26 424 (R 1634)
Verdrag betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in hotels, restaurants en soortgelijke instellingen (Verdrag Nr. 172 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar 78e zitting); Genève, 25 juni 1991

nr. 205a
A
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 7 september 1998 en het nader rapport d.d. 29 januari 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 juli 1998, no.98.003322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in hotels, restaurants en soortgelijke instellingen (Verdrag nr.172 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar 78e zitting); Genève, 25 juni 1991 (Trb.1992, 138), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 juli 1998, nr. 98.003322, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 september 1998, nr. W02.98.0279/K, bied ik U hierbij aan.

Sinds de vaststelling van het verdrag en de bij het verdrag behorende aanbeveling 179 zijn inmiddels zeven jaren verlopen. Op grond van artikel 19, vijfde lid, onder b, respectievelijk artikel 19, zesde lid, onder b, van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) (Trb.1975, 102 en Trb.1987, 53) is ieder lid gehouden om binnen één jaar na de sluiting van de zitting van de conferentie of, indien in verband met buitengewone omstandigheden zulks binnen een jaar niet mogelijk zou zijn, zo spoedig mogelijk maar in ieder geval niet later dan achttien maanden na de sluiting van de zitting van de conferentie, het verdrag respectievelijk de aanbeveling voor te leggen aan de bevoegde autoriteit opdat er wetgevende of andere maatregelen ter zake kunnen worden getroffen. In het licht hiervan dient naar het oordeel van de Raad van State van het Koninkrijk in de toelichtende nota over dit tijdsverloop opheldering te worden verschaft.

De Raad plaatst een vraagteken bij het tijdsverloop tussen het aannemen van het verdrag en de goedkeuringsprocedure ten behoeve van de Nederlandse Antillen.

Het verdrag werd in februari 1993 door de Nederlandse regering aan de Staten-Generaal voorgelegd met een negatief standpunt ten aanzien van de bekrachtiging.

Het verdrag werd tevens voorgelegd aan de regering van de Nederlandse Antillen met het verzoek of deze medegelding wenselijk achtte. Uiteindelijk besliste de Nederlands-Antilliaanse regering positief op die vraag.

Derhalve is binnen de tijdslimiet die het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie daarvoor stelt, te weten uiterlijk 18 maanden, het verdrag voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk.

De toelichtende nota is op het punt van het tijdsverloop met een passage uitgebreid.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven