26 374
Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs opdat op grond van die wet bekostigde instellingen en andere instellingen die een niet uit de rijksbijdrage bekostigde opleiding educatie verzorgen, het recht kunnen verkrijgen aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van die opleiding een wettelijk geregeld diploma of certificaat te verbinden (erkenning diploma's niet uit rijksbijdrage gefinancierde educatie)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 december 1998 en het nader rapport d.d. 15 januari 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 1998, no. 98.004776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs opdat op grond van die wet bekostigde instellingen en andere instellingen die een niet uit de rijksbijdrage bekostigde opleiding educatie verzorgen, het recht kunnen verkrijgen aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van die opleiding een wettelijk geregeld diploma of certificaat te verbinden (erkenning diploma's niet uit rijksbijdrage gefinancierde educatie).

Blijkens de mededeling van de directeur van Uw kabinet van 10 oktober 1998, nr. 98.004776, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 december 1998, nr. W05.98.0459, bied ik U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aan.

De Raad adviseert het voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden nadat aan zijn opmerkingen aandacht zal zijn geschonken.

1a. In het voorgestelde artikel 1.4a.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) staan de – verhoudingsgewijs beperkte – voorwaarden waaraan een instelling, die een niet-bekostigde opleiding educatie wil verzorgen, dient te voldoen indien zij het recht wenst te verkrijgen dat aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van een opleiding educatie, verzorgd door die instelling, een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6 WEB is verbonden. In de memorie van toelichting is vermeld dat het realiseren van een gelijkstelling van een uit de rijksbijdrage bekostigde opleiding educatie met een niet uit de rijksbijdrage bekostigde opleiding zich richt op de eindfase van het onderwijs: de diploma's en certificaten en dat daarom de noodzaak ontbreekt het gehele stelsel van voorschriften dat geldt voor de bekostigde instellingen toe te passen op de niet uit een rijksbijdrage bekostigde opleidingen. Het stelsel voor de bekostigde instellingen is volgens de toelichting immers in belangrijke mate bestemd voor het waarborgen van de doelmatige besteding van de overheidsgelden die die instellingen ontvangen voor het verrichten van hun werkzaamheden (paragraaf 1, bladzijde 14).

Ingevolge artikel 1.4.1, eerste lid, WEB dient een instelling die een niet-bekostigde beroepsopleiding wenst te verzorgen onder meer het gestelde ten aanzien van de kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 1.3.6 WEB, en de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3, eerste tot en met derde lid, WEB, in acht te nemen. Niet duidelijk is waarom deze eisen, die niet zien op de bekostiging en gelden zowel voor de bekostigde beroepsopleidingen als de bekostigde opleidingeneducatie alsmede voor de niet-bekostigde beroepsopleidingen, niet ook dienen te gelden voor de niet-bekostigde opleidingeneducatie.

b. Het voorgestelde artikel 1.4a.1, zesde lid, WEB bepaalt dat het bevoegd gezag jaarlijks vóór 15 oktober een opgave aan de minister verstrekt van de opleidingen educatie die de instelling verzorgt in het lopende studiejaar, alsmede van de opleidingen educatie die de instelling heeft verzorgd in het daaraan voorafgaande studiejaar. Met betrekking tot het lopende studiejaar dient het aantal deelnemers op de peildatum 1 oktober te worden aangegeven en met betrekking tot het daaraan voorafgaande studiejaar het aantal verstrekte diploma's en certificaten. Artikel 1.4.1, derde lid, WEB verlangt dat het bevoegd gezag voor de niet-bekostigde beroepsopleidingen jaarlijks vóór 1 maart aan de minister verslag doet omtrent de werkzaamheden van de instelling voorzover betrekking hebbend op beroepsopleidingen en dat het verslag tevens het aantal deelnemers per beroepsopleiding en het aantal uitgereikte certificaten en diploma's bevat. Het is niet duidelijk waarom in het voorstel voor een ander opgavesysteem is gekozen.

De Raad van State adviseert in de memorie van toelichting op deze punten in te gaan.

1a en 1b. In de memorie van toelichting is ingegaan op de door de Raad genoemde punten.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Met de redactionele kanttekeningen is rekening gehouden, met dien verstande dat is afgezien van invoeging van een nieuw onderdeel g en verlettering van de opvolgende onderdelen om te voorkomen dat verwijzingen naar laatstgenoemde onderdelen in andere regelingen moeten worden aangepast.

3. Van de gelegenheid van het uitbrengen van het nader rapport is gebruik gemaakt om artikel 1.4a.1, derde lid, en de toelichting daarop te verduidelijken.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 december 1998, no. W05.98.0459, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel B, in plaats van een onderdeel f1 een nieuw onderdeel g invoegen en de opvolgende onderdelen verletteren, daar er geen sprake is van een verdere onderverdeling (aanwijzing 100 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

– Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 1.4a.1 redactioneel zoveel mogelijk laten aansluiten bij artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (aanwijzing 47 Ar).

– In artikel I, onderdeel F, in artikel 6a.1.2, eerste lid, onder a, en artikel 6a.1.3, aanhef, tot uitdrukking laten komen dat ook bij één examen of één onderdeel van een examen een beëindiging van de erkenning met daaraan voorafgaand een waarschuwing kan plaatsvinden.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven