleid moet worden gevoerd, bijvoorbeeld om ook tieners meer aan sport te laten doen met behulp van beschikbare organisaties en netwerken?

7. De burger heeft een grotere verantwoordelijkheid in de discussie rond de waarden en normen in de samenleving ten aanzien van het vrijwillig kader. De betaalde krachten dienen het goede voorbeeld te geven. Komt hier in de praktijk wel genoeg van terecht?

8. In 2004, het jaar van de sport onder voorzitterschap van Nederland, dient de overheid te laten zien dat serieus moeten worden omgaan met sport en opvoeding. Hoe staat het met de voorbereidingen hiervoor?

9. Uit recent Amerikaans onderzoek is gebleken dat de Amerikaanse bevolking steeds dikker wordt door een ongezonde leefstijl, waaronder te weinig beweging. Hoe denkt de staatssecretaris meer bewegen onder de bevolking te stimuleren? Het trendrapport 2000–2001 van het Sociaal en cultureel planbureau meldt dat slechts 2% van de bevolking de Nederlandse norm voor gezond bewegen zou halen als alleen de lichaamsportbeweging zou worden meegeteld. Wat onderneemt de staatssecretaris beleidsmatig om hier met de bestaande sportstructuren verandering in aan te brengen? Het RIVM stelt in het trendrapport bewegen en gezondheid van september 2002 nadrukkelijk dat door te weinig beweging het risicoprofiel voor hart- en vaatziekten aanmerkelijk toeneemt.

10. Het aspect van het openbare leven, waarvoor de LPF zich bijzonder inzet, staat voor een gezonde geest in een gezond lichaam. Sportbeoefening, zowel in de diepte als in de breedte, moet worden zoals oorspronkelijk bedoeld: de bevordering van het evenwicht tussen lichaam en geest. Hier moet meer beleid op worden gevoerd. Staat de staatssecretaris achter deze stelling?

11. Topsport accommodatiebeleid: als wordt gekeken naar de eisen van wereldbonden en internationale organisaties, wordt het beleid op dit terrein voor een groot deel belast met een kostenstijging, die op het bordje van de overheid en de lokale overheden komt. Dreigt dit beleid niet te veel door te schieten, waarbij de Nederlandse sport regels krijgt opgedrongen die het totale sportbudget kunnen ontwrichten? Wordt er voldoende gekeken naar de multifunctionele rol van nieuwe projecten die naast topsport ook breedtesport en andere evenementen zouden kunnen inpassen?

12. Omnisportcentrum Apeldoorn: de subsidie is goedgekeurd door de bobo's, de lobby tussen de betrokken sportbonden, het ministerie en de gemeente Apeldoorn, waarbij de indruk wordt gewekt dat bepaalde politieke partijen er belang bij hebben het plan door te drukken. Er is sprake van een voldongen feit. Bezien vanuit «de regels van het spel» lijkt dit een gelopen race, waarvan de uitslag tevoren vaststond en waarbij de politieke spelregels op bijzondere wijze zijn geïnterpreteerd. Het was logischer om na dit AO de subsidie eventueel toe te wijzen. Zo hoort een democratie te werken.

13. Sport in relatie tot elitair gedrag: sportorganisaties van groot tot klein dienen zich minder elitair op te stellen en meer aandacht te schenken aan de wensen van de burgers. Bestuurders kunnen aan de vergader-tafel mooie plannen bedenken, terwijl het in de eigen club «voor geen meter» loopt. Op papier zitten de plannen goed in elkaar, maar veel geld gaat verloren aan bureaucratie rond de sport. De doelstellingen moeten bijgesteld worden zoals in de nota Nederland Sportland, waarmee het geld op plaatsen terecht moet komen waar het hoort.

14. Bobo's binnen de sport hebben te weinig hart voor het algemeen belang; hoe hoger in de hiërarchie hoe lastiger dit fenomeen te bestrijden is.

15. Mediabeleid: In hoeverre is het mogelijk via de publieke omroep de kleinere sporten meer in beeld te brengen?

16. In hoeverre is de sportwereld, in het bijzonder de voetbalwereld, bereid en in staat om voor wat betreft het vandalisme de hand in eigen boezem te steken? De indruk is dat door de situatie op de velden en door de ondoorzichtigheid van de bestuurscultuur de betrokkenheid bij publiek, supporters en vrijwilligers afneemt met voorspelbare gevolgen. De preventieve supportersprojecten zullen dan ook zeker door moeten gaan. Door welke inzichten laat de staatssecretaris zich leiden?

De heer Rijpstra (VVD) wijst eerst op de vele goede resultaten die de afgelopen jaren op het gebied van sport zijn bereikt. Van onderwaardering is dan ook geen sprake.

Uit de verschillende stukken lijkt het erop dat budgetten voor de sport bij verschillende departementen beschikbaar zijn. Is het denkbaar dat de staatssecretaris nagaat of zij als coördinerend bewindspersoon met de andere departementen kan samenwerken en budgetten die richting sport kunnen gaan, via het departement van VWS laat lopen en alle al dan niet versluierde budgetten in kaart brengt? Meer transparantie is noodzakelijk. Kan het reeds gestarte onderzoek naar het in kaart brengen van het totaal aan geldstromen die in de sport omgaan, hierbij worden betrokken?

Hoe is het gesteld met de verantwoordelijkheden tussen overheid en de sport? Is de staatssecretaris bereid om die in kaart te brengen en daarover een notitie te laten schrijven? Bij de discussie daarover kan tevens worden bezien op welke wijze met het veld wordt gecommuniceerd – er is bijvoorbeeld geen Raad voor de sport zoals er wel een Raad voor cultuur of een Onderwijsraad is – en of het overleg met het veld via de koepelorganisatie NOC-NSF voldoende representatief is voor het veld.

Het is goed te constateren dat het beleid dat de sport zélf heeft geïnitieerd, is aangeslagen. Zo zijn door de KNVB 7700 en door de provinciale sportraden 26 000 barvrijwilligers opgeleid. De sport kan evenwel niet alles. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is van het onderzoek naar de onbedoelde effecten van wetgeving voor de sport?

Hoe zijn de ontwikkelingen op het gebied van de sportinfrastructuur? Wat is de rol van NISB en NOC-NSF en de relatie met provinciale sportraden en wat zijn de plannen voor de samenwerking tussen buurt, onderwijs en sport? Welke verwachting heeft de staatssecretaris van deze plannen? Worden de plannen doorgezet, zit men op het goede spoor, gaan gemeenten en onderwijs ermee door? Kan worden verwacht dat in de toekomst meer leraren lichamelijke opvoeding na schooltijd worden ingezet op dat gebied? NOC-NSF heeft aangegeven te streven naar 1500 sportwerkers in het veld die op dit terrein zouden kunnen functioneren. De kosten hiervan bedragen 45 mln.

Bewegen levert plezier, sociale cohesie en gezond gedrag op. In de Verenigde Staten, met veel dikke mensen, dikke kinderen en hoge kosten voor gezondheidszorg, is een campagne gestart om het overgewicht van kinderen tegen te gaan. Hiervoor wordt 190 mln dollar uitgetrokken, uitsluitend gericht op de jeugd. In Nederland zou een vergelijkbare campagne uitkomen op 16 mln. Hoe belangrijk acht de staatssecretaris het probleem van het overgewicht en op welke wijze zou zij het willen aanpakken?

Ook in andere preventieve aandachtspunten moet worden geïnvesteerd: de gezondheid van werknemers en van chronisch zieken is gebaat bij bewegen en blessurepreventie. Hoe denkt de staatssecretaris de zorg- en schadeverzekeraars en haar collega's ervan te doordringen dat ook zij investeren in dit soort plannen?

Het is prettig dat er een regeling voor het accommodatie- en evenementenfonds is. Opvallend is dat bij de topsportevenementenlijst 2003 van NOC-NSF het Europees kampioenschap atletiek voor gehandicapten ontbreekt. Een dergelijke lijst dient volledig te zijn. Ten aanzien van de A-accommodaties wordt gekozen om per tak van sport slechts één A-accommodatie beschikbaar te stellen. Is dit een bewuste keuze, wordt hier stringent aan vastgehouden en ontstaan met name bij de zaalsporten dan geen problemen?

In de begroting van OCW is 1 mln euro eenmalig beschikbaar gesteld om de veiligheid in zwembaden te vergroten. Dit past in het wetenschappelijk onderzoek dat onlangs is gestart, onder andere naar de mogelijkheden van het detectiesysteem. Hopelijk kan hierdoor een aantal zwembaden extra worden uitgerust met een detectiesysteem.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris spreekt haar waardering uit voor hetgeen haar voorgangsters op het gebied van de sport tot stand hebben gebracht. Zij betreurt het dat zij thans reeds demissionair is en dus wellicht veel zaken die door haar in gang zijn gezet, niet kan afmaken.

Over de sociaal preventieve supportersprojecten merkt zij op, dat momenteel een evaluatie plaatsvindt van deze projecten. Zij wil doorgaan met deze projecten, maar de evaluatie geeft antwoord op de vraag hoe moet worden doorgegaan. Het verwijt van de heer Wiersma dat de KNVB deze zaak op zijn beloop zou laten, is onterecht. De KNVB heeft wel degelijk de hand in eigen boezem gestoken. Alleen door middel van partnerschap is het mogelijk optimale resultaten te behalen.

Het budget voor breedtesportimpuls wordt momenteel volledig uitgeput. Alle gemeenten zijn bereikt. De verenigingen zijn wel degelijk voldoende betrokken bij dit project. Inderdaad valt te constateren dat niet alle gemeenten op de hoogte zijn van het feit dat zij partner van het ministerie van VWS zijn. Ten aanzien van de breedtesport wordt structureel beleid voortgezet, gericht op de initiatieven van het BOS-project (buurt-onderwijs-sport). Er zijn in dit kader 15 pilots toegewezen aan NOC-NSF met daarin opgenomen de professionals voor de verenigingen. Hierin wordt samengewerkt met onder andere de directie sociaal beleid waar het de vrijwilligersimpuls betreft. De gemeenten ontvangen in dat kader een extra impuls van 25 mln. De sport vervult daarin een belangrijke rol, want veel van die initiatieven hebben betrekking op de sport.

In een eerder overleg is de vraag naar verantwoordelijkheden in de sport c.q. verstrengeling van belangen aan de orde geweest. De relaties moeten zuiver zijn en de geldstroom dient zo transparant mogelijk te zijn. En dan niet alleen die van VWS, want ook andere departementen zoals OCW, Sociale Zaken en Economische Zaken hebben relaties met de sport. Er zal nader onderzoek worden gestart naar de geldstromen tussen enerzijds overheden onderling en anderzijds overheden en sport, ook met het oog op de versterking van de inter- en intradepartementale relaties. Aan de fluctuaties in ledentallen bij bonden wordt bij dit onderzoek aandacht besteed. Om een beter inzicht in de financiën bij de sport te krijgen wordt gekeken naar de kerntakendiscussie. Nagegaan wordt hoe de verantwoordelijkheden liggen, ook in relatie tot financiering.

De mogelijkheden van een fulltime maatschappelijke stage door jeugdigen – inclusief het al dan niet toekennen van studiepunten en het aflossen van de studieschuld – zal worden onderzocht. In aanvang zal dit slechts facultatief mogelijk zijn. De bewindsvrouwe zal hiertoe het initiatief nemen.

Zij zegt toe met haar collega's contact op te nemen over de jeugdscheidsrechtersopleiding. Zij geeft de Kamer in overweging dit ook aan de orde te stellen bij de behandeling van de begroting van OCW. Op het gebied van het vrijwilligersbeleid heeft zij recent het initiatief genomen om de NISB te ondersteunen voor vrijwillige kaderfuncties.

Het schoolzwemmen heeft een aanzienlijke impuls gekregen: 36 gemeenten doen mee. Het beleid richt zich hierbij op de kinderen met een verhoogd risico, veelal allochtonen. De staatssecretaris sluit aan bij het beleid van het ministerie van OCW, dat erop neerkomt dat het onderwijs niet verantwoordelijk kan worden gesteld nu schoolzwemmen niet in het kerncurriculum is opgenomen. Zij is er voorstander van dat alle kinderen een zwemdiploma halen, doch vindt niet dat dit verplicht in de leerdoelen moet worden opgenomen.

Vanuit ICES-gelden of het ministerie van EZ is niet bijgedragen aan topsportaccommodaties. Er is wel geprobeerd om voor de ICES-middelen in aanmerking te komen, maar dat is niet gelukt. EZ zal verder betrokken blijven bij de voortgang van dit beleid. Het streven is erop gericht te kunnen aantonen dat er sprake is van een win-winsituatie.

Het feit dat in de begroting geen aparte paragraaf over gehandicapte sporters is opgenomen, duidt erop dat de gehandicapte sporter integraal in het beleid is opgenomen. Wel zijn er aparte acties gepland, onder andere met betrekking tot sport door gehandicapten op tv. De bewindsvrouwe zal binnenkort een werkbezoek aan de NOS brengen, waarbij dit onderwerp op de agenda staat.

Inderdaad mag men sport door gehandicapten niet wegintegreren. Daarom zal er in het vervolg specifiek aandacht aan worden besteed. Zij heeft ook aandacht voor de toegankelijkheid van sportaccommodaties en de vervoersvoorzieningen, waarbij er evenwel rekening mee moet worden gehouden dat dit punt vooral op gemeentelijk of regionaal niveau speelt. Samen met de VNG zal zij kijken naar de regeling van het bovenregionaal vervoer. Het onderzoek naar de rolstoelers zal binnenkort zijn afgerond.

De staatssecretaris beaamt dat meer bewegen nodig is, met name voor de inactieven. Hier wordt nadrukkelijk op ingezet. Bij alle initiatieven wordt bezien waar specifiek op moet worden ingezet. Sport moet worden gestimuleerd, naast spel en bewegen. In dit kader is duidelijk dat wordt verwacht dat gemeenten in het ruimtelijk beleid rekening houden met mogelijkheden voor kinderen om te spelen. Zij is benieuwd naar het initiatief van de SP in dit verband, dat wellicht een aanleiding is om met gemeenten nog eens extra aandacht aan dit punt te schenken. Spel en sport in de buurt zijn van groot belang.

De regiegroep Nederland Sportland is niet meer actief, maar het accommodatie- en evenementenbeleid is hiervan een concrete uitwerking. Er is dan ook geen reden tot ontevredenheid.

Zij dankt voor de hulde voor het accommodatie- en evenementenbeleid. Uitgaven uit het fonds zijn afhankelijk van de plannen die worden ingediend. Bij Omnisportcentrum Apeldoorn is geen sprake van bobogedrag; het betreft hier een initiatief van bonden in samenwerking met gemeente en onderwijs, dus een initiatief van onderop, passend in democratische besluitvorming. Een behoorlijke exploitatie is uiteraard belangrijk en een goed plan daarvoor is zelfs vereist.

De keuze voor één A-accommodatie per tak van sport is tot stand gekomen in nauw overleg met de bonden. Ook de locatie voor deze accommodatie wordt vastgesteld in samenspraak met de bonden. Uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk bonden worden bediend en dat per bond één goede accommodatie wordt gehonoreerd. Overheid en bonden treden hier dus als partners op. Dit is tevens de reden dat beslissingen soms wat langer op zich laten wachten.

Hulp bij financiële of andersoortige problemen is mogelijk als het hulp bij renovatie betreft. De overheid levert geen exploitatiebijdragen. Het is ook niet mogelijk dat accommodaties met grote problemen zouden overgaan in overheidshanden. Hier wordt een scherpe lijn getrokken. Van degenen die een dergelijke accommodatie exploiteren, wordt een goede bedrijfsvoering verwacht. Bij projecten die mede door de overheid zijn gefinancierd, zal vanzelfsprekend worden bekeken op welke wijze hulp kan worden geboden, maar de overheid biedt niet a priori hulp bij projecten die in financiële nood verkeren. Het zou triest zijn als een goede topsportaccommodatie door financiële problemen verloren zou gaan, maar volledige financiële steun zou de verantwoordelijkheid van de overheid te boven gaan. De voorbeelden die zijn aangedragen, baren de staatssecretaris wel zorg. Zij zal desgevraagd met betrokkenen in overleg treden om te zien welke hulp zij eventueel zou kunnen bieden.

De tanende internationale belangstelling voor Nederland vraagt om extra aandacht. Dit heeft prioriteit, zeker gezien de internationale component in het kader van het jaar 2004 waarin Nederland opvoeding en sport nadrukkelijk op de agenda plaatst. De staatssecretaris zal dit punt ook opnemen met haar collega van Financiën. De Kamer zal op de hoogte worden gebracht van de pijnpunten die naar voren komen, en van de punten waarop mogelijk tot harmonisatie kan worden overgegaan. Overigens zijn de voorbereidingen voor 2004 in volle gang. De tijd dringt, dus binnen niet al te lange tijd zal meer duidelijkheid worden geboden. Zij zal ernaar streven dat genetische doping daarbij onderdeel zal uitmaken van de aandachtspunten. Dit punt heeft wel internationale belangstelling, maar een extra aansporing is beslist zinvol.

Met de krachtsportsector vindt overleg plaats. Nadere specifieke aandacht is noodzakelijk. Het betreft anabole steroïden en de handel daarin is verboden. De staatssecretaris benadrukt dat dit een punt van grote zorg voor haar is. Zelfregulering heeft de voorkeur, maar daarbij gelden wel grenzen, zeker wanneer het gaat om het waarborgen van de gezondheid van de jeugd. Als blijkt dat zelfregulering onvoldoende resultaten oplevert, zal worden bezien of andere maatregelen mogelijk zijn. Voorkomen moet worden dat één rotte appel het imago van de krachtsport schaadt. De overheid dient haar verantwoordelijkheid te nemen, ook in internationaal verband, voor de veiligheid en het welbevinden van mensen. Nu via internet vrijwel alles is te krijgen, is het beteugelen van de handel geen eenvoudige zaak. Ten aanzien van dopingcontrole wordt in eerste instantie gedacht aan controle door middel van collegiale visitatie, kwalificatie van lesgevenden in krachthonken en voorlichting. Het is niet meer dan normaal dat sporters of ouders van kinderen die sporten goed worden geïnformeerd over wat wel en wat niet kan worden gebruikt. De organisaties zijn hiermee bezig.

Het waardedebat en het bewerkstelligen van een goed imago voor de sport krijgen de volle aandacht. Waarden, normen, opvoeding, gezondheid en sport zijn nauw met elkaar verbonden. Alle groeperingen, ook de NCSU, worden actief bij dit debat betrokken.

In het kader van de preventieve supportersprojecten zou de strafrechtelijke meldplicht inderdaad het sluitstuk van de keten moeten kunnen zijn. Deze en andere mogelijkheden worden nader bekeken met andere ministeries en de KNVB. Het ziet ernaar uit dat veel excessen met de huidige instrumenten effectief te lijf kunnen worden gegaan. Bekeken wordt op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de uitvoering van de motie met betrekking tot sportwetgeving. Er kan al veel met bestaande wet- en regelgeving en bezien wordt of tijdelijke uitzonderingen nodig zijn voor eenmalige grote sportmanifestaties. Onderzoek en verdere uitwerking volgt. Waarschijnlijk verschijnt het rapport hierover in mei, juni aanstaande.

Het idee van een extra jeugdsportfonds binnen het breedtesportfonds is sympathiek, maar financieel niet haalbaar. Een toezegging in die zin is dus niet mogelijk.

De gemeenten staan over het algemeen positief tegenover een sportstrippenkaart, terwijl ook NOC-NSF de haalbaarheid van een dergelijke kaart bestudeert. De staatssecretaris zal dit punt nog eens extra onder de aandacht van NOC-NSF brengen. Misschien biedt het «Jaar van het gezin» een aardige aanleiding om dit idee nader uit te werken.

Het openen van fitnesszalen in scholen is een sympathiek idee, maar lastig uitvoerbaar zolang de huisvestingsgelden voor het onderwijs afkomstig zijn van het ministerie van BZK en vernieuwing in het onderwijs niet direct een vertaalslag kan krijgen met middelen. Dit kabinet probeert het geld door te decentraliseren naar scholen, waardoor mogelijk meer beleidsruimte zou kunnen ontstaan voor dit soort plannen. Extra geld is jammer genoeg niet beschikbaar. Fitnesszalen worden nu al gebouwd in bijvoorbeeld verzorgingshuizen en op het werk.

Op dit moment is in 75% van het onderwijs een vakdocent actief. Bij de initiatieven in het kader van buurt-onderwijs-sport wordt bezien in hoeverre mensen die actief zijn in het verenigingsleven, kunnen worden betrokken bij sportonderwijs. De adviezen van NOC-NSF worden hierbij betrokken. De staatssecretaris ziet met belangstelling uit naar de initiatiefwet Ruimte voor spel. Bij de voorbereiding van de Vijfde nota ruimtelijke ordening is vanuit VWS juist voor dit punt extra aandacht gevraagd.

Het op de politieke agenda zetten van de sport heeft nadrukkelijke aandacht. Er wordt veel aan gedaan, zowel inter- als intradepartementaal. Inderdaad is sport een prima instrument om andere doelen, met name integratie, te bereiken.

Een vergelijking van de budgetten van top- en breedtesport toont aan dat de breedtesport buitengewoon goed wordt bedeeld, mede gelet op de inspanningen van andere departementen, gemeenten en subsidies. Er is geen sprake van een scheve relatie.

De staatssecretaris is van plan om in het kader van preventief sportbeleid een kosten-batenanalyse op te starten met betrekking tot de diverse inspanningen die – ook door andere departementen – worden geleverd. Onderzocht zal worden in hoeverre het beleid ten aanzien van bijvoorbeeld meer bewegen, gezonder leven en meer sporten ertoe bijdraagt dat kinderen buiten de hulpverlening blijven. De uitkomsten van dit onderzoek zullen ook richting het veld en collega's op andere departementen worden gecommuniceerd. De bereidheid om nog meer te doen voor het sportbeleid zal hierdoor verder kunnen toenemen.

Zij doet geen uitspraken over het beleid van de sportbonden. Het is niet passend om in hun verantwoordelijkheden te treden.

Sport is beslist niet elitair en moet dat ook niet worden. Zij waakt hier nadrukkelijk voor door zoveel mogelijk beleid te maken in samenspraak met mensen die zelf sporten en «met de voeten in de klei staan». Maar ook bobo's zijn nodig, bijvoorbeeld voor delegaties naar het buitenland waar men nu eenmaal gewend is op een bepaald niveau zaken te doen. De ervaring is dat veel bobo's in de sport wel degelijk hart hebben voor het algemeen belang. Zij werkt goed samen met hen, onder andere bij het tot stand brengen van verantwoord beleid ten aanzien van alcohol en tabak in sportkantines.

De eventuele versluiering van budgetten bij andere departementen komt bij de aangekondigde kosten-batenanalyse aan de orde. Veel budgetten zijn niet versluierd, zoals blijkt uit de kennis van een van de leden van deze commissie omtrent het bedrag van 1 mln dat bij OCW is vrijgemaakt voor het detectiesysteem. Het detectiesysteem wordt geëvalueerd, waarna VWS zijn conclusies zal trekken. Op voorhand kan worden vastgesteld dat onvoldoende budget beschikbaar zal zijn om alle zwembaden in Nederland met een dergelijk systeem uit te rusten.

Pennenvruchten met betrekking tot onbedoelde effecten van regelgeving zijn in het kader van de BIS-rapportage beschikbaar. Ook het eerdergenoemde rapport dat in mei, juni verschijnt geeft hier meer zicht op. Eventueel kunnen nadere vragen schriftelijk worden beantwoord.

De ambitie van NOC-NSF ten aanzien van de 1500 sportwerkers (kosten 45 mln) is begrijpelijk, maar financieel niet haalbaar. De staatssecretaris zal actief naar creatieve mogelijkheden zoeken en daarbij optimaal gebruik maken van expertisemogelijkheden die al rondom buurt-onderwijs-sport aanwezig zijn.

Overgewicht heeft de aandacht, onder meer via de kosten-batenanalyse en het preventief beleid dat met OCW wordt gevoerd, zoals de gezonde school, het alcoholbeleid op de scholen en het schoolfruit. Interdepartementaal overleg toont aan dat met veel enthousiasme van elkaars expertise gebruik wordt gemaakt om zaken tot stand te brengen.

De volledigheid van de NOC-NSF topsportevenementenlijst wordt gecheckt en zal jaarlijks worden geactualiseerd.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Verbeet (PvdA) vindt de planning ten aanzien van wetgeving erg lang duren. Een stevige positie, bijvoorbeeld als het gaat om dopingcontrole, is voor de overheid van groot belang. Nu is de overheid afhankelijk van hetgeen sportbonden zelf doen.

Het feit dat een structureel breedtesportbeleid wordt gemaakt, betekentwaarschijnlijk dat structureel (minstens) hetzelfde geld beschikbaar is en dat in een eventueel nieuwe regeling de positie van de verenigingen wordt versterkt.

Mevrouw Verbeet verwacht een voorstel voor de pensioenvoorziening voor de begrotingsbehandeling.

Gelijkwaardige deelname van mannen en vrouwen in sport(besturen) laat veel te wensen over. Zo kunnen bij voetbalvereniging Ajax vrouwen geen lid worden. Hier is sprake van bijzonder elitair gedrag.

Alle evenementen van gehandicapten dienen op de NOC-NSF-kalender te worden vermeld.

De heer Atsma (CDA) vraagt of de staatssecretaris in het kader van het project voetbalscheidsrechters overleg voorziet met de COVS om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen. Niet alleen voetbal kampt met een scheidsrechterstekort.

Is de staatssecretaris bereid, wellicht in samenspraak met OCW, om op korte termijn de helpende hand te bieden aan het sportmuseum, dat op het randje van faillissement c.q. sluiting staat?

Is zij ook bereid om met het IOC-lid Anton Geesink te overleggen over de mogelijkheid om in de toekomst een deel van de Olympische winterspelen naar Nederland te halen? Nu er sprake van is dat de toedeling van de spelen in de toekomst per continent plaatsvindt, zou Nederland kandidaat kunnen zijn voor het onderdeel schaatsen.

De heer Wiersma (LPF) benadrukt het belang van zakelijkheid in de sport. Sport heeft een soort helikopterfunctie boven de departementen, waardoor het mogelijk moet zijn overal een financieel potje te creëren. Het instandhouden van bestaande accommodaties in plaats van het bouwen van nieuwe werkt kostenbesparend. Kan de staatssecretaris aangeven wie de nieuwbouw en de keuze van de locaties coördineert?

Zonder vrijwilligers is sport in Nederland niet mogelijk. Zij vormen de basis van de sport. Is de staatssecretaris het met deze stelling eens?

De staatssecretaris beaamt dat vrijwilligers en werkers aan de basis onontbeerlijk zijn voor de sport. Zonder hen is ook geen topsport mogelijk, want topsporters komen voort uit de verenigingen. Op alle mogelijke manieren wordt getracht de inzet van vrijwilligers te behouden en te vergroten.

Het beleid is erop gericht een zwemdiploma mogelijk te maken voor alle kinderen die een zwemdiploma moeten halen. Kinderen die de grootste risico's lopen – de doelgroep is geïnventariseerd – moeten zo'n diploma kunnen halen. Het is financieel niet haalbaar om schoolzwemmen tot een verplicht vak op alle scholen te maken.

Tussen VWS en OCW lopen contacten ten aanzien van het recht op een jaar vrijwilligerswerk c.q. maatschappelijke stage geïntegreerd in het onderwijs, al dan niet met de mogelijkheid studiepunten te halen. Binnenkort zijn de uitkomsten van dit interdepartementaal overleg beschikbaar. Een RMO-advies vragen zou vertragend kunnen werken.

Het vervoer in de gehandicaptensector vormt een belangrijke taak van de gemeenten, die juridisch niet kan worden afgedwongen. Toezeggen dat dit punt in 2003 volledig is geregeld, is dus niet mogelijk. De bewindsvrouwe zegt wel gaarne een maximale inspanning toe.

Een gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen in sportbesturen is uiteraard wenselijk, niet alleen op lokaal niveau, maar ook in de top. Dit is evenwel het beleid van de bonden, waar de staatssecretaris geen directe invloed op heeft.

De eerste geactualiseerde evenementenlijst NOC-NSF verschijnt binnenkort. De staatssecretaris zal de opmerkingen met betrekking tot de evenementenlijst ter harte nemen.

Het plan van aanpak scheidsrechters omvat het gehele kader in de sport. Een extra stimulans vanuit VWS is goed, maar niet mag worden vergeten dat sportbonden hierin bijzonder actief zijn.

Zij zal de positie van het sportmuseum in het debat over cultuur inbrengen. Het is goed als VWS en OCW deze kar gezamenlijk trekken. NOC-NSF, het sportmuseum Olympion en het Olympisch Stadion in Amsterdam hebben de handen ineengeslagen om te komen tot een plan van aanpak. Vanuit VWS zal worden bezien op welke wijze een bijdrage kan worden geleverd, zonder dat wordt overgegaan tot exploitatie van het sportmuseum.

Als demissionair staatssecretaris lijkt het haar niet passend om na te denken over mogelijke Olympische winterspelen in 2016 of later. De staatssecretaris zegt evenwel toe dit punt naar voren te zullen brengen als zij de heer Geesink mocht treffen.

De staatssecretaris besluit met de opmerking dat zij van mening is dat sport meer in beeld zou moeten komen, dat renoveren boven nieuwbouw moet gaan, dat meer zakelijkheid moet worden betracht bij het bereiken van de gewenste doelen en dat de doelmatigheid van subsidiestromen nader wordt onderzocht.

Ten slotte zegt zij toe de nog openstaande vragen schriftelijk te beantwoorden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Netelenbos

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Terpstra (VVD), Rouvoet (Christen-Unie), ondervoorzitter, Rijpstra (VVD), Netelenbos (PvdA), voorzitter, Van Blerck-Woerdman (VVD), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Bos (PvdA), Verbeet (PvdA), Van Ruiten (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), De Graaf (LPF), Dekker (LPF), Van Geen (D66), Jense (Leefbaar Nederland), Vietsch (CDA), Jukema (LPF), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA) en Smilde (CDA).

Plv. leden: Blok (VVD), Van der Vlies (SGP), B. M. de Vries (VVD), Kalsbeek (PvdA), Van Beek (VVD), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Hamer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Vergeer-Mudde (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Van Hoof (VVD), Bussemaker (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Wiersma (LPF), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), De Jong (LPF), Zvonar (LPF), Dittrich (D66), Teeven (Leefbaar Nederland), Ormel (CDA), Bonke (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA) en Mosterd (CDA).

Naar boven