26 345
Beleidsplan Nederlandse Politie 1999–2002

nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2002

Inleiding

In mijn brief van 7 mei 2001, 26 345, nr. 56, met als onderwerp de stand van zaken van allochtonen bij de politie, heb ik toegezegd u ook in de toekomst te informeren omtrent de ontwikkelingen ten aanzien van allochtoon personeel bij de politie. De gegevens die ik u bij die gelegenheid heb toegezonden betroffen de jaren 1997 t/m 1999. Thans treft u hierbij een overzicht aan met de cijfers van allochtonen bij de politie over 2000 en 2001. Hierop zal een korte toelichting worden gegeven.

In mijn bovengenoemde brief heb ik u tevens een overzicht gegeven van de diverse initiatieven die er in het kader van het diversiteitbeleid bij de politie mijnerzijds waren genomen. Hieronder zal ik nader ingaan op hetgeen sindsdien in gang is gezet en een beeld schetsen van de laatste ontwikkelingen bij het landelijk expertisecentrum diversiteit (LECD).

Overigens stuur ik u bij deze, ingevolge mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg politiebegroting 2002 van 5 november 2001, twee rapporten toe van de meest recente onderzoeken die in het kader van diversiteit bij de politie hebben plaatsgevonden¹:

1. «Ondersteuning op afstand», een evaluatie van het Infopunt Kleurrijk Korps. Van dit rapport heb ik u reeds een samenvatting gezonden bij mijn brief van 7 mei 2001, 26 345, nr. 56.

Het evaluatierapport is verschenen in november 2000.

2. «Omgangsvormen, werkbeleving en diversiteit bij de Nederlandse politie», de in oktober 2000 verschenen rapportage van een grootschalig onderzoek dat de Nederlandse Politiebond en de voormalige Stichting Politie en Emancipatie hebben laten uitvoeren.

Allochtonen bij de politie

Sinds 2000 worden door het ministerie van BZK de personeelsgegevens van het KLPD en de gegevens omtrent allochtoon personeel van alle politiekorpsen geïnventariseerd. Het bijgevoegd overzicht betreft de gegevens van allochtoon politiepersoneel over 2000 en 2001 van zowel de regionale politiekorpsen als het KLPD. Vastgesteld kan worden dat er in vrijwel alle regionale korpsen sprake is van een (lichte) stijging van allochtoon personeel. Landelijk geeft dit bij deze politiekorpsen een toename te zien van 5,5% in 2000 naar 5,8% in 2001. Inclusief het KLPD is in 2000 het landelijk gemiddelde 5,3% en in 2001 is dat 5,6%.

De cijfers betreffen zowel executief als administratief en technisch personeel; op grond van de Wet Samen (Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden) dienen werkgevers, zij het met toestemming van de betrokkene, het aantal allochtonen dat bij hen in dienst is op te geven.

Hoewel er sprake is van een stijgende trend van allochtoon personeel zullen de korpsen, gezien het landelijk evenredigheidscijfer voor 2001 van 10% (Wet Samen), de komende jaren in diverse opzichten blijvend bijzondere aandacht moeten schenken aan deze personeelsgroep. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat met name als gevolg van een wijziging in de manier van gegevensverwerking bij het CBS (zie toelichting op het schema), de (regionale) percentages op basis van de Wet Samen zijn aangepast c.q. verhoogd. Hierdoor ontstaat het beeld dat de korpsen relatief een achterstand hebben gekregen ten opzichte van de voorgaande jaren. Overigens spreekt het voor zich dat dit geldt voor alle instanties die gehouden zijn aan de Wet Samen. Niettemin zijn deze nieuwe regionale percentages uiteraard ook voor de politie maatgevend; de korpsen zullen hun eigen streefcijfers hierop moeten aanpassen.

Wat betreft de uitstroom van allochtoon politiepersoneel merk ik het volgende op.

De gegevens daaromtrent in het overzicht bij mijn brief van 7 mei 2001 zijn het resultaat van een inventarisatie bij alle regiokorpsen door het toenmalige Infopunt Kleurrijk Korps. De cijfers van het schema over de jaren 2000 en 2001 zijn afkomstig van het PolBIS, het politie beheersinformatiesysteem waarvoor de korpsen jaarlijks digitaal hun gegevens aanleveren vanuit hun eigen personeelsregistratie. In mijn eerdergenoemde brief heb ik u gemeld dat in een aantal korpsen deze registratie echter nog niet op orde was, met name wat betreft de specifieke registratie van allochtoon personeel, zoals de Wet Samen voorschrijft. Het LECD, dat sinds maart 2001 een groot aantal activiteiten heeft ontwikkeld, heeft inmiddels samen met het ministerie van BZK het registratieprobleem ter hand genomen. De implementatie van deze specifieke registratie in alle korpsen en de daarop gebaseerde verslaglegging in het kader van de Wet Samen die door de korpsen bij de regionale besturen arbeidsvoorziening (RBA's) moet worden gedeponeerd, vergt enige tijd.

Om die reden is het op dit moment nog niet mogelijk betrouwbare in- en uitstroomgegevens van allochtoon personeel te verkrijgen.

Naast de inspanningen gericht op de werving zal een meer specifiek personeel- en loopbaanbeleid noodzakelijk zijn. Uit de gegevens van de korpsen blijkt dat relatief veel allochtonen in de lagere functies voorkomen, zij het dat het merendeel functies betreft die een directe relatie hebben met politietaken. Dit kan dus zowel executief als administratief personeel zijn. De doelstelling van de Wet Samen is ook gericht op een evenredige vertegenwoordiging op alle functieniveaus. Gelet op het streven van de politie naar een organisatie die qua samenstelling een afspiegeling is van de samenleving dient dit aspect van het allochtonenbeleid de komende tijd extra aandacht te krijgen.

Het LSOP brengt momenteel nader in kaart in welke mate en op welke wijze diversiteit is opgenomen in het opleidingsprogramma van de politie. Het LECD heeft hierbij een ondersteunende rol.

LECD

Sinds de oprichting in maart 2001 is het landelijk expertisecentrum diversiteit voor de politie (LECD) voortvarend aan de slag gegaan.

In de afgelopen maanden heeft het LECD onder andere een quick scan uitgevoerd naar de stand van zaken van het diversiteitbeleid in de korpsen met als doel vanaf dat punt door middel van monitoring de ontwikkelingen in de korpsen te volgen. Aan de hand van de daaruit verkregen gegevens zal worden gekeken op welke wijze korpsen geholpen cq. aangespoord kunnen worden om de resultaten van hun diversiteitbeleid te verbeteren.

Daarnaast heeft het LECD een inventarisatie gehouden van de diversiteitprojecten die de korpsen in het kader van de regeling Diversiteitimpuls Werving en Behoud, waarover ik u in mijn reeds eerder aangehaalde brief heb bericht, zijn gestart. Het betreft projecten die zijn gericht op de werving, doorstroom en het behoud van minderheidsgroepen, in het bijzonder allochtoon politiepersoneel. Loopbaanontwikkelingtrajecten en MD-beleid krijgen in dat kader in toenemende mate de aandacht omdat met name vrouwen en allochtonen in de hogere functieniveaus nog zijn ondervertegenwoordigd. Daarnaast richten veel projecten zich op verandering c.q. verbetering van de politiecultuur.

De resultaten en effecten van deze activiteiten zullen naar verwachting niet eerder dan eind 2002 en in de loop van 2003 zichtbaar worden.

Eind 2002 zal door het LECD van de hier genoemde projecten een landelijke presentatie worden verzorgd voor het politieveld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Absolute aantallen en percentages allochtonen (Wet Samen) 2000 en 2001

Peildatum: 31 december 2001

		aantal	2000 totaal	%	Samen* 2000	aantal	2001 totaal	%	Samen* 2001	Verschil 2000–2001
1	Groningen	45	1 684	2,7%	4%	45	1 708	2,6%	7%	0
2	Friesland	22	1 460	1,5%	2%	32	1 598	2,0%	3%	10
3	Drenthe	27	1 129	2,4%	3%	30	1 191	2,5%	4%	3
4	IJsselland	41	1 308	3,1%	4%	38	1 407	2,7%	7%	-3
5	Twente	75	1 615	4,6%	4%	80	1 667	4,8%	7%	5
6	N-/O-Gelderland	71	1 631	4,4%	7%	77	1 725	4,5%	8%	6
7	Gelderland-M	82	1 641	5,0%	5%	89	1 778	5,0%	8%	7
8	Gelderland-Zuid	43	1 262	3,4%	5%	46	1 363	3,4%	8%	3
9	Utrecht	175	3 199	5,5%	7%	192	3 374	5,7%	8%	17
10	Noord-H-N	30	1 294	2,3%	4%	38	1 439	2,6%	7%	8
11	Zaanstreek-W	31	817	3,8%	14%	39	817	4,8%	17%	8
12	Kennemerland	70	1 605	4,4%	14%	87	1 696	5,1%	17%	17
13	Amsterdam-A	520	5 450	9,5%	14%	568	5 708	10,0%	17%	48
14	G- en V-streek	15	694	2,2%	7%	20	722	2,8%	7%	5
15	Haaglanden	266	4 424	6,0%	14%	299	4 770	6,3%	13%	33
16	Hollands-M	101	1 983	5,1%	5%	126	2 022	6,2%	12%	25
17	Rotterdam-R	536	5 181	10,3%	14%	564	5 515	10,2%	15%	28
18	Zuid-Holland-Z	92	1 263	7,3%	14%	92	1 310	7,0%	15%	0
19	Zeeland	11	1 008	1,1%	3%	25	1 033	2,4%	10%	14
20	M-/W-Brabant	71	2 590	2,7%	5%	77	2 747	2,8%	7%	6
21	Brabant-Noord	118	1 480	8,0%	4%	129	1 594	8,1%	6%	11
22	Brabant-Z-O	69	1 835	3,8%	5%	91	2 021	4,5%	6%	22
23	Limburg-Noord	35	1 202	2,9%	4%	48	1 241	3,9%	12%	13
24	Limburg-Zuid	44	1 868	2,4%	4%	55	1 961	2,8%	12%	11
25	Flevoland	70	872	8,0%	9%	91	1 036	8,8%	10%	21
	Totaal 25 korpsen	2 660	48 495	5,5%	7%	2 978	51 443	5,8%	10%	318
26	KLPD	94	3 854	2,4%	7%	87	3 658	2,4%	10%	– 7
	Totaal 25+KLPD	2 754	52 349	5,3%	7%	3 065	55 101	5,6%	10%	311
LSOP	onbekend					43	1 244	3,5%

* De (grote) verschillen met evenredigheidscijfers uit voorgaande jaren zijn terug te voeren op een wijziging in de manier van gegevensverwerking bij het CBS. De betrouwbaarheid van de cijfers is daarmee vergroot.

---

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.