B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 18 december
1998 en het nader rapport d.d. 18 januari 1999, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 16 november 1998, no.98.005398, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de
Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie
van toelichting tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met
de totstandkoming van richtlijn nr. 98/25/EG van de Raad van de Europese Unie
van 27 april 1998 (PbEG L 133) houdende wijziging van richtlijn nr. 95/21/EG
betreffende de naleving, met betrekking tot schepen die gebruik maken van
havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten
vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid
van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden
aan boord (havenstaatcontrole).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 november
1998, nr. 98.005398, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 18 december 1998, nr. W09.98.0516, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan zijn advies aandacht zal zijn
geschonken.
1. Het wetsvoorstel strekt ter uitvoering van richtlijn nr.98/25/EG van
de Raad van de Europese Unie van 27 april 1998 houdende wijziging van
richtlijn nr.95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen
die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie
van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied
van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en
werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG L 133) (hierna: de richtlijn). In artikel II van het wetsvoorstel is gekozen voor inwerkingtreding
met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Gelet op de uiterste implementatiedatum
van de richtlijn – 1 juli 1998 – adviseert de Raad van State
de wet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden, te weten met ingang
van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
1. Het advies van de Raad van State inzake de inwerkingtredingsbepaling
is overgenomen en artikel II van het wetsvoorstel is dienovereenkomstig aangepast.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos