26 392
Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Seoel op 25 oktober 1978; 's-Gravenhage, 6 november 1998

nr. 185
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 februari 1999

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 februari 1999.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 7 maart 1999.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 6 november 1998 te 's-Gravenhage tot stand gekomen protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Seoel op 25 oktober 1978 (Trb. 1998, 272 en 1999, 20)1.

Een toelichtende nota bij dit protocol treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Met het onderhavige Protocol wordt beoogd te komen tot een wijziging van de op 25 oktober 1978 te Seoel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 1979, 13), hierna te noemen «het Verdrag».

De wijziging van het Verdrag betreft de beëindiging van de zogenoemde «tax sparing credit» per 1 januari 2004. Op grond van het al jaren geldende huidige Nederlandse verdragsbeleid worden tax sparing credit-bepalingen uitsluitend opgenomen in verdragen met ontwikkelingslanden. In dat kader is beëindiging van de tax sparing credit inmiddels overeengekomen met Singapore (Trb. 1994, 64), Malta (Trb. 1995, 224) en Maleisië (Trb. 1997, 13), die niet langer als een ontwikkelingsland kunnen worden beschouwd. Bij de totstandkoming van het Verdrag was de toenmalige positie van Korea als ontwikkelingsland en in het bijzonder de grote afhankelijkheid van buitenlands kapitaal van dat land aanleiding om een tax sparing credit in het Verdrag op te nemen. In verband met een mogelijke toekomstige economische groei in Korea is destijds in het Protocol bij het Verdrag een heronderhandelingsclausule opgenomen (onder XII) op grond waarvan de autoriteiten van beide staten 10 jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag in overleg zouden treden teneinde te beslissen of er aanleiding bestaat de tax sparing credit te beëindigen. Korea heeft sedertdien inderdaad een positieve economische ontwikkeling doorgemaakt en kan thans, gelet op het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, niet meer als een ontwikkelingsland worden aangemerkt. Van Nederlandse zijde is daarom voorgesteld de tax sparing credit-bepaling uit het Verdrag te schrappen. Een bijkomende reden voor het schrappen van de tax sparing credit is het gevaar dat bestond voor oneigenlijk gebruik van die bepaling. Voor een nadere toelichting wordt in dit verband verwezen naar de toelichtende nota bij het wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag met Singapore (kamerstukken l/ll 1993/94, 23 829, nrs. 427 en 1).

Korea kon instemmen met het Nederlandse voorstel voor beëindiging van de tax sparing credit, echter niet eerder dan per 1 januari 2004. Om te voorkomen dat zich in de tussenliggende periode situaties van oneigenlijk gebruik voordoen is van Nederlandse zijde ingestemd met de datum van 1 januari 2004 onder de voorwaarde dat voor de tussenliggende periode een antimisbruikbepaling in het Verdrag zou worden opgenomen (artikel 1, tweede lid). Korea heeft hiermee ingestemd. De onderhandelingen met Korea zijn aangekondigd in het persbericht van het Ministerie van Financiën van 13 november 1996, nr. 96/188. Naar aanleiding van dit persbericht zijn geen reacties van belanghebbenden ontvangen. Gezien het beperkte karakter van de verdragswijziging konden de onderhandelingen schriftelijk worden gevoerd. De budgettaire gevolgen van deze wijziging zullen op termijn gematigd positief zijn voor de schatkist.

2. Koninkrijkspositie

Het onderhavige Protocol zal, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland gelden.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Op grond van dit artikel houden de bepalingen van het vierde en vijfde lid van artikel 23 van het Verdrag – de tax sparing credit-bepalingen – op van kracht te zijn per 1 januari 2004. Het vierde en vijfde lid worden per die datum geschrapt. Daarbij is bepaald dat de bepalingen in geen geval van toepassing zijn op dividenden, interest of royalty's die worden betaald na 31 december 2003, en op dividenden, interest of royalty's die, ongeacht wanneer zij betaald zijn, betrekking hebben op tijdvakken na 31 december 2003.

In het tweede lid van artikel 1 is een antimisbruikbepaling opgenomen die overeenkomt met die in de eerdergenoemde verdragen met Singapore en Maleisië. Daarin is expliciet vastgelegd dat de tax sparing credit-bepaling in geen geval van toepassing is in situaties waarin sprake is van oneigenlijk gebruik; de tax sparing credit wordt niet toegepast indien de vordering uit hoofde waarvan de interest, of de eigendom ter zake waarvan de royalty wordt betaald, was verkregen, overeengekomen of overgedragen met als voornaamste doel de voordelen van de tax sparing credit te genieten. Daarbij wordt nog eens naar voren gebracht dat de tax sparing credit alleen van toepassing is op leningen en contracten die rechtstreeks bijdragen tot de economische ontwikkeling van Korea. Hoewel oneigenlijk gebruik van het Verdrag op dit punt weliswaar met nationale middelen zou kunnen worden bestreden, wordt op deze wijze een hechtere en direct aan het Verdrag te ontlenen basis gegeven voor de bestrijding van oneigenlijk gebruik.

Artikel 2

De heronderhandelingsclausule die is opgenomen in Artikel X van het protocol bij het Verdrag wordt geschrapt.

Artikel 3

Het Protocol treedt in werking op de vijftiende dag na de laatste van de data waarop de onderscheiden regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat de in hun onderscheiden Staten daartoe geldende grondwettelijke vereisten zijn vervuld. Na de inwerkingtreding vindt het Protocol in beide landen toepassing op dividenden, interest en royalty's die worden betaald op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven