Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26345 nr. 81 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26345 nr. 81 |
Vastgesteld 14 mei 2002
De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en voor Justitie2 hebben op 9 april 2002 overleg gevoerd met minister De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Korthals van Justitie over:
– de brief van de minister van BZK d.d. 7 januari 2002 met rapport analyse politioneel geweld 1998–2000 (26 345, nr. 76);
– de brief van de ministers van Justitie en BZK d.d. 7 januari 2002 met analyse evaluatierapporten grootschalige incidenten (26 345, nr. 77);
– de brief van de minister van BZK d.d. 8 januari 2002 inzake kabinetsstandpunt Toezicht in het publieke domein (26 604, nr. 14 en 26 345);
– de brief van de minister van BZK d.d. 4 februari 2002 inzake de bestemming van de doelmatigheidswinst bij de regionale politiekorpsen (26 345, nr. 48);
– de brief van de minister van Justitie d.d. 22 maart 2002 inzake Duitsland-Nederland en de afdoening van strafzaken (27 834, nr. 16).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van Heemst (PvdA) constateert dat in het rapport over politiegeweld wordt aanbevolen dat politiekorpsen toepassingen van geweld in een jaarverslag beschrijven en verantwoorden. De minister beschouwt dit vooral als een verantwoordelijkheid van de individuele korpsen. Wil hij de instructies aan de korpsen aanscherpen, zodat jaarlijks kan worden beschikt over een zo compleet mogelijk beeld van de getalsmatige en kwalitatieve ontwikkelingen op dit terrein? Dit is van belang voor het landelijk beleid, omdat zo kan worden bepaald of de Nederlandse politie voldoende is toegerust voor en getraind in het omgaan met geweld. Daarnaast is in een motie (27 400-VII, nr. 24) gevraagd, te laten uitzoeken hoe het staat met de sociale, fysieke en verbale vaardigheden van de politie in lastige situaties. Wanneer wordt aan deze motie uitvoering gegeven? Is al bekend of de toepassing van pepperspray een reductie van andersoortig politiegeweld tot gevolg heeft gehad?
De minister is van mening dat de verantwoordelijkheid voor het oefenen op het optreden bij grootschalige incidenten primair bij de korpsbeheerders ligt. Wordt hierbij een minimumstandaard gehanteerd? Wanneer komt het onderzoek van de politievakorganisatie ACP beschikbaar over de uitrusting van de politie bij het optreden in gevaarlijke situaties? De ministers hebben het Landelijk coördinatiepunt openbare orde ingesteld; de heer Van Heemst juicht dit toe. Zijn de korpsbeheerders voldoende geoefend en toegerust om goed leiding te kunnen geven aan grootschalig politieoptreden?
Over het toezicht in het publieke domein is een langlopende discussie gevoerd. In de motie-Van Heemst (26 345, nr. 36) is vastgelegd dat het surveilleren van particuliere beveiligers in de openbare ruimte, waarbij zij de plaats innemen van de reguliere politie, onwenselijk is. Ook het kabinet vindt het onwenselijk dat gemeenten particuliere beveiligers inhuren, maar zet daarbij de kanttekening dat er een groot tekort aan toezicht bestaat, zodat de gemeenten nog enige jaren de mogelijkheid moeten behouden om particuliere beveiliging in te schakelen. De heer Van Heemst benadrukt dat deze inzet de komende jaren op een controleerbare manier moet worden afgebouwd en vraagt de ministers om een toezegging op dit punt. De Kamer moet hierover periodiek worden gerapporteerd. In de particuliere beveiligingsbranche bestaat onvrede over het verschil in kwaliteitseisen tussen particuliere beveiligers enerzijds en lokale toezichthouders en handhavers zoals stadswachten anderzijds. Kan dat verschil worden rechtgetrokken? Tijdens de MKZ-crisis is door de betrokken ministers gezegd dat particuliere beveiligers niet mochten worden ingezet voor toezichthoudende en handhavende taken. Uit de kring van particuliere beveiligers klinken evenwel geluiden dat indertijd wel degelijk een beroep op hen is gedaan. Wil de minister daarover opheldering verschaffen?
Het is van belang dat gemeenten in staat worden gesteld, effectiever op te treden tegen hinderlijke, veel voorkomende overtredingen. Zij moeten de mogelijkheid krijgen, op ruime schaal bestuurlijke boetes op te leggen. De heer Van Heemst pleit voor een systeem waarin de gemeenten zelf handhavers in dienst nemen, zelf de overtredingen constateren en zelf de opbrengst van de boetes mogen houden. Hierdoor wordt de geloofwaardigheid en de herkenbaarheid van de lokale overheid vergroot. Het tegenargument van de ministers dat er zo naast de strafrechtelijke kolom een bestuursrechtelijke kolom ontstaat, is niet overtuigend. Hoe kunnen gemeenten de slagkracht krijgen om de dagelijkse leefbaarheid te verbeteren?
Verwijzend naar het vergelijkend onderzoek tussen de politie in Nederland en die in Nordrhein-Westfalen, zegt de heer Van Heemst dat de prestaties van de Nederlandse politie en justitie fors omhoog moeten. De opmerking van voorzitter Vogelzang van de Raad van hoofdcommissarissen dat de efficiency van de politie moeilijk in cijfers is te vangen, lijkt afkomstig te zijn uit het grote smoezenboek. Wat de heer Van Heemst betreft, kan de politiesterkte alleen worden uitgebreid als dit wordt gekoppeld aan betere politieprestaties. Het is te gek voor woorden dat de prestaties van de Nederlandse politie de afgelopen jaren zijn verslechterd terwijl er 4000 à 5000 politiemensen extra op de been zijn gebracht. Waarom heeft het drie maanden geduurd voordat dit onderzoek de Kamer is toegestuurd?
De heer Van Heemst betreurt het ten slotte dat de fractie van GroenLinks niet aanwezig is, omdat zij een initiatiefwetsvoorstel inzake de politie heeft aangekondigd. Wil de minister reageren op hetgeen hij in de pers over dit initiatief heeft gehoord?
De heer Nicolaï (VVD) herinnert aan zijn eerdere botsing met de minister van BZK over het gebrek aan efficiency bij de politie en constateert dat hij in de tussentijd meer gelijk heeft gekregen dan hem lief is. Het rapport over de vergelijking tussen de politie in Nordrhein-Westfalen en die in Nederland is hiervan het opvallendste voorbeeld. In Nordrhein-Westfalen zijn agenten 6 à 7 uur per dag op straat, terwijl niet bekend is hoe lang de Nederlandse agenten op straat zijn. Het belangrijkste punt uit het rapport is het verschil in ophelderingspercentages: in Nordrhein-Westfalen is dat 50%, in Nederland 15%. De reacties op het rapport waren onthutsend. De voorzitter van de Raad van hoofdcommissarissen zag in het rapport vooral een aanleiding voor de politiek en de andere partners in de strafrechtketen om zich eens goed achter de oren te krabben. Het kabinet zei de gehanteerde getallen nog eens goed te willen bekijken, omdat zij niet zomaar met elkaar vergeleken zouden kunnen worden. Naar de mening van de heer Nicolaï is het beter om het nader onderzoek te richten op hetgeen Nederland kan leren van de in Nordrhein-Westfalen gehanteerde werkwijze. Het beleid moet erop gericht zijn, het ophelderingspercentage binnen vier jaar te verdubbelen tot 30%. Een veel scherper doorgevoerde taakdifferentiatie moet bij nader onderzoek het sleutelbegrip zijn.
De Algemene Rekenkamer heeft onlangs een rapport uitgebracht over jeugdcriminaliteit, waarin kritiek wordt geleverd op de informatie-uitwisseling en de snelheid van afhandelen van de politie. Uit het rapport blijkt dat van 44% van de aangehouden jeugdcriminelen volstrekt niet is te achterhalen wat er met hen is gebeurd. Volgens de Rekenkamer is dit niet alleen een registratieprobleem; het heeft ook consequenties voor het beleid, omdat niet duidelijk is wat de resultaten zijn van in het verleden gevoerd beleid. Wil het kabinet nader onderzoek doen naar deze 44% en op basis daarvan inhoudelijke conclusies trekken?
De brief van de minister van BZK van 4 februari betreft de uitvoering van de motie (28 000-VII, nr. 34) over de verschuiving van 2000 agenten van het bureau naar de straat. In die motie werd gevraagd om het verschil in kaart te brengen tussen de uren die een agent bij het aantreden van het kabinet op straat doorbracht en het aantal uren dat hij nu op straat doorbrengt, zodat kan worden uitgerekend of dit correspondeert met de genoemde 2000 fte's. Die informatie is nog steeds niet beschikbaar; het kabinet heeft alleen de doelmatigheidwinst aan de inputkant doorgerekend. Waar is die winst heengegaan? Zijn de agenten nu vaker op straat? De heer Nicolaï krijgt van alle kanten signalen dat dit niet het geval is, maar dat moet wel worden onderzocht, te meer daar het kabinet die verplichting op zich heeft genomen in het regeerakkoord. Wanneer wordt de motie uitgevoerd?
De heer Nicolaï spreekt zijn waardering uit voor het behalen van de kwantitatieve doelstelling en voor het ontwikkelen van systematieken om de politie beter aan te sturen, maar constateert dat de resultaten hiervan volstrekt niet bevredigend zijn. De minister is te laconiek geweest in de uitvoering. Er moet niet alleen worden geredeneerd vanuit het perspectief van de politie, maar ook vanuit het perspectief van de burger, die constateert dat de politie nog op allerlei gebieden tekortschiet.
De heer Nicolaï benadrukt dat hij niet alle schuld bij de politie wil leggen. Het is ook van belang wat er van de politie wordt gevraagd. Er is in deze kabinetsperiode veel bereikt in de discussie over de kerntaken van de politie maar op sommige terreinen, zoals het overnemen van taken door de geestelijke gezondheidszorg, is het resultaat nog onbevredigend. De «grijze gebieden» moeten beter worden geïnventariseerd; de kleine aanrijdingen met blikschade nemen bijvoorbeeld relatief veel politiecapaciteit in beslag. Kan dit niet anders worden geregeld?
De discussie over publiek versus privaat toezicht gaat de verkeerde kant op. In het Integraal veiligheidsprogramma (IVP) lag sterk de nadruk op het punt «veiligheid is een taak van iedereen», waaruit voortvloeide dat er ruimte moest zijn om dit op verschillende manieren te regelen. In de brief van de ministers van 10 november 2000 (26 345, nr. 46) staat dat gemeenten de mogelijkheid moeten hebben om particuliere beveiligers in te schakelen in aanvulling op politiewerk. De strekking van de huidige brief is evenwel dat dit, na een overgangsperiode, wordt verboden. Waarom mogen stadswachten deze taken wel uitvoeren en particuliere beveiligers, waaraan vaak hogere eisen worden gesteld, niet? Dit is bij uitstek een gebied voor het toepassen van taakdifferentiatie. Particuliere initiatieven moeten onder regie van de politie plaatsvinden, maar dit moet niet te ver worden doorgevoerd. Er moet ruimte zijn voor eigen verantwoordelijkheid.
De heer Rietkerk (CDA) constateert dat er veel te doen is geweest over de effectiviteit van de Nederlandse politie en sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Nicolaï op dit punt. Het opvallendste element in het vergelijkend onderzoek tussen de Nederlandse politie en die in Nordrhein-Westfalen is het verschil in ophelderingspercentage: 15% tegen 50%. Dit is onacceptabel. De oplossing moet worden gezocht in het verminderen van de bureaucratische werkomgeving. Agenten willen oplossen, optreden en aanpakken en de bestaande beleidscyclus moet minder detaillistisch en meer resultaatgericht worden. Een aantal wetten brengt te veel bureaucratie met zich mee. Wil de minister de Kamer, het liefst voor het zomerreces, een overzicht toezenden van wet- en regelgeving die onnodige bureaucratie oplevert? Klopt het dat de politie administratieve taken reeds laat uitvoeren door assistenten? Dat is een goede ontwikkeling, omdat de politie zo meer naar haar kerntaak kan groeien. Taakdifferentiatie moet meer gestimuleerd worden.
Het is goed dat het aantal agenten de laatste jaren is toegenomen, maar de heer Rietkerk heeft in dezen een hogere ambitie dan het kabinet. Wat het aantal politiemensen per 100 000 inwoners betreft, staat Nederland er in Europees verband niet goed voor. Ondanks de groei van het aantal agenten bleek uit de Politiemonitor bevolking dat burgers de politie minder herkenbaar, minder zichtbaar en minder bereikbaar vinden. Het landelijke politienummer 0900–8844 schijnt niet altijd goed te functioneren. Wat is de stand van zaken op dit punt? Kan het nummer gratis of tegen lokaal tarief worden aangeboden?
De heer Rietkerk noemt kort vijf punten die van belang zijn voor de effectiviteit van de politie. 1. Een forse groei van het aantal rechercheurs 2. Het wegnemen van de privacyregels. Hiertoe is op 4 juli 2001 een motie (26 345, nr. 63) aangenomen. Hoe zit het met de uitvoering ervan? 3. Een herkenbaar specialisme wapens en munitie. Een motie over dit onderwerp (26 345, nr. 6) is in 1999 aangenomen maar nog steeds hebben zes korpsen geen herkenbaar specialisme wapens en munitie. Hoe staat het daarmee? 4. Het op peil houden van de schietvaardigheid. Wat is er gebeurd met de aanbevelingen van het rapport Politiewerk in gevaarsituaties? 5. Een effectieve informatie- en communicatietechniek. Op dit punt is sprake van een zorgwekkende achterstand. Het ICT-systeem treedt pas in 2005 in werking. Legt de minister de motie (26 345, nr. 48) over dit onderwerp naast zich neer?
Voor de heer Rietkerk is de maat meer dan vol als het gaat om het grootschalig politieoptreden bij het voetbal. De minister en burgemeester Cohen hebben duidelijke taal gesproken: als de clubs onvoldoende maatregelen treffen, moeten supporters van bezoekende clubs worden geweerd. Wil de minister, naast een drankverbod, ook een drugsverbod opleggen? De combinatie van deze genotsmiddelen levert veel problemen op.
Ten aanzien van de bestuurlijke boetes door gemeenten zegt de heer Rietkerk dat overtredingen in de openbare ruimte moeten worden aangepakt. Kleine overtredingen als hondenpoep, vandalisme en geluidsoverlast roepen irritaties op bij andere gebruikers van de openbare ruimte. De door de overheid gestelde normen moeten ook door gemeenten worden gehandhaafd, maar zij moeten daartoe meer mogelijkheden krijgen dan het kabinet biedt, zoals het fiscaliseren van boetes. De heer Rietkerk is het niet eens met de negatieve reactie van het kabinet op dit punt en hij verzoekt de minister, de mogelijkheden voor de gemeenten in een notitie te vervatten. Mocht de minister bij het negatieve standpunt blijven, dan overweegt de heer Rietkerk, de Kamer om een uitspraak te vragen. Wil de minister reageren op de creatieve en vernieuwende ideeën in de gemeenten Almelo en Veere op dit terrein?
Wat het toezicht in het publieke domein betreft, wijst de heer Rietkerk op de rol van de groene bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) in het buitengebied, waar lange aanrijtijden gelden en waar de politie niet aan toekomt. Wil de minister voor 18 april de vraag beantwoorden of de groene BOA's, nadrukkelijk onder regie van de politie, meer bevoegdheden krijgen? De politie is en blijft de handhaver van de openbare orde; er mag wat dat betreft geen tweedeling in de politiezorg ontstaan. Bij het integraal veiligheidsbeleid daarentegen is het van belang dat partijen worden ingeschakeld en dat eigen verantwoordelijkheden worden genomen, zoals bij objectbeveiliging van winkelcentra en bedrijventerreinen. In noodsituaties, zoals bij het bewaken van bolletjesslikkers, moet onder omstandigheden gebruik kunnen worden gemaakt van particuliere beveiligers.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) constateert dat het kabinet zijn taakstelling inzake de uitbreiding van de politie ruim heeft gehaald, maar dat het er niet op lijkt dat er daadwerkelijk meer blauw op straat is gekomen. Uit een internationaal onderzoek dat in Elsevier is gepubliceerd, blijkt dat Nederland in de onderste regionen verkeert als het gaat om de tevredenheid van de burgers over de politie. De politie moet zichtbaarder opereren op straat en in de wijk. In dat kader pleit mevrouw Scheltema voor de verbetering van de positie van de wijkagent, zodat meer politiemensen tot die functie worden bewogen.
Op termijn moet Nederland terechtkomen op het Europese gemiddelde van 350 politieagenten op 100 000 inwoners. Om optimaal te kunnen profiteren van de gestegen politiecapaciteit moeten het openbaar ministerie en de rechterlijke macht evenwel ook worden uitgebreid. Uit het vergelijkend onderzoek tussen Nederland en Nordrhein-Westfalen blijkt dat de capaciteit van zowel het OM als de rechterlijke macht in Nordrhein-Westfalen twee keer zo groot is. Ook de bereikbaarheid van de politie laat te wensen over, zowel via het alarmnummer 112 als via 0900–8844. Hoe wil de minister dit in overleg met de korpsen verbeteren? Klopt het dat ieder korps een eigen telefoonnummer houdt?
Er komt een veelheid van taken op de politie af, terwijl er een tekort is aan menskracht. De particuliere beveiliging is met overtuiging in dat gat gesprongen. Het kabinet wil van deze situatie af, maar voert voorlopig een gedoogbeleid, met name als het gaat om objectgebonden beveiliging. Mevrouw Scheltema is met het kabinet van mening dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid in het publieke domein bij de overheid dient te berusten. Daarbinnen moet evenwel ruimte bestaan voor het inhuren van toezicht door particuliere beveiliging, mits dat geschiedt onder regie en toezicht van de overheid. Winkeliers, bedrijven en organisatoren van evenementen hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid en daartoe moeten zij particuliere beveiliging kunnen inhuren. Het is onbegrijpelijk dat een gemeente voor een grootschalig evenement niet de mogelijkheid heeft om in overleg met de betrokkenen extra agenten aan te trekken en de kosten ervan te verhalen op de evenementhouder, terwijl voor hetzelfde doel wel particuliere beveiligers mogen worden aangetrokken. In een aantal gemeenten vinden experimenten plaats op dit gebied, die moeten worden voortgezet en geëvalueerd. Ook door over te gaan op een systeem van bestuurlijke boetes, bijvoorbeeld bij lichte verkeersovertredingen, wordt de werkdruk bij de politie verlicht. Het kabinet is hierin te terughoudend.
Door de herijking van politietaken kan er meer politie op straat komen. Uit de notitie inzake de doelmatigheidswinst blijkt dat op dit gebied reeds het een en ander is bereikt. Waarom eet de politie nog steeds onder werktijd? Kan administratief en technisch personeel meer taken overnemen? Wil de minister de suggesties van de korpsen voor meer efficiency verzamelen ten behoeve van de korpsen die nog niet zover zijn? Waarom blijft de Arbeidstijdenwet buiten de discussie? De commissaris van de Koningin in Utrecht heeft hiertoe een aanzet gegeven met het voorstel om 10% meer loon te bieden in ruil voor het openbreken van de Arbeidstijdenwet en vergroting van de flexibiliteit.
Uit de evaluatie van de grootschalige incidenten komt naar voren dat de bijstandsverlening door de ME de politie meer tot voorbeeld zou moeten dienen. Mevrouw Scheltema vraagt zich af of de minister in zijn reactie wel recht doet aan de aanbevelingen van de werkgroep. Gestreefd moet worden naar een landelijk georganiseerde, vliegende mobiele brigade die kan worden ingezet bij grootschalige incidenten, die getraind is op het effectief verlenen van bijstand en kundig is op het gebied van opschaling. Uit de verschillende evaluaties blijkt namelijk dat er wat dat laatste punt betreft nogal eens wat fout gaat bij grootschalige incidenten. Wat het oefenen betreft, verwijst de minister naar de plannen voor het multidisciplinair oefenen in het kader van de rampenbestrijding. Uit de evaluatie bleek echter dat de politie intern ook nog oefening behoeft, met name in de overgang van voorzien naar onvoorzien optreden.
Mevrouw Scheltema geeft aan, verbaasd te zijn over een aantal conclusies uit de rapportage inzake het politioneel geweldsmisbruik. In de grote steden wordt verhoudingsgewijs meer geweld gemeld en de werkgroep concludeert hieruit dat het melden van geweld in de overige regio's te wensen overlaat. Een logischer conclusie zou zijn dat het politiewerk in de grote steden lastiger is en dat er daarom meer geweld wordt gebruikt. Hetzelfde geldt voor het geweldsgebruik bij politievrouwen. De mogelijkheid dat politievrouwen minder geweld gebruiken omdat zij minder agressie oproepen, wordt geheel buiten beschouwing gelaten. Wil de minister hierop reageren?
De veiligheid van het personeel is een belangrijk punt en hetzelfde geldt voor de uitrusting en het materieel. Hebben de korpsbeheerders en de hoofdcommissarissen al gereageerd op het rapport Blauwe testbuisjes? Er worden commissies voor bewapening, kleding en uitrusting in het leven geroepen. Worden de problemen hiermee sneller opgelost?
De heer Poppe (SP) constateert dat de particuliere beveiligingsorganisaties de afgelopen jaren zijn gegroeid. Hoeveel politieagenten zijn er de afgelopen vier jaar bijgekomen? Hoe verhoudt zich dat tot de groei van de particuliere beveiligingsbranche? Hoeveel agenten zijn vanachter het bureau weggehaald om de straat op te gaan? Het opnemen van eenvoudige aangiften, zoals van een gestolen fiets, is tijdrovend, omdat er een ingewikkeld computerprogramma wordt gebruikt. Kan dit niet eenvoudiger?
De heer Poppe is met het kabinet van mening dat het handhaven van de veiligheid in de openbare ruimte een taak van de overheid is en dat het onwenselijk is dat gemeenten hiertoe particuliere beveiliging inhuren. Het kabinet stelt evenwel dat er, gelet op het tekort aan toezicht, nog enige jaren zijn te gaan voordat de gewenste situatie is bereikt. Wat moet worden verstaan onder «enige jaren»? Wordt het de particuliere beveiliging vooralsnog toegestaan om te groeien of wordt vanaf nu afgebouwd? Het is moeilijk om een fenomeen dat nog steeds groeit, straks terug te draaien. Hoe ziet de minister dat voor zich? Deze situatie moet zo snel mogelijk tot een einde komen, temeer daar particuliere beveiligers een uniform dragen dat erg lijkt op dat van de politie. Hierdoor is het voor de burger moeilijk onderscheid te maken, zodat het onduidelijk is wie welke taken vervult. Ook is het geen goed signaal dat de overheid een situatie gedoogt die zij niet in stand wil houden. De politie en de particuliere beveiliging vissen, wat personeel betreft, in dezelfde vijver. Het is daarom beter, ervoor te zorgen dat de groei bij de politie zit en niet bij de particuliere organisaties. Wat zijn de aanvangsalarissen bij beide organisaties? Daarnaast acht de heer Poppe het ongewenst dat toezicht en veiligheid in handen worden gegeven van partijen die daarbij commerciële belangen hebben.
De heer Poppe is niet tegen particuliere beveiliging op bedrijventerreinen, mits dit gebeurt achter de poort van het bedrijf. Hoe zit het met de surveillance op de openbare wegen die door bedrijventerreinen heen lopen? Komt de politie daar nog wel? Het inschakelen van particuliere beveiliging in woonwijken gaat de heer Poppe te ver, omdat dit leidt tot een tweedeling in veiligheid. Rijke wijken zijn dan beter beveiligd, omdat men daar particuliere beveiliging kan inhuren terwijl ook de politie er nog surveilleert.
De politie kent een grote verscheidenheid aan taken. Binnen dat kader vindt de heer Poppe dat ook gesubsidieerde toezichthouders als stadswachten in politiedienst moeten komen, onder de politie-cao moeten vallen en een politie-uniform moeten dragen. Zij hebben dan een duidelijkere positie en een redelijker inkomen.
Wat doelmatigheid betreft, moet vooral worden geïnvesteerd in zichtbaarheid op straat en in wijkgebonden politie. De wijkagent moet een hogere rangorde krijgen binnen de politie: hij kent zijn pappenheimers en kan daardoor preventief optreden. Door een betere jeugdzorg, reclassering, maatschappelijke opvang, geestelijke gezondheidszorg en crisiszorg kan veel werk van de politie worden voorkomen. Nu vangt de politie problemen op die ontstaan doordat de overheid op deze terreinen taken laat liggen. Volgens de VNG heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onvoldoende geld uitgetrokken voor deze organisaties. Kunnen de departementen van de twee aanwezige ministers hieraan meefinancieren?
De heer Rouvoet (ChristenUnie) is van mening dat handhaving en toezicht in het publieke domein een primaire taak van de politie is. Het is hem niet helemaal duidelijk welke positie het kabinet inneemt over de aanvullende rol van particuliere beveiligers. Op pagina 5 van de notitie zegt het kabinet dat de behoefte aan toezicht waarschijnlijk toeneemt en dat het daarom van belang is, de mogelijkheid te behouden voor gemeenten om particuliere beveiligers in te schakelen. Op pagina 22 wordt het uitgangspunt verdedigd dat het inschakelen van particuliere beveiligers onwenselijk is, maar dat vooralsnog ruimte moet worden gelaten voor een zekere rol, onder de voorwaarden van het Integraal veiligheidsprogramma. Doet laatstgenoemd standpunt recht aan de professionaliteit van particuliere beveiligers? Wat wordt precies verwacht van de beveiligers? Hoe kijkt de regering aan tegen het afbouwscenario? De particuliere beveiliging is een omvangrijke bedrijfstak geworden; volgens de branche zelf benadert het aantal werknemers het aantal politieagenten. Het is niet billijk om een afbouwconstructie te hanteren en tegelijkertijd van de branche te verwachten dat zij investeert in kwaliteit. Daarnaast is de regering te optimistisch over de gunstige gevolgen van de herijking van politietaken. Dit heeft te weinig opgeleverd om de conclusie te rechtvaardigen dat de inzet van particuliere beveiliging niet meer nodig is.
De heer Rouvoet is met het kabinet van mening dat objectbeveiliging een primaire verantwoordelijkheid is van burgers en bedrijven, maar hij vindt dat veel mogelijkheden om burgers en hun organisaties op hun verantwoordelijkheden aan te spreken en bij het veiligheidsbeleid te betrekken, onbenut worden gelaten. Particuliere beveiligers kunnen een signaleringsfunctie vervullen. Kunnen zij daartoe een meer directe verbinding, bijvoorbeeld per mobilofoon, met de politie krijgen? De effectiviteit van de inzet van deze organisaties kan zo worden vergroot. Wat de eisen betreft die aan particuliere beveiligers worden gesteld, sluit de heer Rouvoet zich aan bij de vragen van de heer Van Heemst. Willen de ministers opheldering verschaffen over de inzet van particuliere beveiligers bij de MKZ-crisis, de introductie van de euro, het koninklijk huwelijk en de aanpak van bolletjesslikkers? Pas als duidelijk is wanneer deze organisaties worden ingezet, kan de Kamer bepalen of zij dat wenselijk acht.
De heer Rouvoet is voorstander van het inschakelen van wijk- en buurtbewoners bij het veiligheidsbeleid, maar constateert dat dit aan gemeenten wordt overgelaten. Is er op dit vlak niet een rol weggelegd voor de rijksoverheid? De VNG heeft verzocht om een nader overleg over de regierol van gemeenten in het veiligheidsbeleid, waarbij zij de bestuurlijke boete wil betrekken. Wil de minister dit overleg toezeggen? Er lijkt enige ruimte te zijn in het kabinetsstandpunt op het gebied van het indirect doorberekenen van politiekosten bij de inzet bij grootschalige evenementen. Is dat zo?
Wat het politioneel geweld betreft, is het zorgelijk dat de registratiediscipline nog steeds onvoldoende is. De heer Rouvoet pleit, in afwachting van het nieuwe meldingsformulier en de gewijzigde ambtsinstructie, voor het invoeren van een jaarverslag. De opmerking in de brief van de minister dat het aantal doden en gewonden van politioneel geweld een stabiel beeld vertoont, is ongelukkig gekozen.
De heer Van den Berg (SGP) complimenteert de regering voor hetgeen zij de afgelopen vier jaar heeft bereikt op het gebied van de politie. Dit is evenwel geen reden om achterover te leunen. Het gaat erom of de veiligheid in Nederland is toegenomen en dat is, in ieder geval in de beleving van de burgers, niet het geval. De verdeling van de politiesterkte is nog lang niet optimaal, hetgeen zich onder meer vertaalt in te lange aanrijtijden in de landelijke gebieden.
Het kabinetsstandpunt inzake het toezicht in het publieke domein is veel helderder dan vier jaar geleden. De heer Van den Berg kan zich in grote lijnen in dit standpunt vinden en hij is het eens met de conclusie dat de inzet van particuliere beveiligers voor publiek toezicht onwenselijk is. Binnen welke termijn denkt de regering de bestaande situatie te kunnen afbouwen? Door het stellen van een concrete termijn kan vrijblijvendheid worden voorkomen. Welke maatregelen wil de minister treffen om gemeenten ertoe te brengen, de uitgezette beleidslijn zo snel mogelijk te implementeren? De regierol van de regering is in dezen uiterst belangrijk.
De politiek-bestuurlijke inbedding van toezichtsarrangementen en de operationele regie door de politie is nog lang niet op orde. Uit het onderzoek Gemeentelijk toezicht in beweging blijkt dat er in de helft van de gevallen geen democratische controle is op deze arrangementen. In 10% van de gevallen zijn er zelfs helemaal geen afspraken gemaakt met de politie. Wat wil de minister hieraan doen?
De heer Van den Berg is voorstander van het verbinden van veiligheidsvoorwaarden en veiligheidsgaranties aan het verlenen van vergunningen voor het organiseren van evenementen. De Amsterdamse burgemeester Cohen heeft wat dat betreft een goed voorbeeld gesteld door voorwaarden te verbinden aan de in Amsterdam te spelen voetbalwedstrijden. De overheid moet haar taak op dit gebied strak invullen. Wil de minister de gemeenten daar nog eens op wijzen? De regering stemt nadrukkelijk in met het inkopen van extra politiecapaciteit door gemeenten. De heer Van den Berg is het daar niet mee eens, omdat het veiligheidsniveau in een gemeente niet afhankelijk mag zijn van de financiële positie van die gemeente.
In de notitie wordt weinig gezegd over de nog steeds onderschatte mogelijkheden die de vrijwillige politie biedt. De vrijwillige politie kan juist in de wijkzorg en buurtgebonden politiezorg een belangrijke rol spelen, ook bij het toezicht in het publieke domein. De heer Van den Berg is met de regering van mening dat de bestuurlijke boete voor kleine ergernissen niet algemeen moet worden ingevoerd. Deze overtredingen moeten wel worden bestraft, dus moet extra inspanning worden geleverd om tot een verantwoord handhavingsprotocol te komen.
Uit het vergelijkende onderzoek tussen Nederland en Nordrhein-Westfalen blijkt dat het ophelderingspercentage in Nederland omhoog moet. De regering en de Raad van hoofdcommissarissen lijken de resultaten van het onderzoek enigszins te relativeren door te stellen dat er nog andere manieren zijn om de output en de kwaliteit van de politie te meten. De heer Van den Berg wijst erop dat het uitgangspunt moet zijn dat ieder misdrijf wordt opgehelderd.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties constateert dat er de afgelopen vier jaar veel is verbeterd bij de politie, maar dat er nog veel moet gebeuren; de politie is nog niet halverwege een noodzakelijk traject naar optimale kwaliteit en inzet van menskracht. Er bestaat volop vertrouwen dat dit lukt. De uitlatingen van commissaris Vogelzang naar aanleiding van de vergelijking tussen Nederland en Nordrhein-Westfalen zijn niet afkomstig uit het grote smoezenboek. Als deze bekwame politieman zegt dat alle facetten van het politiewerk moeten worden betrokken bij een vergelijking tussen twee politieorganisaties dan is dat zo. De onderzoekers van het rapport hebben duidelijk gezegd dat zij alleen de verschillen hebben gesignaleerd, maar dat zij daarbij geen verklaringen hebben gezocht, terwijl dat wel moet gebeuren. Er moet worden gezocht naar parameters die vergelijkingen mogelijk maken, zowel met het buitenland als binnen Nederland. De overheid wint aan kwaliteit als haar prestaties beter meetbaar en vergelijkbaar worden. De door de regering geformuleerde doelmatigheidseisen worden overal in het land uitgedragen en het is de bedoeling dat de politiekorpsen van elkaar leren.
In het regeerakkoord staat dat de politieorganisatie efficiënter en effectiever moet worden, zodat 2000 fte's vrijkomen voor de executieve dienst. Dat is gebeurd, maar de executieve dienst is niet hetzelfde als de straat. Het is nooit onderzocht hoeveel uur per dag een gemiddelde politieman of -vrouw op straat is; de minister vindt dergelijke detaillistische cijfers weinig relevant. Het gaat erom dat een politiefunctionaris doelmatig zijn taak verricht en dat kan ook op het bureau, bijvoorbeeld door het verhoren van mensen en het opmaken van processen-verbaal. Wel kan de taakdifferentiatie bij de politie verder worden doorgevoerd, waarbij de specifieke invulling van de verschillende taakniveaus onder de loep wordt genomen. Daarbij moet evenwel worden voorkomen dat dossiers van hand tot hand gaan, want met de overdracht van dossiers gaat veel tijd verloren.
De minister wil niet veel zeggen over het initiatiefwetsvoorstel van de GroenLinks-fractie, omdat er geen woordvoerder van die fractie aanwezig is. Wel is hij er heilig van overtuigd dat het wetsvoorstel niet nodig is om typistes bij de politie te werk te stellen.
Het tarief voor het telefoonnummer 0900–8844 gaat omlaag van 13 eurocent naar het lokale tarief van 2,8 eurocent. De bereikbaarheid van het nummer wordt constant gemeten. De minister zegt toe, de Kamer hierover schriftelijk te informeren.
Het is niet onderzocht of de politie en de particuliere beveiligers wat werving betreft in dezelfde vijver vissen. De beveiligingssector groeit, net als de politie, met ongeveer 1000 functionarissen per jaar. De politie heeft de afgelopen jaren geen problemen gehad met de werving van nieuw personeel. Bij zowel de politie als de beveiligingsbranche zijn mensen in verschillende functies werkzaam en daarom is het niet mogelijk, iets zinnigs te zeggen over de verschillende aanvangssalarissen.
De minister is geen voorstander van het opstellen van een overzicht van bureaucratische wet- en regelgeving, zoals voorgesteld door de heer Rietkerk. Het is constructiever als politiemensen concreet aangeven welke wet- en regelgeving problemen oplevert. Overigens wordt de regelgeving op veiligheidsgebied momenteel doorgelicht in het kader van de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de rampen in Enschede en Volendam.
De minister is tegen het opnemen van geweldsmeldingen in de jaarverslagen van de politie. Vorig jaar is een instructie uitgevaardigd over het nieuwe meldingsformulier en het zou verwarrend zijn, nu met een nieuwe instructie te komen. Wel zullen de gegevens die via het meldingsformulier binnenkomen, worden gebundeld en aan de Kamer toegestuurd.
Er wordt veel gedaan aan het verbeteren van de beroepsvaardigheden. In 2002 worden aan de bestaande toets schietvaardigheid toegevoegd de nieuwe toetsen aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de toets geweldsbeheersing. Het rapport over de beroepsvaardigheden komt volgende maand beschikbaar en zal direct aan de Kamer worden toegezonden. Het onderzoek naar de pepperspray staat nog in de kinderschoenen en er is iets meer tijd nodig voordat duidelijk wordt of de inzet van andere geweldsmiddelen hierdoor afneemt.
De invoering van de bestuurlijke boete voor kleine, hinderlijke overtredingen was opgenomen in het regeerakkoord en er is onderzocht wat de implicaties ervan zouden zijn. Hoe sympathiek het idee ook is, de minister is ervan overtuigd dat door het opbouwen en ontwikkelen van een bestuurlijke handhavingskolom naast de justitiële handhavingskolom de rechtshandhaving en rechtsbescherming juist afnemen. Tegen zaken waar bewijslast een rol speelt, zoals het rijden door rood licht, het clandestien buiten zetten van vuilnis en het mee naar huis nemen van een winkelwagentje, kan moeilijk worden opgetreden door mensen die niet beschikken over politiebevoegdheden. Bovendien kunnen deze zaken voor de rechter komen en daarvoor zijn rechtsbeschermingseisen opgelegd in het Europese verdrag voor de rechten van de mens. Daarvoor zouden bestuursrechtelijke voorzieningen moeten worden getroffen, waarvoor personeel moet worden opgeleid dat er nog niet is. Daarom is de minister voorstander van het inzetten van toezichthouders onder regie van en in nauw contact met de politie. De experimenten in Almelo en Den Haag zijn buitengewoon interessant en vallen binnen de mogelijkheden die de wet biedt.
Er is, voorzover is na te gaan, geen particuliere beveiliging ingezet voor toezichtstaken tijdens de MKZ-crisis. Wel is gewerkt met personeel van Defensie.
Het project Op weg naar effectief oefenen heeft betrekking op het multidisciplinair oefenen bij grootschalige optredens. Aan de hand van de resultaten, die de komende weken worden verwacht, wil de minister bekijken of de bestaande oefenvormen voldoende zijn of dat de lat hoger moet worden gelegd. Daarnaast is er het nieuwe referentiekader inzake conflicten en crisisbeheersing, dat op 23 april wordt aangeboden en dat handvatten biedt voor interne oefening binnen de korpsen.
Wat het rapport Blauwe testbuisjes betreft, is de minister nog steeds in afwachting van de reactie van het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van hoofdcommissarissen. Hij zal hen aanmanen, met de reactie te komen voordat het kabinet demissionair wordt.
Het is niet de bedoeling, te komen tot een landelijke vliegende brigade. De regering streeft naar een landelijke, uniforme wijze om de ME flexibel in te zetten. Het gaat daarbij om regionale ME-korpsen die overigens vaak en intensief met elkaar samenwerken.
De minister zegt toe, schriftelijk in te gaan op de vragen over de Arbeidstijdenwet.
Naar aanleiding van de vragen over onderzoek naar Nederland en Nordrhein-Westfalen zegt de minister van Justitie dat de regering ervoor heeft gekozen, steeds meer vergelijkend onderzoek te doen met het buitenland. Dit type onderzoek staat evenwel nog in de kinderschoenen. Er moet nog heel wat graaf- en spitwerk worden gedaan voordat een duidelijk beeld van de werkelijkheid ontstaat en er komt dan ook een vervolgonderzoek. Het rapport heeft geen drie maanden op het ministerie gelegen; op 1 februari was het rapport klaar, toen is het naar de drukker gegaan en een paar dagen daarna is het de Kamer toegestuurd. Overigens is reeds in de nota Criminaliteitsbeheersing van juni 2001 aan de orde gesteld dat de overheid op een aantal punten tekortschiet.
Uit het onderzoek zijn een aantal interessante gegevens voortgekomen. Zo is de politiesterkte in Nederland even hoog als die in Nordrhein-Westfalen, maar zijn het openbaar ministerie en de rechterlijke macht in Nederland veel kleiner. Daarnaast stuurt de politie in Duitsland zaken veel sneller door naar het OM en kent Duitsland niet het in Nederland gangbare politiesepot en de Halt-afdoeningen. Ook wanneer deze verschillen in overweging worden genomen, komt de politie in Nordrhein-Westfalen tot een hoger ophelderingspercentage dan die in Nederland; het Nederlandse ophelderingspercentage moet dus omhoog. Wanneer de in de nota Criminaliteitsbeheersing genoemde maatregelen worden ingevoerd, zal het ophelderingspercentage in Nederland reeds stijgen van 15 tot 20. Ook moet de kwaliteit van de recherche worden verbeterd. Als een verdachte 150 misdrijven heeft gepleegd, gaat de Duitse politie al die zaken na. In Nederland wordt in eenzelfde situatie slechts een aantal zaken onderzocht, omdat de strafmaat op een gegeven moment een maximum heeft bereikt. Om dat te veranderen, is overleg tussen het OM en de politie nodig. Het Nederlandse ophelderingspercentage zal ook stijgen als een aantal wetsvoorstellen inzake DNA-onderzoek wordt aangenomen. Daarnaast zal ook de invoering van nieuwe ICT een bijdrage leveren. Op basis van deze punten voorspelt de minister dat het ophelderingspercentage in de komende kabinetsperiode zal stijgen tot 25.
De politie moet worden afgerekend op haar prestaties; de uitbreidingen die in de nota Criminaliteitsbeheersing worden voorgesteld, zijn gekoppeld aan de prestaties. Outputfactoren worden meetbaar en de politie zal daarop worden afgerekend. Hoe de korpsen dat realiseren, is hun eigen verantwoordelijkheid.
Wat het overzicht van bureaucratische wet- en regelgeving van de heer Rietkerk betreft, zegt de minister dat alle bestaande verantwoordingsplichten in de wetgeving zijn opgenomen om het opsporingshandelen controleerbaar te maken. Dat is een belangrijke waarde in de rechtsstaat. Het is onbegonnen werk om alle wet- en regelgeving uit te pluizen. Wel zal de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) vijf jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd, waarbij het aspect van de bureaucratie zal worden meegewogen.
Er zijn inderdaad nog regio's zonder een Bureau wapens en munitie, zoals de minister reeds heeft aangegeven in zijn brief van 25 maart 2002. Het probleem is onder de aandacht gebracht van de korpschef die dit onderwerp behandelt in de Raad van hoofdcommissarissen.
De conclusie van de Algemene Rekenkamer dat van 44% van de aangehouden jeugdige criminelen niet is te achterhalen wat met hen is gebeurd, is wat te somber. Dit kan worden teruggevoerd op registratieproblemen. Tegen een deel van de jongeren die door de politie wordt aangehouden, blijkt uiteindelijk geen bewijs te zijn. Anderen worden met een waarschuwing heengezonden. Het is aannemelijk dat niet altijd wordt geregistreerd hoe de afhandeling van deze gevallen is gegaan.
De minister juicht het invoeren van een drankverbod in de stadions toe, maar de controle moet primair een taak zijn van de clubs. Een apart drugsverbod is niet nodig, omdat drugs in Nederland al verboden zijn.
Er komt binnenkort een evaluatie inzake de inzet van de BOA's, maar de resultaten daarvan zullen niet voor 18 april voorhanden zijn.
De heer Van Heemst (PvdA) wil dat de gecontroleerde afbouw van de inschakeling van particuliere beveiliging in het publieke domein in 2006 is voltooid en dat de Kamer daarover jaarlijks wordt geïnformeerd. Als de minister dit niet toezegt, overweegt hij, de Kamer om een uitspraak te vragen. Daarnaast moet er toch ruimte komen voor gemeenten om op te treden tegen het kleine, hinderlijke ongerief.
De heer Nicolaï (VVD) pleit voor nader onderzoek naar het rapport over de vergelijking tussen Nordrhein-Westfalen en Nederland, dat gericht moet zijn op de lessen die kunnen worden geleerd van de Duitse politie. De uitspraak van de minister van BZK dat hij niet wil weten hoeveel blauw er op straat is, is onthutsend. Nu is niet te achterhalen of de doelstellingen uit het regeerakkoord zijn gehaald. Ook verzoekt hij om een nader gesprek over de mogelijkheden van gemeenten om een eigen veiligheidsbeleid te voeren.
De heer Rietkerk (CDA) constateert dat de minister de wens van zowel de Kamer als de burgers negeert door geen inzicht te willen geven in het aantal uren dat een politieman op straat doorbrengt.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) vindt dat de veiligheid van de burger er niet bij is gebaat als wordt overgegaan tot een totale afbouw van de particuliere beveiliging. Er moet ruimte zijn voor een aanvullende rol van de particuliere beveiliging onder regie van de overheid. Het verhaal van de minister over de bestuurlijke boetes is niet geheel overtuigend.
De heer Poppe (SP) verzoekt de minister, wat dieper in te gaan op de positie van de wijkagent.
De heer Rouvoet (ChristenUnie) constateert dat de discussie over het toezicht in het publieke domein onaf is.
De heer Van den Berg (SGP) wil weten welke termijn de regering in gedachten heeft voor de afbouw van de inzet van particuliere beveiligers in het publieke domein.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt dat de afbouw van de inzet van particuliere beveiligers voor toezicht in het publieke domein, in het perspectief van de nota Criminaliteitsbeheersing, binnen vier jaar kan worden afgerond. Hij zegt toe, oplossingen te zoeken om de Kamer hierover periodiek te informeren.
De minister streeft ernaar, door middel van functiedifferentiatie meer duidelijkheid te verschaffen over de taken die politiemensen vervullen. Wellicht ontstaat dan meer inzicht in het aantal uren dat bepaalde groepen politiemensen op straat doorbrengen.
In de afgelopen vier jaar is de gebiedsgebonden politiezorg vrijwel overal prioritair ingevoerd. Er bestaan allerlei maatregelen die ertoe strekken dat de wijkagent goed kan functioneren binnen «zijn» gebied.
De minister van Justitie benadrukt dat het afhangt van het volgende regeerakkoord of de afbouw van de inzet van de particuliere beveiligers in 2006 kan worden voltooid.
Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD), De Swart (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Slob (ChristenUnie), Pitstra (GroenLinks) en Horn (PvdA).
Plv. leden: Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Bakker (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Van Gent (GroenLinks ), Poppe (SP), Van Splunter (VVD), Nicolaï (VVD), Wijn (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Rabbae (GroenLinks) en Kuijper (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP) en Wijn (CDA).
Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Çörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA) en Arib (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26345-81.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.