Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 26389 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 26389 nr. 8 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2003
Het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden, een verdrag van de Raad van Europa, beoogt een aantal juridische beginselen te formuleren die de staten dienen te respecteren met het oog op het verzekeren van de bescherming van (nationale) minderheden. De bepalingen zijn geformuleerd als opdrachten aan de staten en zij beogen als zodanig geen rechtstreekse werking.
Het Kaderverdrag bevat geen definitie van het begrip nationale minderheden. De reden hiervan is dat bij de voorbereiding van het verdrag geen overeenstemming kon worden bereikt over een voor alle landen aanvaardbare definitie. Voor Nederland werd bij de onderhandelingen over het Kaderverdrag uitgegaan van de Friezen en van de legaal in Nederland verblijvende etnische minderheden die behoren tot de doelgroepen van het integratiebeleid. Deze doelgroepomschrijving is door Nederland in een verklaring bij het Kaderverdrag gevoegd (zie bijlage).
Het Goedkeuringswetsvoorstel van het Kaderverdrag1 is op 28 maart 2000 in uw Kamer aangenomen. Met uitzondering van de SGP stemden alle fracties voor het wetsvoorstel. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer is door het lid Van Middelkoop een motie ingediend2 waarin de regering wordt verzocht bij de bekrachtiging van het verdrag een verklaring af te leggen, waarin wordt aangegeven dat het verdrag uitsluitend zal worden toegepast op de Friezen. Voor de motie stemden het CDA, het GPV, de RPF en de SGP, zodat de motie werd verworpen.
Op 29 mei 2001 heeft in de Eerste Kamer de 1e termijn van de plenaire behandeling van het Goedkeuringswetsvoorstel van het Kaderverdrag plaatsgevonden3. Gelet op de inbreng van de fracties tijdens de 1e termijn bleek dat er geen meerderheid te vinden zou zijn voor de bij het wetsvoorstel bijgevoegde verklaring, waarin Nederland aangeeft welke invulling Nederland geeft aan het begrip nationale minderheden, n.l. de Friezen en de personen die behoren tot de doelgroepen van het integratiebeleid. Van de grote fracties hadden met name de VVD- en de CDA-fractie zwaarwegende bezwaren tegen die invulling. Na de 1e termijn van regeringszijde heeft de toenmalige Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid schorsing van de behandeling gevraagd om binnen het kabinet te kunnen bespreken hoe de 2e termijn van de behandeling ingegaan zou moeten worden, die zoals het er op dat moment uitzag niet de verlangde meerderheid zou gaan opleveren.
Het toenmalige kabinet heeft naar aanleiding daarvan besloten het Goedkeuringswetsvoorstel in de Eerste Kamer aan te houden.
Het vorige kabinet is niet aan afronding van de behandeling van het Goedkeuringswetsvoorstel in de Eerste Kamer toegekomen.
Ondergetekende heeft thans het voornemen, om de behandeling van het Goedkeuringswetsvoorstel in de Eerste Kamer zo snel mogelijk voort te zetten en af te ronden.
Gelet op de huidige samenstelling van de Eerste Kamer, waarin de fracties van de VVD en het CDA een meerderheid vormen, bestaat er geen meerderheid voor de bij het wetsvoorstel bijgevoegde verklaring, waarin Nederland aangeeft welke invulling Nederland geeft aan het begrip nationale minderheden, n.l. de Friezen en de personen die behoren tot de doelgroepen van het integratiebeleid. De behandeling van het Goedkeuringswetsvoorstel met de inhoud van die verklaring voortzetten zal naar verwachting leiden tot niet aanvaarden ervan door de meerderheid van de Eerste Kamer. Dit betekent dat Nederland het Kaderverdrag niet kan ratificeren. Ook intrekking van het Goedkeuringswetsvoorstel met bedoelde verklaring leidt tot niet ratificeren. Het is echter wenselijk dat Nederland het Kaderverdrag ratificeert, mede in het licht van het voorzitterschap van de raad van Europa.
De Nederlandse regering zou kunnen worden verweten dat zij de voortgang van het Goedkeuringswetvoorstel niet bevordert. Ondergetekende stelt dan ook voor de verklaring bij het Kaderverdrag te wijzigen door de invulling van het begrip nationale minderheden te beperken tot de Friezen. Door deze wijziging mag worden verwacht dat een meerderheid van de Eerste Kamer zal instemmen met het Goedkeuringswetsvoorstel en daarmee met het door Nederland ratificeren van het Kaderverdrag. Een in die zin gewijzigde verklaring is bijgevoegd.
Dit voorstel sluit aan bij de omslag in het integratiebeleid, zoals dat is verwoord in de Beleidsbrief bij de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden 20031. Deze omslag houdt kort samengevat in: In het integratiebeleid is van oudsher veel nadruk gelegd op de acceptatie van verschillen tussen minderheden en de autochtone bevolking. Dat beleid was er minder op gericht om afstanden te overwinnen. Echter de eenheid van onze samenleving moet juist worden gevonden in wat de deelnemers met elkaar gemeen hebben, wat zij met elkaar delen. Dat is, naar de mening van het kabinet, dat ze burgers zijn van één samenleving. Dat gedeeld burgerschap is het doel van het nieuwe integratiebeleid.
Nederland behoort tot een kleine groep van landen die het Kaderverdrag nog niet hebben geratificeerd. Mede op grond daarvan mag worden verwacht dat ratificeren van het Kaderverdrag, waarbij Nederland het begrip nationale minderheden beperkt tot Friezen, internationaal positiever zal overkomen dan in het geval Nederland niet ratificeert.
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer heeft ondergetekende separaat een brief gezonden, waarin de gewijzigde verklaring bij het Kaderverdrag wordt aangeboden. Tevens is in die brief verzocht de behandeling van het Goedkeuringswetsvoorstel van het Kaderverdrag met de gewijzigde verklaring voort te zetten.
Indien de Eerste Kamer instemt met het Goedkeuringswetsvoorstel en de gewijzigde verklaring zullen te zijner tijd de periodieke rapportages op grond van het Kaderverdrag en de overige verplichtingen die uit het verdrag voortvloeien door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden behartigd, omdat hij op rijksniveau verantwoordelijk is voor de coördinatie van het beleid inzake de Friese-taalminderheid.
Het Koninkrijk der Nederlanden zal het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden toepassen op de Friezen.
De regering van het Koninkrijk gaat ervan uit, dat de bescherming geboden door het derde lid van artikel 10, ondanks de verschillen in redactie, niet afwijkt van die geboden door het tweede lid van artikel 5 en het derde lid, onder a en onder e, van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26389-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.