26 396
Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

nr. 63
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2006

Met de brief van 23 juni jl. (Kamerstuk 26 396, nr. 57), toegelicht in het algemeen overleg van 28 juni jl., heb ik kenbaar gemaakt dat de verwervingsvoorbereiding van het project «Groot Pantserwielvoertuig» (PWV) zonder verdere concurrentiestelling zou worden voortgezet met de samen met Duitsland ontwikkelde Boxer. In deze D-brief informeer ik u over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.

Ook in Duitsland is de voorbereiding voor de verwerving van de Boxer inmiddels voltooid. Duitsland zal, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring, nog dit jaar een contract sluiten. Voor de uitvoering van het Boxer-project is de samenwerking met Duitsland van groot belang omdat door schaalvergroting prijsvoordelen worden behaald en de interoperabiliteit met Duitse eenheden wordt vergroot. Om deze samenwerking metterdaad mogelijk te maken is het voor Nederland noodzakelijk nog in deze kabinetsperiode een besluit te nemen over de verwerving van de Boxer. Hierom kan ik deze D-brief niet combineren met de halfjaarrapportage, zoals ik had aangekondigd in mijn brief van 14 augustus 2006 (Kamerstuk 26 396, nr. 60). U zult de halfjaarrapportage op een later tijdstip ontvangen.

Een rapport van de Auditdienst Defensie (ADD) wordt als afzonderlijk document meegezonden1.

Operationele behoefte

Zoals toegezegd in het algemeen overleg van 28 juni jl. (Kamerstuk 26 396, nr. 58) heb ik u met een afzonderlijke brief, verzonden op 4 oktober jl. (Kamerstuk 26 396, nr. 62), geïnformeerd over de conceptuele samenhang van alle tactische voertuigen.

Het PWV is bestemd voor de vervanging van de M577-voertuigen en een deel van de YPR-voertuigen voor ondersteunende taken op het gebied van gewondentransport, vrachtvervoer, genie en commandovoering bij het Commando landstrijdkrachten. Het PWV wordt als ondersteuningsvoertuig ingedeeld bij eenheden die in voorste lijn of direct daarachter optreden, doch in beginsel geen direct gevechtscontact aangaan met vijandelijke voertuigen. Het PWV dient een relatief groot laadvolume en laadgewicht, een goede ballistische bescherming en een hoge mobiliteit te bezitten.

Er bestaat behoefte aan in totaal 200 voertuigen voor gevechtsondersteunende taken in vijf typen: een commandovoertuig, een gewondentransportvoertuig, een vrachtvoertuig, een genievoertuig en een vrachtversie met commandovoeringsvoorzieningen (Cargo C2). Het project omvat naast de verwerving en invoering van 200 voertuigen ook de verwerving van opleidingsleermiddelen en de benodigde logistieke ondersteuning waaronder technische documentatie, speciaal gereedschap, testapparatuur en reservedelen.

Resultaten verwervingsvoorbereiding

De samenwerking tussen Duitsland en Nederland wordt vastgelegd in een aanvulling op het Memorandum of Understanding (MoU) dat al voor de ontwikkelingsfase is overeengekomen. Ondersteund door Duitsland en Nederland heeft OCCAR contractonderhandelingen gevoerd met het consortium Artec, waarin de Duitse firma’s Krauss-Maffei Wegmann (KMW) en Rheinmetall Landsysteme (RLS) zijn vertegenwoordigd, alsmede de Nederlandse firma Stork, die voor de Nederlandse industrie optreedt als lead industry. Het uiteindelijke contract wordt gesloten tussen OCCAR en Artec.

Zoals gemeld in mijn brief van 23 juni jl. vormden de offerte van Artec van 17 maart jl. voor de levering van 200 voertuigen, bijbehorende afspraken met de industrie alsmede het ADD-onderzoek naar de prijsstelling de basis voor de gevoerde onderhandelingen. De betrokken partijen hebben op 2 oktober 2006 overeenstemming bereikt over het MoU, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring.

Op basis van het conceptcontract zal de levering van de serie aan Nederland in de eerste helft van 2011 aanvangen en in 2016 eindigen. Te beginnen in 2009 zullen eerst voertuigen voor Duitsland worden geleverd. Verwacht wordt dat zodoende mogelijke aanloopproblemen van het gemeenschappelijke basisvoertuig zijn opgelost voordat de serieproductie voor Nederlandse voertuigen aanvangt. Invoering bij de operationele eenheden is tussen 2012 en 2017 voorzien. Tot de Boxer operationeel beschikbaar is, worden de te vervangen M577 en YPR-voertuigen aangehouden.

Gerelateerde projecten

Met «provisions for» in het voertuig wordt rekening gehouden met het inbouwen van componenten voor onder meer het Battlefield Management System en het Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network (TITAAN).

Logistieke ondersteuning

Na de kwalificatiebeproevingen op het gebied van betrouwbaarheid, duurzaamheid en onderhoudbaarheid zal het onderhoudsconcept op basis van een gevalideerde levensduurkostenanalyse worden vastgesteld. Op basis van het onderhoudsconcept zal de onderhoudsorganisatie worden ingericht. Tevens zal de samenstelling van het te leveren pakket reservedelen worden geactualiseerd. Naar verwachting zal deze fase in 2008 worden voltooid, waardoor ruim voldoende tijd resteert voor de productie van de dan gespecificeerde reservedelen en de inrichting en opleiding van de onderhoudsorganisatie. Voor het hoger onderhoud zal onder meer een oriënterend onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden van de gereorganiseerde Mechanisch Centrale Werkplaats (MCW).

Financiën

In de brief van 23 juni jl. is gemeld dat het projectbudget voor de serieproductie van de Boxer met € 130 miljoen was verhoogd tot € 634 miljoen (prijspeil 2006, incl 19 % BTW). Naar de huidige stand van zaken is een budget van € 624 miljoen voldoende doordat zich een meevaller van € 3 miljoen op de contractwaarde voordoet. Daarnaast heeft voortschrijdend inzicht ertoe geleid dat de overige kosten met € 7 miljoen kunnen worden teruggebracht. De budgetverhoging naar € 624 miljoen wordt opgevangen door het budget van het project «Vervanging Patria» (€ 120 miljoen) hiervoor aan te wenden. Het contract met Artec voor de levering van 200 voertuigen vertegenwoordigt een waarde van € 592 miljoen. Het resterende bedrag van € 32 miljoen is bestemd voor de kosten inzake het projectmanagement door OCCAR, speciaal gereedschap en testapparatuur, alsmede een post onvoorzien. In het totale projectbudget kunnen de nu voorziene risico’s worden afgedekt. Eventuele toekomstige aanpassingen van de productspecificatie die nu nog niet kunnen worden voorzien zijn niet budgettair afgedekt en zullen in voorkomend geval als separaat project worden aangemerkt.

Op grond van door de industrie verstrekte informatie werden de exploitatiekosten van de Boxer voor 200 voertuigen over de levensduur van 30 jaar geraamd op ca € 1 125 miljoen (excl BTW). In de afgelopen periode is deze prognose gevalideerd. Op grond hiervan worden de exploitatiekosten nu op € 938 miljoen (excl BTW) begroot. De exploitatiekosten zijn gebaseerd op de huidige beschikbare gegevens.

Internationale samenwerking

Het basisvoertuig van de Boxer is voor beide landen gelijk. Deze standaardisatie biedt mogelijkheden tot verdere samenwerking, onder meer op het gebied van de opleiding van chauffeurs en onderhoudspersoneel. Tevens is schaalvergroting mogelijk bij de verwerving van reservedelen en de reparatie van defecte componenten.

Zoals ik heb gemeld in mijn brief van 16 december 2005 (Kamerstuk 26 396, nr. 51) biedt de verwerving van de Boxer door lead customers als Duitsland en Nederland een goede uitgangspositie voor de industrie om de Boxer ook aan andere landen te verkopen.

Inschakeling Nederlandse industrie

Voor het Boxer-programma geldt als uitgangspunt dat het aandeel van de Nederlandse industrie in de productie gelijk dient te zijn aan de Nederlandse opdrachtwaarde in het programma. De Nederlandse opdrachtwaarde voor de productie bedraagt € 480 miljoen, na aftrek van de BTW en het Nederlandse aandeel van in derde landen in te kopen delen. Daarvan is inmiddels tenminste € 360 miljoen belegd. In dit bedrag is opgenomen het produceren (lassen) van tenminste 400 «mission modules» en «drive modules». Daarnaast wordt de overdracht van technologie voor het lassen van deze modules gezien als Nederlands werkaandeel met een waarde van maximaal € 60 miljoen, uitgaande van de langetermijneffecten die deze technologieoverdracht heeft. Voor de overgebleven € 60 miljoen zal een compensatieovereenkomst worden gesloten tussen KMW, RLS en het ministerie van Economische Zaken. Deze resterende verplichting kan resulteren in extra werk voor de Duitse en Nederlandse Boxer-voertuigen, werk aan eventuele te exporteren Boxer-voertuigen of andere compensatieactiviteiten. Het is aanvaardbaar dat in dit geval niet de gehele opdrachtwaarde wordt omgezet in direct werkaandeel, omdat de voordelen van participatie in het Boxer-project voor de Nederlandse industrie groter zijn dan bij compensatie.

Voornaamste risico’s

De volgende risico’s met betrekking tot de ontwikkelingsfase en de productiefase worden onderkend:

Technisch risico

Tijdens de beproevingen van het gemeenschappelijk basisvoertuig in 2005 is een aantal tekortkomingen geconstateerd die technische aanpassingen vergen. Op het gebied van duurzaamheid en betrouwbaarheid werkt de industrie nog aan verbeteringen. Na deze aanpassingen wordt het systeem op de desbetreffende onderdelen opnieuw beproefd. Voorts zijn nog ontwikkelingen gaande bij de specifieke Nederlandse modules en het «Remotely Controlled Weapon Station» (RCWS). De beproevingen daarvan moeten nog aanvangen. Er wordt een beperkt technisch risico onderkend dat tijdens de beproevingen zal blijken dat de Boxer minder presteert dan contractueel vastgelegd.

Financieel risico

Thans is de benodigde informatie voor het onderhoudsconcept nog niet volledig. De kosten voor informatievoorziening, infrastructuur en transport zijn nog niet meegenomen in de nu gepresenteerde exploitatiekosten. De schattingen zijn berekend zonder rekening te houden met correctiefactoren voor rente en inflatie gedurende de levensduur. In het kader van het ontwikkelingscontract worden mogelijkheden onderzocht om de betrouwbaarheid en onderhoudbaarheid van de voertuigsystemen nog verder te verbeteren. Naar verwachting zullen deze activiteiten voor het basisvoertuig in 2007 worden voltooid, waarna een finale prognose van de levensduurkosten als basis voor de gebruiksfase kan worden vastgesteld. Er wordt op dit gebied een gering financieel risico onderkend.

De inrichting van de voertuigen moet op elementen nog worden aangepast voor de serieproductie. Er bestaat een gering risico dat deze wijzigingen niet kostenneutraal kunnen worden uitgevoerd. De financiële consequenties daarvan zullen worden gedekt vanuit de post onvoorzien.

Industrieel risico

Stork heeft zich garant gesteld voor de Nederlandse voertuigen en KWM en RLS voor de Duitse voertuigen. Om aan deze garantstelling invulling te geven zijn de industrieën dus van elkaar afhankelijk. Daarom hebben zij, ook in het kader van de systeemverantwoordelijkheid, onderling afspraken gemaakt, zodat zeker gesteld wordt dat de garantstelling kan worden nagekomen.

Slot

Ik ben voornemens samen met Duitsland over te gaan tot de verwerving van het groot pantserwielvoertuig Boxer bij het consortium Artec. De eerste serieleveringen worden in 2011 verwacht. Volgens de huidige planning worden de laatste eenheden in 2017 voorzien van de Boxer.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven