26 429
Topsportbeleid

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2002

Tijdens het Algemeen Overleg Sport met de Kamer op 13 november jl., heeft mevrouw Verbeet (PvdA) gevraagd naar pensioenvoorzieningen voor topsporters. In verband met de beschikbare tijd is toegezegd dat ik de Kamer schriftelijk zou informeren over mijn plannen ter zake. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand.

Per 1 januari 2001 is de Stipendiumregeling voor A-topsporters van kracht geworden. Voor de details moge ik verwijzen naar de brief van de toenmalige Staatssecretaris van VWS aan de Kamer d.d. 31 mei 2000 (kamerstuk 26 429, nr. 9).

Doel van de stipendiumregeling is dat topsporters vanaf 18 jaar door middel van een stipendium in de kosten van hun levensonderhoud kunnen voorzien, zodat zij zich volledig kunnen wijden aan het beoefenen van topsport. De regeling wordt uitgevoerd door het Fonds voor de Topsport op basis van een door de Staatssecretaris van VWS goedgekeurd uitkeringsreglement. De kern van de regeling is dat aan A-topsporters een maandelijks stipendium ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon wordt verstrekt. Indien een A-topsporter een inkomen van meer dan 100% van het minimumloon heeft bestaat geen aanspraak meer op de stipendiumregeling. In de praktijk betekent dit dat een A-topsporter met een stipendium een bijverdienste mag hebben tot ongeveer 30% van het wettelijk minimumloon. Voor de belastingdienst en de werknemersverzekeringen is het stipendium gelijkgeschakeld met een fictieve dienstbetrekking. Dat wil zeggen dat de stipendiumsporters een loonstrookje ontvangen, er loonbelasting wordt ingehouden en dat men is verzekerd voor de werknemersverzekeringen (ZW, WW en WAO). Uit contacten met het Fonds blijkt dat het stipendium in de afgelopen twee jaar betrekkelijk snel is ingeburgerd. Ook worden in de praktijk de beperkingen van het stipendium zichtbaar. De hoogte van het stipendium is van dien aard dat bijverdienen noodzakelijk is voor de meeste A-sporters; zodra het stipendium plus de bijverdienste echter de 100% van het wettelijk minimumloon overschrijden, wordt er een korting op het stipendium toegepast. Bovendien blijkt dat stipendiumsporters niet de mogelijkheid hebben om een pensioen op te bouwen. Enerzijds omdat de stipendiumregeling niet voorziet in een pensioenopbouwregeling, anderzijds omdat de stipendiumsporters te weinig overhouden om zelf een pensioenvoorziening op te bouwen.

Teneinde de problematiek volledig in beeld te krijgen en om op basis van dat beeld te kunnen bezien of en zo ja hoe actie is vereist, zal ik in overleg treden met het Fonds voor de Topsporter, NOC*NSF, de sporters en met de ministeries van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het spreekt vanzelf dat ik u te zijner tijd zal informeren over de uitkomst van al dit overleg.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven