26 407 Biodiversiteit

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2010

Het protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (verder: het protocol) stelt regels bij grensoverschrijdende overbrenging van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), in het kader van het protocol levende gemodificeerde organismen (lgo’s) genoemd. Van 11 tot 15 oktober 2010 vindt in Nagoya, Japan, de vijfde vergadering der partijen bij het protocol (COPMOP/5) plaats. Nederland is sinds 2001 partij bij het protocol. Voor meer informatie over het protocol zelf en de Nederlandse ratificatie ervan verwijs ik naar de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 november 20011. Met onderhavige brief informeer ik u over de verwachte werkzaamheden bij de vijfde vergadering der partijen en de algemene Nederlandse inzet daarbij.

Het Protocol van Cartagena is tot stand gekomen binnen het verdrag van Rio inzake biodiversiteit. Aansluitend aan COPMOP/5 vindt de tiende vergadering der partijen bij het biodiversiteitsverdrag (COP10) plaats. Over die vergadering en de Nederlandse inzet daarbij wordt u door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit geïnformeerd.

Binnen de Europese Unie (EU) is afgesproken dat de EU bij deze bijeenkomst gecoördineerd optreedt. De hoofdlijnen van de EU inbreng zijn vastgelegd in Raadsconclusies die bij de Milieuraad van 11 juni 2010 zijn aangenomen. De Europese Commissie heeft een onderhandelingsmandaat voor de onderhandelingen over aansprakelijkheid en verhaal met betrekking tot de onderdelen die behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de EU. Nederland heeft bij de voorbereidingen actief meegewerkt en zal ter plaatse in nauwe samenwerking met de voorzitter en de Europese Commissie inzetten op een goede EU inbreng.

Belangrijkste agendapunt bij COPMOP/5 is de afronding van de onderhandelingen over een regime voor aansprakelijkheid en verhaal van eventuele schade ten gevolge van grensoverschrijdende overbrenging van lgo’s. Er wordt beoogd om bij COPMOP/5 hierover een Supplementair Protocol (SP) aan te nemen. Een ander belangrijk agendapunt is risicoanalyse en risicomanagement, waarbij naar verwachting een toelichtend document zal worden aangenomen ter ondersteuning van partijen die weinig ervaring hebben met het uitvoeren van risicoanalyses. Nederland is bij beide onderwerpen de afgelopen jaren nauw betrokken geweest. Hieronder ga ik op deze twee agendapunten nader in.

Aansprakelijkheid en verhaal

Een belangrijk onderwerp bij de onderhandelingen die uiteindelijk hebben geleid tot de totstandkoming in 2000 van het protocol, was aansprakelijkheid en verhaal van schade ten gevolge van lgo’s. Als uitkomst van de onderhandelingen is in het protocol opgenomen dat bij de eerste vergadering der partijen een vierjarig proces zou worden gestart op het gebied van aansprakelijkheid en verhaal in de context van het protocol. Om dit proces te begeleiden is bij de eerste vergadering der partijen een werkgroep ingesteld die opties moest uitwerken voor een aansprakelijkheidsregime in de context van het protocol. De werkgroep is in 2004 begonnen met de uitwerking daarvan. De werkgroep presenteerde in 2008 het eindrapport aan de vierde vergadering der partijen. Tijdens deze vergadering bleek dat meer tijd nodig was om tot consensus over dit onderwerp te komen. Sinds 2008 zijn de werkzaamheden van de werkgroep voortgezet in kleinere setting. Deze aanvullende werkzaamheden hebben ertoe geleid dat nu bij de vijfde vergadering der partijen besluitvorming over zo’n regime mogelijk lijkt.

Het aansprakelijkheidsregime dat bij COPMOP/5 naar verwachting zal worden afgerond bestaat uit verschillende delen. De kern van het regime zal bestaan uit een nieuw Supplementair Protocol (SP). Dit juridisch bindend instrument voorziet in een administratieve benadering van aansprakelijkheid voor milieuschade die is veroorzaakt door lgo’s. Zo’n benadering richt zich op het mogelijk maken om in het geval er milieuschade optreedt, deze zo snel mogelijk te bestrijden en herstellen, waarna de kosten daarvan verhaald kunnen worden op degene die verantwoordelijk is voor de schade indien diegene niet zelf de schade heeft bestreden en hersteld. De Europese milieuaansprakelijkheidsrichtlijn2 is op dezelfde benadering gebaseerd. Het SP is voor de EU (en Nederland) aanvaardbaar mits deze in lijn is met de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn van de EU.

Het SP bevat ook bepalingen over civiele aansprakelijkheid. Partijen worden verplicht vast te stellen of het nationaal recht de schade aan personen of goederen die voortvloeit uit milieuschade reeds adequaat regelt en kan worden toegepast dan wel de ontwikkeling van een nieuwe regeling daarvoor nodig is. In aanvulling hierop zal een definitief besluit worden genomen over de ontwikkeling van (niet juridisch bindende) richtsnoeren voor nationaal recht over civiele aansprakelijkheid.

Tijdens de onderhandelingen over het aansprakelijkheidsregime is bekendgemaakt dat zes grote biotechnologische multinationals een proces hebben gestart dat los van de onderhandelingen, maar hetzelfde onderwerp betreft. Dit proces heeft geleid tot een bindend kader voor aansprakelijkheidstelling van de betrokken biotechnologische bedrijven voor eventuele schade aan de biodiversiteit ten gevolge van de producten van die bedrijven. De overeenkomst wordt het «compact» genoemd en is in 2010 van kracht geworden. Afhandeling van claims zal plaatsvinden onder auspiciën van het permanente hof van arbitrage in Den Haag. Dit proces staat los van de onderhandelingen tussen partijen over aansprakelijkheid, maar biedt staten een aanvullende mogelijkheid om eventuele schade te verhalen op de bij de compact aangesloten bedrijven, die tezamen op dit moment verantwoordelijk zijn voor het leeuwendeel van de wereldhandel in genetisch gemodificeerde gewassen.

Indien bij de vijfde vergadering der partijen een akkoord wordt bereikt over een aansprakelijkheidsregime zal ik u daarover uiteraard nader informeren.

Risicoanalyse en risicomanagement

De essentie van het protocol is dat landen in staat dienen te zijn om een goed afgewogen besluit te nemen over het wel of niet toelaten van lgo’s. Om zo’n besluit te nemen is het van belang de risico’s die aan de lgo’s verbonden kunnen zijn goed te kunnen inschatten. Het protocol beschrijft op hoofdlijnen de voorwaarden waaraan een risicobeoordeling van lgo’s moet voldoen. In de praktijk blijkt echter dat er met name bij landen met weinig ervaring met het uitvoeren van risicobeoordelingen, behoefte is aan meer verduidelijking van hoe zo’n beoordeling kan worden uitgevoerd. Om die reden is dit onderwerp ook na vaststelling van het protocol een belangrijk agendapunt bij vergaderingen in het kader van het protocol.

In de afgelopen jaren is gewerkt aan een document dat beschrijft welke onderdelen een risicoanalyse inhoudt en hoe die onderdelen kunnen worden ingericht. Deze «roadmap», die tevens zal verwijzen naar relevante wetenschappelijke literatuur, zal naar verwachting worden aangenomen bij COPMOP/5. Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van deze roadmap door het leveren van relevante expertise. De verwachting is dat de roadmap partijen zal helpen bij het uitvoeren van risicoanalyses en tevens zal bijdragen aan harmonisatie van de wijze waarop risicoanalyses wereldwijd worden uitgevoerd.

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Staten-Generaal, 2001–2002, 28 133 (R 1708), nrs. 152 en 1.

XNoot
2

Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade.

Naar boven