26 374
Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs opdat op grond van die wet bekostigde instellingen en andere instellingen die een niet uit de rijksbijdrage bekostigde opleiding educatie verzorgen, het recht kunnen verkrijgen aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van die opleiding een wettelijk geregeld diploma of certificaat te verbinden (erkenning diploma's niet uit rijksbijdrage gefinancierde educatie)

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 18 mei 2000

Op 17 juni 1999 heeft de Tweede Kamer, bij de behandeling van de «wetswijziging niet-bekostigde educatie», gevraagd naar de mogelijkheid om gegevens over opleidingen educatie op te vragen van niet-bekostigde instellingen. De gevraagde informatie treft u hieronder aan.

In de Wet educatie en beroepsonderwijs (artikel 1.4.a.1, zesde lid) is bepaald welke gegevens aan de instellingen kunnen worden gevraagd. Jaarlijks dienen de volgende gegevens over de opleidingen educatie met diploma-erkenning te worden aangeleverd:

– de opleidingen educatie die de instelling verzorgt in het lopende studiejaar,

– het aantal deelnemers per opleiding in het lopende studiejaar, peildatum 1 oktober,

– de opleidingen educatie die de instelling in het voorafgaande studiejaar heeft verzorgd,

– het aantal verstrekte diploma's en certificaten in het voorafgaande studiejaar.

Als gevolg van het «amendement Cornielje» zijn de voorschriften omtrent de kwaliteitszorg die van toepassing zijn voor de bekostigde educatie gelijkelijk van toepassing voor de niet-bekostigde educatie. Dat heeft tot gevolg dat de instelling onder meer dient te voorzien in een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs. Om de twee jaar levert de instelling hierover publieke verantwoording af in het kwaliteitszorgverslag. De «regeling inrichting kwaliteitszorgverslag WEB» geeft hiervoor voorschriften. De instelling dient onder andere gegevens te verstrekken over:

– de door de instelling na te streven resultaten,

– de door de instelling behaalde resultaten,

– de verbeteractiviteiten,

– de beoordeling van de wijze van examinering.

De instelling dient ook de wijze van beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs aan te geven, inclusief de wijze waarop onafhankelijke deskundigen bij de beoordeling zijn betrokken.

Momenteel wordt het wetsvoorstel Wet op het onderwijstoezicht voorbereid, waarin een nadere uitwerking wordt gegeven aan de beleidsvoornemens in de beleidsnota «Variëteit en Waarborg». Voorzien wordt dat in aansluiting op de eigen kwaliteitszorg van de instelling ook sprake is van een onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling door de inspectie, waarvan het rapport openbaar is.

De inspectie voert in het kader van het integraal instellingstoezicht (IIT) in de periode 1999 – 2002 een bestandsopname van de kwaliteit van het onderwijs uit bij alle instellingen (zowel de bekostigde als de niet-bekostigde instellingen) in de BVE-sector. Het toetsingskader dat de inspectie bij het niet-bekostigd onderwijs hanteert bevat een deelverzameling van de kwaliteitsaspecten uit het toetsingskader voor het bekostigd onderwijs. De maatschappelijke opdracht van het niet-bekostigd onderwijs is immers beperkter dan die van het bekostigd onderwijs.

In het Onderwijsverslag levert de inspectie een landelijk overzicht van de bevindingen uit het IIT.

Opleidingen die niet voldoen aan de wettelijke eisen kan de diploma-erkenning worden ontnomen. Van de niet-bekostigde opleidingen educatie met diploma-erkenning wordt jaarlijks een overzicht gepubliceerd, voor het eerst in 2000.

Door bovengenoemde instrumenten zijn naar mijn mening de essentiële gegevens beschikbaar die nodig zijn om zicht te houden op de ontwikkelingen in de niet-bekostigde educatie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven