26 415
Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van een verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waardeoverdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht)

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 26 april 2000

In deze brief wil ik u in kennis stellen van het volgende. Uit publicaties in vakbladen en vragen uit het veld van pensioenadviseurs over de gewijzigde bepalingen ten aanzien van waardeoverdracht van pensioenaanspraken is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over bepaalde consequenties van het shopverbod. Daarom ben ik tot de conclusie gekomen dat het nuttig zou zijn om, in samenspraak met mijn ambtgenoot van Financiën, te bezien hoever in onze visie de reikwijdte van de Pensioen – en spaarfondsenwet (PSW) en de Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW op dit punt is en deze visie aan belanghebbenden bekend te maken. Het betreft het volgende.

Shoppen met een expirerende kapitaalverzekering met pensioenclausule was mogelijk tot 1 januari 2000. Hiervan werd in de verzekeringspraktijk in ruime mate gebruik gemaakt. Kapitaalverzekeringen met pensioenclausule werden aangeboden met de contractuele vrijheid om op expiratie/pensioendatum een andere verzekeraar als pensioenuitvoerder te kiezen. Op 1 januari 2000 is in werking getreden de Wet tot wijziging van de PSW i.v.m. toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht Stb. 1999, 592. In artikel 32a van deze wet is tot uitdrukking gebracht dat waardeoverdracht uitsluitend mogelijk is naar een instelling waar de onderneming waar de deelnemer aan verbonden is (geweest) de pensioentoezegging heeft ondergebracht. Waardeoverdracht is dus alleen nog toegestaan als de nieuwe regeling verband houdt met een dienstbetrekking. Deze bepaling heeft een vertaling gekregen in artikel 16 van de Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW (Stcrt. 1999, 251) en is via artikel 2 van de Afkoopregeling ook van toepassing op directeuren-grootaandeelhouder (DGA).

Aangezien er op pensioendatum per definitie geen dienstverband meer aanwezig is, is door de aanscherping van de formulering van de regelgeving per 1 januari jl. een einde gekomen aan eerder genoemde mogelijkheid tot «shoppen».

Zoals ik tijdens de parlementaire behandeling van bovengenoemde wet en in antwoord op Kamervragen van mevrouw Schimmel (TK 1999–2000, Aanhangsel Handelingen, pag.1685–86, nr. 771) heb aangegeven heeft het shopverbod als voornaamste doel het tegengaan van waardeoverdracht naar het buitenland, waar het pensioen vervolgens kan worden afgekocht. Deze «pensioenvlucht» zal na de invoering van het nieuwe belastingstelsel per 1 januari 2001 niet meer aantrekkelijk zijn vanwege de mogelijkheid van het opleggen van een conserverende aanslag. Om die reden is het dan niet langer noodzakelijk om de vrijheid voor de consument om op pensioendatum de gunstigste pensioenuitvoerder te kiezen, te beperken. Wel moet er ook dan op worden gelet dat met het oog op de wet Fiscale behandeling oudedagsvoorzieningen (Witteveen) de inkoop van pensioen aansluit op de expiratie van het opgebouwde pensioenkapitaal. Hierbij mag een redelijke termijn (ca. 3 mnd.) in acht genomen worden, waarbinnen pensioen moet zijn ingekocht.

Nu een van de belangrijkste aanleidingen voor het algehele shopverbod, nl. de België-route, per 1 januari 2001 komt te vervallen door de Wet IB 2001, is bezien in hoeverre er aanleiding is tot wijziging van de PSW. Dit is inderdaad het geval. Bij gelegenheid van het wetsvoorstel Aanpassingswet IB 2001 zal worden voorgesteld om het shopverbod op pensioendatum ongedaan te maken. Dit verandert uiteraard niets aan de bepalingen zoals die nu gelden.

Zoals ik in het begin van deze brief heb aangegeven, heb ik samen met mijn ambtgenoot van Financiën besloten om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot waardeoverdracht in de zin van «shoppen op expiratiedatum» binnen de huidige kaders van artikel 32a van de PSW en daaraan gekoppeld artikel 16 van de Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW. De gevonden opties kunnen slechts met medewerking van verzekeraars geëffectueerd worden. Daarom heeft een bijeenkomst plaatsgevonden van ambtelijke vertegenwoordigers van de ministeries van SZW en Financiën enerzijds en vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars anderzijds om in bredere zin bekendheid te geven aan de opties. Indien deze opties worden toegepast, is er voor de desbetreffende polishouder een oplossing die de nadelige effecten van het shopverbod zoveel als mogelijk reduceert. Voor degenen die reeds het kapitaal hebben aangewend bij hun eigen pensioenuitvoerder, bestaat geen mogelijkheid meer om nog van geïnventariseerde opties gebruik te kunnen maken.

Om deze opties ook naar belanghebbenden kenbaar te maken zijn ook vertegenwoordigers van de Ombudsman Levensverzekering en de Consumentenbond bij deze bijeenkomst aanwezig geweest. Ook de Verzekeringskamer was hierbij vertegenwoordigd.

Het betreft, binnen de geldende wet- en regelgeving, de volgende opties:

Waardeoverdracht kan wel plaatsvinden, indien

1. de werkgever meewerkt aan het aangaan van een nieuwe polis; dit kan gebeuren voor, op, of na pensioendatum doordat een C-polis wordt omgezet in een B-polis op naam van de werkgever, of een B-polis wordt omgezet in een C-polis nadat de werkgever als verzekeringsnemer de pensioeninkoop heeft geregeld;

2. de werkgever voor de pensioendatum de pensioentoezegging wijzigt en hierin opneemt dat pensioen mag worden ingekocht bij een andere pensioenuitvoerder (de pensioentoezegging bepaalt dat pensioen tijdens opbouwfase is ondergebracht bij uitvoerder x en dat de pensioenuitkering zal worden verzorgd door een uitvoerder waarmee de werkgever instemt);

3. de werknemer op of na pensioendatum het geëxpireerde kapitaal «knipt» door alleen het benodigde kapitaal voor één jaar pensioen in te zetten en het overige kapitaal pas in 2001 om te zetten in een levenslang ouderdomspensioen. Hiervoor is de medewerking nodig van de pensioenuitvoerder.

Ten aanzien van 3 geldt dat hier de contractuele verplichting om pensioen in te kopen in tweeën wordt geknipt, mits dit blijft binnen de (fiscale) wettelijke kaders. Deze oplossing heeft de instemming van de Staatssecretaris van Financiën. Deze instemming is vereist, vanwege de eisen in artikel 18a Wet Loonbelasting 1964, met name lid 4, onderdeel 1e en 2e. Voor betrokken pensioengerechtigde zitten hier overigens risico's aan vast, zoals overlijden in het eerste jaar terwijl nog geen nabestaandenpensioen is ingekocht.

Bovengenoemde organisaties hebben aangegeven mee te zullen werken aan de bekendmaking van deze opties. Ik meen dat hiermee de negatieve effecten van het shopverbod zo veel als mogelijk kunnen worden gereduceerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven