26 346
Wijziging van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met uitbreiding van de doelgroep en verhoging van het normbedrag overige studiekosten

26 662
Uitbreiding tegemoetkoming studiekosten

26 800
Nota over de toestand van 's Rijks Financiën

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 2 november 1999

Bij het debat met uw Kamer over het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) eerste fase (Kamerstukken II, 1998/1999, 26 346, nr. 2) heb ik toegezegd het Nibud te vragen haar onderzoek naar de kosten die ouders voor hun schoolgaande kinderen maken, nader te preciseren. Ik heb tevens toegezegd dat de resulaten van dat onderzoek richtinggevend zullen zijn bij het vaststellen van de hoogte van de WTS-vergoeding.

De resultaten van het Nibud-onderzoek zijn inmiddels bekend. De conclusies die ik op basis van dit onderzoek trek, doe ik u – samen met het rapport van het Nibud1 – bij deze toekomen.

Verder heeft het onderzoeksbureau Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt onderzoek verricht naar regelingen op lokaal niveau die ouders tegemoet komen bij de schoolkosten. Ook dit onderzoek doe ik u bij deze toekomen1.

Eerst zal ik echter ingaan op een aantal andere punten die in ogenschouw dienen te worden genomen.

Motie De Hoop-Scheffer c.s.

De Tweede Kamer heeft bij de algemene politieke beschouwingen mijn aandacht gevraagd voor de (hoogte van de) WTS-vergoeding. In de motie De Hoop-Scheffer c.s. (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 800, nr. 28) wordt de regering gevraagd:

– de normvergoeding voor ouders met een belastbaar inkomen tot f 52 000 per februari 2000 te verhogen tot ten hoogste het kostendekkend niveau;

– ouders boven deze inkomensgrens verder tegemoet te komen dan tot nu toe is voorgenomen.

Nota Meer voor meer

Deze zomer heb ik uw Kamer een beleidsnota aangeboden over de voorgenomen herziening van de WTS (nota Meer voor meer. TK 1998–1999, 26 662, nr. 2). Mijns inziens is wat in de motie wordt gevraagd al in deze nota verwerkt. Voor de laagste inkomens (tot f 40 000) wordt een verhoging van het normbedrag voor het voortgezet onderwijs aangekondigd. Voor de inkomens boven de f 52 000 wordt een inkomens-afhankelijke vergoeding voorgesteld (glijdende schaal).

Daarbinnen zal ook het aantal schoolgaande kinderen per gezin meegewogen worden (telkinderensystematiek). Afhankelijk van de schoolkosten en gezinssituatie reikt de inkomensgrens daarmee verder dan de f 60 000 die in het Regeerakkoord als richtpunt diende.

Voorstellen bij voorjaarsnota

In aansluiting op de motie voel ik veel voor – daar waar dat uitvoeringstechnisch mogelijk is – het overbruggen van de periode tussen de WTS eerste fase en WTS tweede fase. Het financiële kader van de eerdergenoemde nota Meer voor meer biedt daarvoor echter geen ruimte. Bij voorjaarsnota zal worden bezien of en op welke wijze deze motie kan worden ingepast.

Consequentie daarvan is dat niet eerder dan in de zomer van 2000 uitsluitsel bestaat over eventuele extra maatregelen. Dit is waarschijnlijk een te laat tijdstip voor de IB-Groep om nog dit schooljaar (1999/2000) extra uitbetalingen te kunnen doen aan ouders. Uit intensief overleg met de IB-Groep blijkt evenwel dat zij in staat is bepaalde maatregelen met terugwerkende kracht in te voeren.

Dan kom ik nu terug op de onderzoeken door het Nibud en door Regioplan.

Nibud-onderzoek naar de schoolkosten

Het Nibud heeft onderzoek verricht naar de de verschillende soorten schoolkosten in het algemeen vormend onderwijs (avo), het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en de beroepsopleidende leerweg (bol): waar bestaan de schoolkosten uit, hoe hoog zijn ze en welke variaties worden aangetroffen? Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

Het voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs is de WTS-vergoeding voor de schoolkosten net niet kostendekkend (zie tabel 1). Ouders komen, afhankelijk van de schoolsoort die hun kinderen volgen, jaarlijks f 30 tot f 80 tekort. Uitzondering is de tweede fase van het havo en het vwo. Gemiddeld zijn de kosten daar zo'n f 400 hoger dan de gemiddelde kosten in het voortgezet onderwijs. Een groot deel van deze extra kosten is gelegen in de vrijwillige ouderbijdrage, de boeken, de overige benodigdheden en de excursies.

Tabel 1: Gemiddelde totale kosten voortgezet onderwijs

  WTSgem. knverschil
vbo 9681 000– 32
mavo 9681 040– 72
havo totaal 9681 120– 152
 onderbouw9681 046– 78
 bovenbouw9681 202– 234
vwo totaal 9681 240– 272
 onderbouw9681 005– 37
 bovenbouw9681 437– 469

Uit het Nibud-onderzoek blijkt dat bedragen die ouders betalen voor schoolkosten binnen een schoolsoort zeer kunnen verschillen. De variatie binnen de schoolsoorten is groter dan de variatie tussen de schoolsoorten. Daarom zal worden gewerkt met een gemiddelde kostendekkendheid. Differentiatie wordt beperkt tot de groep voorwie dat financieel onontkoombaar en uitvoeringstechnisch mogelijk is.

De IB-Groep heeft aangegeven in de onderbouw van het voortgezet onderwijs niet tot differentatie tussen schoolsoorten in staat te zijn. Voor de IB-Groep is vanwege brugklassen/dakpanklassen etc. niet te onderkennen in welke schoolsoort de leerling zich bevindt. Bovendien vindt er dan nog zeer frequent wisseling tussen soorten onderwijs plaats. Dat zou bij gedifferenteerde vergoedingen leiden tot zeer intensief verkeer tussen de IB-Groep en ouders.

Het Nibud heeft de reiskosten als aparte kostenpost bezien omdat dergelijke kosten slechts door een beperkt deel van de ouders gemaakt worden. In het voortgezet onderwijs maakt slechts 10% van de ouders reiskosten voor gebruik van het openbaar vervoer of de auto. Gemiddeld bedragen de kosten voor deze zeer beperkte groep zo'n f 85 per maand.

De beroepsopleidende leerweg (bol)

Uit het Nibud-onderzoek blijkt dat de vergoeding voor de bol gemiddeld kostendekkend is (zie tabel 2). Wel bestaat een grote variatie in kosten tussen de verschillende opleidingen.

Tabel 2: Gemiddelde totale kosten per richting in de bol

 WTSgem. knverschil
Totaal1 4491 41732
    
meao1 4491 301148
apoth. assistent1 449830619
bouwkunde1 4491 37178
mlo1 4491 060389
elektrotechniek1 4491 504– 55
inf. technologie1 4491 955– 506
mts1 4491 575– 126
werktuigbouwkunde1 4491 607– 158

De reiskosten in de bol blijken hoger te zijn dan in het voortgezet onderwijs: de helft van de bol-deelnemers maakt gemiddeld f 110 per maand aan reiskosten.

Ook in de bol dient te worden gewerkt met een gemiddelde kostendekkendheid, zonder differentiatie. Er bestaat namelijk geen sluitende typologie van opleidingen om ze te clusteren en uitvoeringstechnisch is een vergoeding per opleiding niet haalbaar.

Regioplan-onderzoek naar regelingen op lokaal niveau

Onderzoeksbureau Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt heeft onderzoek verricht naar aanvullende financiële regelingen bij zowel gemeenten als scholen om ouders met een laag inkomen tegemoet te komen bij schoolkosten.

Regelingen bij scholen

Regioplan concludeert dat 3 van de 4 scholen een financiële regeling kent. Niet veel scholen kennen echter een ouderbijdrage waarvan de hoogte direct wordt bepaald door het inkomen van de ouders. Veel vaker kennen scholen regelingen voor gezinnen die meerdere kinderen op de school hebben. Een enkele school kent een financiële regeling voor de kosten van boeken. Voor met name «niet-verplichte» activiteiten die via de school geregeld worden (bijvoorbeeld een wintersportreis of een dagje Parijs) kent de helft van de scholen de mogelijkheid tot kwijtschelding, korting of gespreid betalen.

Regelingen bij gemeenten

Van de gemeenten kent 75% een regeling die ouders tegemoet komt in de schoolkosten. Dit is aanzienlijk meer dan in december 1997, toen ruim 30% een dergelijke regeling had. De grote gemeenten (meer dan 20 000 inwoners) hebben vaker een regeling dan de kleine gemeenten.

De meeste regelingen (60%) worden volledig gefinancierd uit (categoriale of individuele) bijzondere bijstand. De overige regelingen worden buiten de bijzondere bijstand om voor ca. twee derde gefinancierd uit overige gemeentelijke middelen en voor een derde uit een combinatie van bijzondere bijstand en overige gemeentelijke middelen.

In de meeste gevallen helpen gemeenten ouders met inkomens variërend van bijstandsniveau tot f 40 149 belastbaar. Veertig procent van de regelingen kent een ambtshalve toekenning voor cliënten van de Sociale Dienst en eventueel andere categorieën. De andere regelingen kennen een aanvraagprocedure voor alle doelgroepen.

Het merendeel van de regelingen vergoed allerlei studiekosten. Een kwart heeft betrekking op specifieke schoolkosten, waarbij het met name gaat om reiskosten en kosten van excursies. Twee derde van de regelingen kent een standaard bedrag toe, gemiddeld tussen de f 100 en f 300 per kind per jaar. De overige gemeenten stemmen de tegemoetkoming af op feitelijk gemaakte kosten, waaraan soms een maximum is verbonden.

Voorstellen

Op grond van bovengenoemde onderzoeksresultaten en met inachtneming van de motie De Hoop-Scheffer c.s. doet het kabinet de volgende voorstellen.

Kostendekkendheid voor laagste inkomens (tot f 40 000)

Om de toegankelijkheid van het onderwijs voor de laagste inkomens tot f 40 000 te waarborgen, is bij het wetsvoorstel WTS eerste fase aan de Tweede Kamer toegezegd dat voor die inkomensgroep het normbedrag nagenoeg kostendekkend zal zijn. Op basis van het Nibud-onderzoek dient nader te worden vastgesteld met hoeveel het normbedrag voor het voortgezet onderwijs verhoogd moet worden (tussen de f 50 en f 100). Het normbedrag voor de bol werd voldoende kostendekkend geacht.

Op basis van het Nibud-onderzoek kan worden geconstateerd dat de vergoeding voor het voortgezet onderwijs met een verhoging van f 50 gemiddeld kostendekkend wordt. De vergoeding voor de ouders van bol-deelnemers is reeds gemiddeld kostendekkend. Mijns inziens hoeft daar geen verhoging voor plaats te vinden.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is ook de kinderbijslag verhoogd met een substantieel bedrag (f 120 per jaar voor kinderen van 12 t/m 17 jaar). Bij die verhoging waren de kosten van schoolgaande kinderen een expliciet punt van overweging. Ook op grond daarvan acht ik het voldoende de vergoeding voor het voortgezet onderwijs voor inkomens tot f 40 000 met f 50 te verhogen.

Voorstel 1: Ik stel voor bij de WTS tweede fase de normvergoeding in het voortgezet onderwijs voor de inkomenscategorie tot f 40 000 te verhogen met f 50.

Het bedrag dat in de nota Meer voor meer is gereserveerd voor een verhoging van de normvergoeding voor de laagste inkomens in het voortgezet onderwijs laat voldoende financiële ruimte over voor een tweede voorstel.

Mijns inziens dient er ook compensatie te worden geboden voor de gestegen kosten van boeken en leermiddelen in de tweede fase van het havo en het vwo. De hogere kosten zijn volgens het Nibud-onderzoek voor zo'n f 150 toe te schrijven aan de schoolboeken. Een verhoging van de vergoeding voor ouders met kinderen in deze fase van het onderwijs met f 150 is dan reëel.

Voorstel 2: Ik stel voor bij de WTS tweede fase de tegemoetkoming voor alle huidige WTS-gerechtigde ouders (inkomens tot f 52 000) met kinderen in de tweede fase van het havo of het vwo te verhogen met een bedrag van f 150.

In het licht van bovenstaande verhoging voor de laagste inkomens in het voortgezet onderwijs met f 50 is binnen de nota Meer voor meer financiële ruimte aanwezig om dit voorstel te dekken.

Invoering van dit voorstel is op zijn vroegst mogelijk met ingang van het schooljaar 2001/2002. De wijziging vergt een aanpassing van het gegevensbestand van de IB-Groep; de gegevens over de fase van het onderwijs waarin de leerling zich bevindt, zijn nu immers nog niet bij de IB-Groep bekend. Invoering met terugwerkende kracht is bij deze maatregel niet mogelijk. Het nieuwe gegevensbestand waarin die gegevens wel bekend zijn, kan namelijk niet worden vergeleken met het (oude) gegevensbestand zonder die extra gegevens.

Inhoudelijk bestaan er geen redenen om te differentiëren voor reiskosten. Het gebruik van genormeerde bedragen in de WTS betekent dat er geabstraheerd wordt van de precieze feitelijke situatie. De financiële consequenties van individuele omstandigheden buiten de school dienen naar mijn mening te worden gedragen door ouders zelf. Overigens kunnen ouders ook een beroep doen op aanvullende regelingen bij gemeenten.

Het uitbreiden van het bereik van de regeling

De Tweede Kamer vraagt in haar motie om een tegemoetkoming voor de middeninkomens die thans geen aanspraak maken op WTS. In de nota Meer voor meer wordt voor deze groep een inkomens-afhankelijke vergoeding (glijdende schaal) geïntroduceerd met een bereik tot ca. f 65 000. In het Regeerakkoord werd van f 60 000 uitgegaan.

Als gevolg van de voorgestelde verhoging van de normbedragen zal de regeling een grotere groep ouders bereiken dan tot ca. f 65 000. Immers, naarmate de glijdende schaal een hoger vertrekpunt heeft, reikt de regeling bij een vast kortingspercentage verder het «inkomensgebouw» in. Het verlagen van dat kortingspercentage acht ik niet wenselijk.

Inwerkingtreding van de glijdende schaal is voorzien met ingang van schooljaar 2001/2002. Uitvoeringstechnisch is dat niet eerder mogelijk. Het introduceren van een toekenningssystematiek waarbij wordt uitgegaan van een glijdende schaal vereist namelijk het bouwen van een integraal nieuw systeem bij de IB-Groep.

Overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)

Uit het onderzoek van Regioplan blijkt dat een groot deel van de gemeenten die een regeling kent om ouders tegemoet te komen in de schoolkosten, geen rekening houdt met de feitelijk gemaakte kosten. Het kabinet zal in overleg treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), om te voorkomen dat daar waar de WTS kostendekkend is door gemeenten ook een vergoeding voor diezelfde kosten wordt gegeven.

Tot slot

Ik zou er op aan willen dringen dat uw Kamer de nota Meer voor meer zo spoedig mogelijk agendeert voor overleg. De IB-Groep dient tijdig een kader te hebben waarbinnen de uitvoering van de Meer voor meer-maatregelen vorm kan krijgen. Bovendien is nota-overleg vóór de jaarswisseling gewenst in verband met het te doorlopen wetstraject WTS tweede fase.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven