26 396
Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

nr. 73
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 september 2008

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 18 augustus 2008 inzake de behoeftestelling van het project «Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen (Kamerstuk 26 396/31 243, nr. 72).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 september 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Baalen

De griffier van de commissie,

De Lange

1

Hoe oud zijn de operationele wielvoertuigen, uitgedrukt in gemiddeld aantal jaren, die op dit moment aan vervanging toe zouden zijn?

De te vervangen voertuigen zijn door Defensie in gebruik genomen tussen 1983 en 1996. Daarmee zijn deze voertuigen op dit moment gemiddeld bijna twintig jaar oud. Op het moment van vervanging, in de periode 2011 tot 2018, zullen de voertuigen gemiddeld vijfentwintig tot dertig jaar oud zijn.

2

Kunt u aangeven voor welke taken de operationele wielvoertuigen die aan vervanging toe zouden zijn, de afgelopen jaren zijn ingezet? Waar hebben zij deze taken uitgevoerd?

De te vervangen wielvoertuigen voorzien in de basisbehoefte aan mobiliteit van de krijgsmacht. Ze worden gebruikt bij vrijwel alle nationale en internationale taken van Defensie en bij de voorbereidingen daarop. Vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn steeds voertuigen ingezet voor crisisbeheersingsoperaties, onder meer in achtereenvolgens Turkije, Israël, Noord-Irak, Cambodja, de Balkan, Ethiopië en Eritrea, de Afghaanse hoofdstad Kabul, opnieuw Turkije, Zuid-Irak, Noord- en Zuid-Afghanistan, en Tsjaad, alsmede voor een groot aantal kleinschalige missies.

3

Wordt er bij het bepalen van het projectbudget gebruik gemaakt van een onder- en bovengrens voor het totaal beschikbare budgetvolume? Zo ja, kunt u deze boven- en ondergrens aan de Kamer meedelen? Zo neen, waarom niet?

Het vastgestelde projectbudget fungeert als een taakstellende bovengrens. In het projectbudget is een projectreserve opgenomen voor het opvangen van tegenvallers tijdens de looptijd. De Kamer is op 18 augustus jl., gelijktijdig met de brief over de behoeftestelling van dit project, commercieel vertrouwelijk geïnformeerd (kenmerk S2008016836) over de omvang van het projectbudget en de daarbij inbegrepen projectreserve.

4

Op welke manier en waar zal het budget voor dit project in de hierop volgende jaren worden opgenomen in de begroting van het ministerie van Defensie?

Het budget voor dit project is opgenomen in beleidsartikel 25 (Defensie Materieelorganisatie) van de defensiebegroting. Het project zal deel uitmaken van de post «Investeringen defensiebreed» en staat in de defensiebegroting 2009 vermeld bij de «Projecten in planning defensiebreed».

5 en 6

Wat wordt bedoeld met de «benchmark met de belangrijkste NAVO-partners Duitsland en het Verenigd Koninkrijk», waaruit zou zijn gebleken dat er geen mogelijkheden zijn voor internationale samenwerking? Hoe, en door wie wordt deze «benchmark» gedefinieerd?

Hoe groot acht u de kans dat in de vervolgfasen van dit project zich alsnog mogelijkheden aanbieden voor internationale samenwerking? Op welke manier, door wie en op basis van welke criteria zullen deze mogelijkheden, mochten zij zich aandienen, worden beoordeeld?

Met de term «benchmark» wordt in dit verband gedoeld op het geheel van Nederlandse eisen in operationeel, technisch en financieel opzicht waaraan de mogelijkheden voor samenwerking worden getoetst. Deze eisen zijn geformuleerd onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten in samenwerking met de Defensie Materieelorganisatie. Tijdens de behoeftestellingsfase van dit project hebben staffunctionarissen van Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk intensief overlegd over de door elk land voorgenomen vervangingen. Daarbij is gebleken dat de behoeften van zowel Duitsland als het Verenigd Koninkrijk afwijken van die van ons land. Nederland streeft naar de verwerving van voertuigen die indien nodig kunnen worden voorzien van modulaire bescherming tegen ballistische wapens en mijnen. Duitsland heeft echter een behoefte geformuleerd aan pantserwielvoertuigen, terwijl de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk in de richting lijken te gaan van niet-beschermbare voertuigen. Met Duitsland is tot op politiek niveau overleg over mogelijke samenwerking geweest.

In de vervolgfasen van het project zal de uitwisseling van informatie op operationeel, technisch en financieel gebied worden voortgezet. Daarbij zijn van Nederlandse kant stafofficieren, projectleiders, militaire attachés en liaisonofficieren betrokken. Tot nu toe zijn er geen mogelijkheden onderkend om tot gezamenlijke contracten te komen. Indien dergelijke mogelijkheden zich in de toekomst alsnog zullen aandienen, zullen die uiteraard worden onderzocht. Het is niet op voorhand te zeggen hoe kansrijk dit zal zijn. De belangrijkste criteria voor samenwerking zijn de technische en operationele eisen, de tijdige beschikbaarheid van het nieuwe materieel en de betaalbaarheid.

De mogelijkheden voor internationale samenwerking zullen worden beoordeeld door functionarissen van de Defensiestaf en de Defensie Materieelorganisatie. Voor de uitvoering van dit project zal de Defensiestaf een gebruikersplatform instellen dat de klantbehoeften zal coördineren. Een projectteam van de Defensie Materieelorganisatie zal fungeren als een «Platform Leverancier». Het project zal worden uitgevoerd in overleg tussen beide platforms, waarbij ook de mogelijkheden voor internationale samenwerking zullen worden bekeken. Ik zal de Kamer in de vervolgfasen van het project informeren over de resultaten.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Diks (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Jonker (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Haverkamp (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), De Vries (CDA) en Halsema (GL).

Naar boven