Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26364 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26364 nr. 5 |
Ontvangen 20 april 1999
Met genoegen heb ik kennis genomen van het verslag in verband met het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl.
De leden van de fracties van het CDA, D66, het GPV, de RPF en de SGP hadden met belangstelling kennisgenomen van het voorstel. De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en GroenLinks spraken over het voorstel geen waardeoordeel uit. Gaarne ga ik hieronder in op de verschillende aspecten met betrekking tot het voorstel.
De leden van de CDA-fractie wilden geïnformeerd worden over de gehanteerde procedure bij het raadplegen van de ondernemingsraden. Aan de ondernemingsraden is op 26 november 1997 verzocht om op grond van artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden advies uit te brengen over het voorgenomen bestuurlijke besluit met betrekking tot de samenvoeging van de drie gemeenten. Ten behoeve van de adviestaak van de ondernemingsraden is een convenant gesloten tussen bestuurders en ondernemingsraden van de drie gemeenten. Uitgangspunt in het convenant is de drie gemeenten samen te voegen, zodat een organisatorische en juridische eenheid ontstaat, zodanig dat alle werkzaamheden van de verdwijnende gemeenten zullen worden voortgezet. De bestuurders hebben aangegeven een actieve rol voor de ondernemingsraden te zien bij de ontwikkeling van plannen rond de vormgeving van de nieuwe organisatie en deze rol ruimer te zien dan in de Wet op de Ondernemingsraden is geregeld.
De leden van de fractie van het CDA refereerden aan toezeggingen met betrekking tot binnengemeentelijke decentralisatie, die tijdens het Algemeen Overleg op 1 februari 1999 over de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling zijn gedaan. In dat overleg heb ik aangegeven belang te hechten aan binnengemeentelijke decentralisatie en andere vormen van gemeentelijk zelfbeheer. Zoals ook uit het onderzoek van Toonen c.s. bleek («Gemeenten in Ontwikkeling», 1998), geven gemeenten juist in een situatie van herindeling veelal blijk van extra aandacht voor dergelijke vormen van bestuurlijke vernieuwing. Daarbij is mijnerzijds toegezegd na te gaan op welke wijze gemeenten met name in het kader van herindeling beter in staat kunnen worden gesteld vormen van gemeentelijk zelfbeheer in de praktijk te brengen en welke randvoorwaarden daarbij aan de orde zijn. Beantwoording van deze vragen wil ik mede baseren op een aan mij uit te brengen extern advies. Ik zal de Kamer vanzelfsprekend van mijn bevindingen zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen.
In hoeverre er consequenties zijn van deze herindeling voor bijvoorbeeld de taak van de gemeenteraad c.q. de gemeente als bestuurder van de gemeenschap, waarnaar de leden van de fractie van GroenLinks vroegen, is niet eenduidig aan te geven. Zoals uit het zojuist aangehaalde onderzoek «Gemeenten in Ontwikkeling» van Toonen c.s. blijkt, kunnen aan de gemeente verschillende rollen en hoedanigheden worden toebedacht. In het onderzoek zijn genoemd de rol van de gemeente als bestuurder van de gemeenschap (volgens sommigen het Zuid-Europese concept van lokaal bestuur), als verlener van publieke diensten (het Noord-Europese concept van plaatselijk bestuur) en de gemeente als geïntegreerd onderdeel van een groter bestuurlijk geheel. De Nederlandse gemeente verenigt deze functies in beginsel in één functioneel verband. De gevolgen van herindeling kunnen derhalve ook verschillend worden geïnterpreteerd, afhankelijk vanuit welk concept men de gemeente vooral beoordeelt. In elk geval wijzigt de taak van de gemeenteraad niet als direct gevolg van herindeling; wel kan een gemeenteraad zijn eigen functioneren vanuit de nieuw ontstane situatie een andere invulling geven.
De leden van de fracties van het CDA, GroenLinks en de SGP wensten een nadere onderbouwing van het voorstel ten aanzien van de problemen en knelpunten die met deze samenvoeging worden opgelost. De leden van de fractie van GroenLinks waren van mening dat versterking van het ambtenarenapparaat een rol kan spelen in de discussie over de wenselijkheid van een specifieke herindeling. Zij vroegen of ook alternatieve oplossingen, zoals intergemeentelijke samenwerking, zijn gezocht of aangedragen teneinde een fixatie op het middel herindeling te voorkomen. De leden van de fracties van het RPF en de GPV vroegen of de voorwaarden voor samenwerking van de gemeente Alkmaar met aangrenzende gemeenten aanwezig zijn. De leden van de SGP-fractie begrepen niet goed waarom voor de intergemeentelijke samenwerking schaalvergroting van de buurgemeenten noodzakelijk zou zijn.
Een belangrijk onderdeel van het standpunt van het vorige kabinet ten aanzien van de bestuurlijke organisatie was de versterking van de centrumfunctie van een aantal centrumgemeenten, waaronder Alkmaar. Het gemeentebestuur van Alkmaar heeft in haar notitie van 20 februari 1996 om krachtige gesprekspartners gevraagd. Het gemeentebestuur van Alkmaar stelt in deze notitie dat versterking van de regiogemeenten een evenwichtiger regio oplevert met sterke mede- en tegenspelers voor de centrumgemeente en dat hiermee het belang van alle betrokken partijen is gediend. In overeenstemming met de opvatting van het gemeentebestuur van Alkmaar hebben provinciale staten van Noord-Holland in juni 1996 vastgesteld dat Alkmaar haar centrumfunctie in de toekomst goed zal kunnen vervullen zonder samenvoeging, maar wel in nauwe samenwerking met aangrenzende gemeenten. Voorwaarde was dat de aangrenzende gemeenten voldoende (bestuurs)kracht konden ontwikkelen om in de toekomstige verhoudingen als een krachtige partner te kunnen fungeren. Deze ontwikkelingen zijn voor de gemeenten Bergen, Egmond, Schoorl en Heiloo aanleiding geweest zich te beraden over hun toekomstige functie, capaciteit en schaal, wat uiteindelijk leidde tot de ontwerpregeling tot samenvoeging van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl. Op de positie van Heiloo zal onder «Alternatieve varianten» nader worden ingegaan. Ook het kabinet is van mening dat deze samenvoeging de voorwaarden voor een dergelijke samenwerking verbetert. Daar waar samenwerking gewenst blijft, draagt deze samenvoeging bij aan een efficiëntere en effectievere wijze van werken. Daarnaast leidt de vergroting en verzwaring van het gemeentelijk takenpakket tot de noodzaak van sterke(re) gemeenten, die de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid kunnen dragen.
Nadat Heiloo ervoor had gekozen om buiten deze samenvoeging te blijven, hebben de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl in het licht van genoemde ontwikkelingen gesteld dat om een sterke partner in de regio te zijn aan de volgende uitgangspunten moest worden voldaan:
– versterking van het democratisch besluitvormingsproces met voldoende ruimte voor inwoners om direct betrokken te zijn en blijven bij de vormgeving van hun leefomgeving;
– versterking van de capaciteit voor een samenhangende ontwikkeling van de ruimtelijke potenties en kwaliteiten van het gebied;
– verbetering van de doelmatigheid van de gemeentelijke organisatie;
– optimalisering van de dienstverlening;
– versterking van de positie in de toekomstige regionale ontwikkelingen.
Op de schaal van de huidige drie gemeenten vonden de gemeentebesturen dit niet haalbaar. Schaalvergroting werd door de raden van de drie gemeenten noodzakelijk geacht. Daarbij baseerden zij zich op het KMPG-onderzoek van 28 april 1997 (bijlage bij het wetsvoorstel).
De leden van de fractie van D66 vroegen in te gaan op de variant alleen Bergen en Schoorl samen te voegen en aan te geven wat de meerwaarde is van een fusie van Bergen, Egmond en Schoorl boven een samenvoeging van Bergen en Schoorl. Deze leden vroegen voorts of er voor Egmond andere fusiemogelijkheden zijn en, zo ja, welke. De leden van de fractie van GroenLinks vroegen naar mijn mening over de vraag of twee separate samenvoegingen tussen Bergen en Schoorl alsmede tussen Heiloo en Egmond, niet meer voor de hand hadden gelegen. Deze leden vroegen tevens of ik uiteen kan zetten of en, zo ja, waarom het karakter van Egmond beter aansluit bij Bergen en Schoorl dan bijvoorbeeld bij Heiloo. Voorts vroegen zij waarom Heiloo uit het beeld is verdwenen en of ook een fusie tussen Egmond en Castricum is overwogen.
Voor de gemeenten Bergen, Egmond, Schoorl en Heiloo zijn de ontwikkelingen, genoemd in onderdeel 2, aanleiding geweest om zich te beraden over hun toekomstige functie, capaciteit en schaal. Het resultaat daarvan is geweest dat aan KPMG Management Consulting te Amstelveen twee parallelle opdrachten werden verstrekt om onderzoek in te stellen naar en te rapporteren over de meerwaarde en toekomstwaarde van samenwerking of samenvoeging van enerzijds de gemeenten Bergen en Schoorl, anderzijds Egmond en Heiloo. De resultaten van deze onderzoeken wezen uit dat het vooral in het geval Bergen/Schoorl aanbeveling verdiende op de schaal van de 4 betrokken gemeenten nader onderzoek te verrichten. De combinatie Bergen/Schoorl leverde voor Bergen weinig meerwaarde op, terwijl ook de verwachte meerwaarde op organisatorisch vlak en de invloed op de regio betrekkelijk gering werd geacht.
Na de eerste onderzoeken is nader onderzoek verricht door KPMG, waarin ook de variant Bergen/Egmond/Schoorl (variant 1), de variant Bergen/Egmond/ Schoorl/Heiloo (variant 2) en de variant Heiloo/Egmond/Bergen en Schoorl zelfstandig (variant 3) onderzocht zijn. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat in de varianten 1 en 2 op zichzelf voldoende krachtige gemeenten zouden ontstaan om de beleidsopgaven voor de toekomst op te kunnen pakken. Variant 3 werd minder positief gewaardeerd, met als belangrijkste bezwaar dat de relatief kleine gemeente Schoorl er geen baat bij heeft. In variant 1 zou een homogene gemeente ontstaan vooral ten aanzien van natuur, recreatie en toerisme; een sterk profiel als kustgemeente. Bij variant 2 kwam naar voren dat er geen intensieve maatschappelijke en sociale interactie bestaat tussen Schoorl en Heiloo. Er kon niet worden voorspeld of deze variant zou bijdragen aan de gewenste krachtige profilering als kustplaatsen van Bergen, Egmond en Schoorl of daaraan juist afbreuk zou doen.
Op grond van de onderzoeken heeft de gemeenteraad van Heiloo in zijn vergadering van 30 juni 1997 besloten zich verder te oriënteren op toekomstige versterking in de regio met name in zuid-(west)elijke richting en derhalve niet langer een combinatie met Bergen, Egmond en Schoorl na te streven. De gemeenteraden van Bergen, Egmond en Schoorl hebben besloten hun inspanningen te richten op een fusie van deze drie gemeenten. Deze combinatie biedt mogelijkheden zich te profileren als sterke kustgemeente. Een fusie tussen Egmond en Castricum is niet onderzocht, omdat Castricum zich met het oog op een eventuele samenvoeging oriënteert op de gemeenten Limmen en Akersloot.
De leden van de fracties van het GPV en de RPF leidden uit het zelfstandig blijven van de gemeente Heiloo af dat de regering van mening is dat Heiloo ook voor de lange termijn voldoende sterk is om zelfstandig te blijven. Hierover merk ik op dat de gemeente Heiloo zelf heeft gekozen buiten deze vrijwillige samenvoeging te blijven. Daarmee is niet gezegd dat Heiloo per definitie van toekomstige herindelingsvoorstellen zal worden uitgesloten.
De leden van de fractie van D66 vroegen of er in Bergen voldoende draagvlak bestaat voor de geplande samenvoeging, gezien de zeer krappe raadsmeerderheid van september 1997 en de omslag van maart 1998. De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of ik kan bevestigen dat een meerderheid van de gemeenteraad van Bergen ook daadwerkelijk achter de geplande samenvoeging staat.
Op 26 juni 1997 koos de meerderheid van de raad in Bergen (in een zgn. principebesluit) voor de variant Bergen/Egmond/Schoorl, op voorwaarde dat er een onderzoek zou komen naar het profiel van de nieuwe gemeente en de daarmee samenhangende financiële en andere aspecten.
Voorafgaande aan de definitieve besluitvorming hebben de raden van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl in het najaar 1997 onderzoek laten verrichten naar de mening van de burgers door Intomart B.V. Uit dit onderzoek bleek dat in alle drie de gemeenten een ruime meerderheid van de bevolking de voorgenomen fusie met een voldoende waardeerde. In Bergen was dat 65% van de respondenten.
Op 16 december 1997 besloot de raad van Bergen tot een fusie met Egmond en Schoorl. Dit onderwerp heeft nadrukkelijk een rol gespeeld bij de moeizame onderhandelingen over de collegevorming. In het collegeprogramma van de gemeente Bergen 1998–2002 is evenwel expliciet opgenomen dat «het besluit van de drie gemeenteraden in december 1997 tot vorming van een BES-gemeente voortvarend en zorgvuldig, in goed overleg met de fracties, met de betrokken gemeenten zal worden uitgevoerd». Het programma is in de raad breed ondersteund.
Het opstellen van onder andere het fusie-convenant tussen de drie gemeenten is een intensief proces geweest. Echter de inzet van de drie gemeentebesturen heeft duidelijk gemaakt dat de beslissing tot samenvoeging van Bergen, Egmond en Schoorl steeds breed gedragen werd.
Gelet op het vorenstaande heb ik geen reden om aan te nemen dat de kiezer in Bergen het college geen mandaat zou hebben gegeven door te gaan met het fusieproces, zoals de leden van de fractie van GroenLinks vroegen.
Gelet op de hiervoor genoemde passage in het collegeprogramma met betrekking tot de uitvoering van het raadsbesluit van december 1997, kan niet gesteld worden dat een samenvoeging van alleen Bergen en Schoorl op meer draagvlak kan rekenen.
Dat de bevolking van Egmond-Binnen zich zou hebben uitgesproken in een andere fusierichting is mij niet bekend. Uit het bevolkingsonderzoek van Intomart blijkt wel dat in de kern Egmond-Binnen het percentage inwoners dat de samenvoeging met een voldoende waardeert, kleiner is dan in de kernen Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee. In Egmond-Binnen is dat 54%, in Egmond aan den Hoef 64% en in Egmond aan Zee 69%.
De leden van de CDA-fractie wilden graag weten waarom in het kader van dit wetsvoorstel geen aandacht wordt besteed aan de discussie rond de grenscorrectie tussen Alkmaar enerzijds en Bergen en Egmond anderzijds. De leden van de fracties van het GPV en de RPF vroegen of de gemeente Alkmaar door de grenscorrectie per 1 januari 1998 ook voor de lange termijn over voldoende bouwgrond beschikt.
Bij het opstellen van het voorliggende wetsvoorstel is uitgegaan van de ontwerpregeling, waarbij een eventuele grenscorrectie ten westen van Alkmaar niet aan de orde was. Hierover werd pas nadat het wetsvoorstel om advies naar de Raad van State was gezonden van het gemeentebestuur van Alkmaar bericht ontvangen met de mededeling dat over de ontstane situatie op 9 december 1998 overleg zou plaatsvinden met het provinciebestuur van Noord-Holland. Bij brief van 2 februari jl. werd mij de uitkomst van dit overleg meegedeeld. Gedeputeerde staten van Noord-Holland stellen dat een grenscorrectie ten behoeve van woningbouw tussen Alkmaar enerzijds en Bergen en Egmond anderzijds op dit moment niet aan de orde is. In het vigerende streekplan lopend tot 2005 is ten aanzien van Alkmaar-West het volgende bepaald: «Alkmaar-West behoeft een groene stadsrand, die een blijvende begrenzing vastlegt van het stedelijk gebied ten opzichte van het open polderlandschap. Bij de keuze dient rekening te worden gehouden met de in het poldergebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden. Het gebied behoeft tevens een adequate visie qua gewenste structuur en toe te stane stadsrandfuncties. Gedeputeerde staten van Noord-Holland zullen de gewenste ruimtelijke visie van Alkmaar-West beoordelen op basis van het gemeentelijke bestemmingsplan, dat voor dit gebied moet worden opgesteld».
Aangezien de problematiek van bouwen aan de westrand niet in deze streekplanperiode speelt, acht ik het niet opportuun nu reeds in het onderhavige wetsvoorstel – voordat het provinciebestuur van Noord-Holland zich hierover definitief heeft uitgesproken – te voorzien in de door de gemeente Alkmaar gewenste grenscorrectie. Ik merk overigens op dat het gemeentebestuur van Alkmaar zelf altijd is uitgegaan van vrijwilligheid en samenwerking ten aanzien van het in deze regio lopende proces van versterking van gemeenten.
De leden van de CDA-fractie vonden dat de gevolgen van de samenvoeging van de gemeenten voor de lastenontwikkeling voor de burgers niet helder blijkt uit de memorie van toelichting.
Zij wensten een nadere onderbouwing op dit punt.
Ik merk op dat de drie gemeenten in de toelichting op de ontwerp-regeling hebben opgemerkt dat de financiële ruimte voor een beleid dat is gericht op de invulling van de beleidsopgaven voor wonen, toerisme en verkeer en vervoer en dat ook bijdraagt aan het in stand houden, aanpassen en zelfs uitbreiden van het voorzieningenniveau, op termijn kan worden gerealiseerd door het ozb-tarief jaarlijks trendmatig met 2,5% te laten stijgen (op basis van het tarief van Bergen). Het behoort overigens tot de bevoegdheden van het nieuwe gemeentebestuur om beslissingen te nemen over de ontwikkeling van de lokale lastendruk voor de burgers. Ik treed daar niet in.
De leden van de fracties van het GPV en de RPF refereerden aan een bepaalde passage die door de drie gemeenten in de toelichting op de ontwerp-regeling van 9 december 1997 is opgenomen. De gemeenten stellen dat het financieel voordeel dat het samengaan zal opleveren onder meer afhankelijk is van een structurele ombuiging door de gemeenten Egmond en Schoorl, te realiseren voor de datum van herindeling. Het gaat in Egmond om een ombuiging van f 150 000 en in Schoorl om f 100 000. Deze leden vroegen hoe het staat met de realisatie van deze ombuiging.
Navraag bij de gemeenten Egmond en Schoorl heeft mij geleerd dat in dit verband in de (sluitende) begroting van 1999 inderdaad ombuigingen van de genoemde omvang zijn opgenomen.
7. Datum inwerkingtreding en millenniumproblematiek
De leden van de fractie van de PvdA stelden het op prijs als de samenvoeging per 1 januari 2000 wordt gerealiseerd en vroegen of ik deze wenselijkheid onderschrijf. De leden van de VVD-fractie vroegen of alleen risico's in het kader van de millenniumovergang afdoende argument zijn om te besluiten tot een andere datum van inwerkingtreding van de wet of dat het ook mogelijk is op grond van andere – en zo ja welke – overwegingen te komen tot een andere datum. Zij vroegen of op grond van organisatorische redenen, zijnde het voorkomen van ambtelijke en bestuurlijke risico's, het wenselijk zou kunnen zijn de vorming van de nieuwe gemeente Bergen te laten plaatsvinden per 1 januari 2001. Voorts vroegen deze leden of de visie van de drie gemeenten om de samenvoeging te doen ingaan op 1 januari 2001 betrokken is bij de voorbereiding van het wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie vroegen hoe millenniumproof de drie afzonderlijke gemeenten zijn. Deze leden wilden weten wanneer de datum van inwerkingtreding wordt bepaald, wat de reikwijdte van de zinsnede is dat de inwerkingtreding wordt vastgesteld bij koninklijk besluit en of het kan zijn dat de datum van 1 januari 2000 nog wordt opgeschoven. De leden van de CDA-fractie waren van mening dat de drie gemeenten niet met onzekerheid mogen worden opgezadeld ten aanzien van deze datum, aangezien er veel zaken dienen te worden geregeld. De leden van de D66-fractie vroegen of ik gevoelig ben voor de argumenten van de gemeenten (vormgeven ambtelijk apparaat, millennium en drie verkiezingen in een jaar) en of ik bereid ben de samenvoeging een jaar uit te stellen. Ook de leden van de fracties van GroenLinks en de SGP stelden deze vraag.
De gemeenten hebben mij bij brief van 18 november 1998 verzocht mijn invloed op de parlementaire behandeling van het voorstel zodanig uit te oefenen, dat de ingangsdatum van de samenvoeging 1 januari 2001 zou zijn. Bij brief van 8 december 1998 heb ik in antwoord hierop gesteld dat uit de systematiek van de Wet algemene regels herindeling (arhi) volgt dat indien de parlementaire behandeling van het voorstel voor half september 1999 is afgerond, de datum van herindeling 1 januari 2000 is en dat ik het niet op mijn weg acht liggen de duur van de parlementaire behandeling te beïnvloeden. De door de betrokken gemeenten aangedragen argumenten om de herindeling per 1 januari 2001 te laten ingaan, acht ik – mede gelet op het feit dat het hier een vrijwillige herindeling betreft, die dus goed zal worden voorbereid – onvoldoende zwaarwegend.
In het wetsvoorstel is in verband met de millenniumproblematiek voorzien in inwerkingtreding van de wet bij koninklijk besluit in plaats van – zoals gebruikelijk – de dag na plaatsing in het Staatsblad. De millenniumproblematiek is voor de inwerkingtreding van het voorstel wat de verantwoordelijkheid van het Rijk betreft met name van belang voor zover deze betrekking heeft op de millenniumbestendigheid van het systeem van de gemeentelijke basisadministratie. Dit omdat een herindeling altijd leidt tot een aanzienlijke toename van berichtenverkeer op het netwerk van de gemeentelijke basisadministratie op of direct na de datum van herindeling. Door de vele koppelingen van het GBA-systeem met gemeentelijke informatiesystemen en de verstrekking van gegevens die vanuit het GBA plaatsvindt als basisadministratie voor persoonsgegevens, neemt dit systeem een centrale plaats in. Teneinde de continuïteit van het GBA-systeem veilig te kunnen stellen indien dat noodzakelijk zou blijken, is derhalve gekozen voor de voorgestelde systematiek van inwerkingtreding. De datum van inwerkingtreding zal zo spoedig mogelijk na aanvaarding van dit wetsvoorstel worden vastgesteld. Daarbij zal ik op dat moment beoordelen of de voorziene datum van herindeling per 1 januari 2000 niet onverhoopt tot onaanvaardbare risico's leidt, zoals hiervoor aangegeven meer specifiek gerelateerd aan de continuïteit van het GBA-systeem. Om alsdan tot een verantwoord oordeel te kunnen komen, zal ik in de tussenliggende periode de vinger aan de pols houden.
In dit verband merk ik nog het volgende op. In een overleg van de burgemeesters van Bergen, Egmond en Schoorl op mijn ministerie op 16 september jl. hebben de gemeenten aangegeven dat de ambtelijke voorbereidingen voor de samenvoeging in volle gang waren. Ook is toen aangegeven dat het GBA-systeem van de drie gemeenten millenniumproof is.
Op dit moment geven de gemeenten aan dat zij ieder een traject hebben uitgezet om te verzekeren dat zij op 1 januari 2000 «individueel» millenniumproof zijn. De gemeente Egmond heeft dit traject vrijwel afgerond, de gemeenten Bergen en Schoorl geven aan tijdig gereed te zullen zijn. Het Projectbureau Millennium Overheid heeft van de gemeenten Bergen en Egmond een monitor over de aanpak van het millenniumprobleem ontvangen. Uit de geleverde informatie blijkt dat beide gemeenten gevorderd zijn met de aanpak van het millenniumprobleem, die overigens niet gecombineerd plaatsvindt. Geen van deze gemeenten is echter reeds volledig klaar met de aanpak. Telefonische navraag bij de gemeente Schoorl geeft aan, dat deze gemeente zich in dezelfde situatie bevindt. Aangezien het een vrijwillige samenvoeging betreft en de gemeenten al vrij lang voorbereidingen treffen, moet de voorbereidingstijd naar mijn mening ook bij een herindelingsdatum van 1 januari 2000 ruim voldoende zijn. Het feit dat er bij een herindeling per 1 januari 2000 drie verkiezingen zullen zijn in dat jaar is naar mijn mening onvoldoende als zelfstandig argument om de samenvoeging uit te stellen tot 1 januari 2001. Als gezegd zal ik de ontwikkelingen op dit punt blijven volgen.
De leden van de CDA-fractie vroegen hoe ver de gemeenten zijn gevorderd met de samenvoeging van de drie ambtelijke apparaten. Zij wilden weten of en op welke wijze hierbij het criterium van millenniumbestendigheid wordt gehanteerd.
De gemeenten zelf geven aan dat de hoofdstructuur van de nieuwe ambtelijke organisatie door de stuurgroep Bergen/Egmond/Schoorl is vastgesteld. Deze wordt in een kwartiermakersorganisatie nader gedetailleerd. De door de stuurgroep vastgestelde planning voorziet erin dat in augustus/september een projectleider, tevens beoogd gemeentesecretaris in dienst kan treden en dat in de resterende maanden van 1999 het management en het overige personeel formeel worden ingepast in de nieuwe organisatie. Met de afstemming van in- en externe regelingen, procedures en werkwijzen is inmiddels een begin gemaakt.
Het Projectbureau Millennium Overheid heeft gemeld dat integratie van de geautomatiseerde ondersteuning van het ambtelijk apparaat op dit moment bij de genoemde gemeenten, met uitzondering van het postregistratiesysteem, nog niet aan de orde is. Er wordt door de betreffende gemeenten gewerkt aan een plan van aanpak voor de geautomatiseerde ondersteuning na de gemeentelijke herindeling; dit plan moet begin mei 1999 zicht geven op de nog te plegen inspanningen.
De leden van de D66-fractie vroegen of het niet mogelijk was geweest de samenvoeging per 1 januari 1999 tot stand te brengen. Hierover merk ik op dat de ontwerpregeling met de goedkeuring van gedeputeerde staten van Noord-Holland is ontvangen op 24 februari 1998. Voor effectuering van de samenvoeging per 1 januari 1999 zou de parlementaire behandeling van het voorstel uiterlijk voor half september 1999 moeten zijn afgerond in verband met de noodzakelijke voorbereidingstijd voor het organiseren van tussentijdse raadsverkiezingen. Zelfs bij een snelle parlementaire behandeling leek dit niet haalbaar. Daarnaast heeft de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Van de Vondervoort, nadat de nieuwe colleges waren gevormd in juni 1998 onderzocht of de raden en colleges van de betrokken gemeenten nog steeds voor de samenvoeging waren. Effectuering per 1 januari 1999 was derhalve niet mogelijk.
In reactie op vragen van de leden van de fractie van de VVD met betrekking tot de zittingsduur van de gemeenteraad, merk ik het volgende op. Vooralsnog ga ik ervan uit dat samenvoeging per 1 januari 2000 mogelijk is. Indien van de geplande datum van herindeling per 1 januari 2000 wordt afgeweken, zijn er bij samenvoeging per 1 januari 2001 verschillende mogelijkheden. Of de nieuwe gemeenteraad heeft een zittingsduur van één jaar en vier maanden indien de reguliere verkiezingen in 2002 gehandhaafd blijven, óf een zittingsduur van vijf jaar en vier maanden indien de reguliere verkiezingen in 2002 worden overgeslagen. Tenslotte is er de optie dat deze laatste zittingsperiode in tweeën wordt geknipt. Voor de twee laatstgenoemde mogelijkheden is wijziging van het wetsvoorstel noodzakelijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26364-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.