26 419
Toerisme en recreatie

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 oktober 2003

Hierbij stuur ik u de Vernieuwde Toeristische Agenda1 waarin ik mijn plannen uiteenzet voor het toeristisch beleid in de komende jaren. Deze agenda is toegezegd tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2003, op 19 en 20 november 2002 (Tweede Kamer, Handelingen 2002–2003, nr. 23, pag. 1586).

Toerisme is een bloeiende sector die volop kansen biedt voor Nederland en die bovendien zorgt voor spin off naar andere sectoren. Hoewel de sector op dit moment de tegenwind ervaart van de economische stagnatie is de verwachting dat de markt op lange termijn blijft groeien. De markt is daarbij zeer dynamisch. De voorkeuren van toeristen veranderen en het aantal concurrerende bestemmingen neemt toe. Hoewel de uitgangspositie van Nederland kansrijk is, zijn gerichte inspanningen nodig om die kansen te benutten. De sector zelf is als eerste aan zet om die inspanningen te leveren. Tegelijkertijd spelen overheden wereldwijd een rol in de ontwikkeling van toerisme. Dat is niet vreemd. Zij zijn tenslotte verantwoordelijk voor veel zaken die de aantrekkelijkheid van toeristische bestemmingen bepalen, zoals de kwaliteit van de openbare ruimte, het aanbod van cultuur en infrastructuur en het openbaar vervoer. Bovendien spelen overheden een belangrijke rol in de toeristische promotie van de verschillende landen. De ons beconcurrerende landen zitten niet stil op dit gebied.

De afgelopen maanden heb ik mij georiënteerd op dit beleidsterrein en mij laten informeren door het veld. Gezien de kansen die er liggen en het economisch belang van de sector wil ik een actieve rol vervullen in het stimuleren van het toerisme en dan met name in de bundeling van de veelal versnipperde elementen tot een internationaal aansprekend totaalproduct.

Hierbij is de samenwerking met andere departementen van belang voor een coherent beleid. Met deze agenda geef ik aan hoe ik daar samen met de sector invulling aan ga geven. Van één ding ben ik overtuigd. We kunnen alleen maar succesvol zijn als we ons concentreren op een aantal speerpunten. De budgettaire situatie maakt dit des te noodzakelijker.

Deze agenda gaat over het nationale toeristische beleid. Ook provincies en gemeenten voeren toeristisch beleid. Verder wordt via het Grote Steden Beleid (GSB) en het regionaal economisch beleid toerisme gestimuleerd. Elementen van het nationaal toeristisch beleid komen hierin terug.

Ik richt mijn aandacht in de nationale agenda vooral op het inkomend reisverkeer, dat voor vakantie en voor zakelijke doeleinden naar Nederland komt. Dit vanwege het economische belang van het inkomend reisverkeer en vanwege het feit dat ik juist dáár meerwaarde kan bieden ten opzichte van het beleid en de activiteiten van andere organisaties en overheden. Bovendien is het nodig om de activiteiten van de ons concurrerende buitenlandse overheden op dit terrein te «matchen». De speerpunten waar ik de aandacht op ga leggen zijn de stedelijk-culturele omgeving, de kust, evenementen en zakelijk reisverkeer. Acties die ik ten aanzien van deze speerpunten zal uitvoeren zijn:

– uitvoeren toeristische benchmark grote steden

– aanpak toerisme met een aantal grote steden via het GSB

– meerjarige evenementenprogrammering

– pilot kwaliteitsslag badplaatsen

– verbetering positie Nederland als congresland

Hoewel de focus is gericht op het inkomend toerisme, krijgt de binnenlandse markt, onder meer via een facilitaire rol van Toerisme Recreatie Nederland (TRN), zeker de nodige aandacht. Ook hier zal bundeling van initiatieven onder een motto zoals «lekker weg in eigen land» centraal staan.

Het toeristisch bedrijfsleven ondervindt net als veel andere sectoren hinder van knelpunten in het ondernemingsklimaat. Ik zal regelmatig met de brancheorganisaties om de tafel gaan zitten om deze knelpunten boven water te krijgen en te bekijken welke oplossingen gevonden kunnen worden. Daarnaast zal ik activiteiten uitvoeren die zowel het buitenlandse als het binnenlandse toerisme stimuleren. Het gaat hier vooral om maatregelen in de faciliterende en randvoorwaardelijke zin. In het promotiebeleid zal ik de synergie tussen de beleidsvelden export- en handelsbevordering, aantrekken van buitenlandse investeringen en toerisme verder vergroten. Deze zijn immers alle drie op het «Holland Imago» gebaseerd en kunnen elkaar daarom versterken. Ik zal op de genoemde terreinen de volgende acties starten:

– opzetten toeristisch monitoringsysteem ten behoeve van de beleidsontwikkeling;

– onderzoek naar de potenties in het seniorensegment;

– verbetering van de op de consument gerichte informatie-infrastructuur;

– beter informeren van de toeristische sector over het generieke instrumentarium voor het bedrijfsleven;

– het beter benutten van handelsmissies voor het promoten van Nederland als toeristische bestemming, waar van toepassing.

Een specifieke rol bij de uitvoering van de toeristische agenda ligt bij TRN. Deze organisatie voert in belangrijke mate het toeristisch beleid van het Ministerie van Economische Zaken uit. Het grootste deel van het budget voor toerisme gaat dan ook naar TRN. De gemaakte keuzes in deze agenda zullen daarom door moeten werken in de activiteiten van TRN. Door de scherpere focus ben ik ervan overtuigd dat de vermindering van het budget voor TRN niet zal leiden tot een verminderde slagkracht van de organisatie. De omvang van het promotiebudget zal door deze scherpere focus en de bijbehorende organisatorische veranderingen niet geraakt worden door de bezuinigingen. Deze agenda zal uitmonden in een nieuw prestatiecontract. Ik ben hierover met TRN in overleg.

Met de inhoudelijke koers die ik in deze agenda uiteenzet ben ik ervan overtuigd dat ik, ondanks de bezuiniging op TRN, er samen met het bedrijfsleven en de toeristische organisaties in zal slagen de concurrentiepositie van Nederland als toeristische bestemming te verbeteren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven